Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zondag 10 augustus 2014

Jij en ik

Als introvert ben ik gewend te dwalen in mijn eigen wereld van gedachten. Roekeloos te verdwalen tussen ontwapenende woorden en verrijkende beelden, gevormd door en gevuld met eigen ervaringen, andermans ideeën, eindeloze informatie en uitermate boeiende verhalen. Gevoed door eeuwen aan wijsheid, waarheid en wetenschap.

Daarom koester ik bij tijd en wijle de verkwikkende stilte, zodat ik niet al te erg wordt afgeleid door wat zich buiten mij bevindt. Daarom dwaal ik graag juist gedachteloos en op het gemak rond tussen beeldende delen van de verfrissende, maar akelig aardse buitenwereld. Daarom filosofeer ik in mijn domen over rijke verhalen en gevulde fantasieën.

Het verwarrende is dat veel te veel woorden te ongedurig zijn voor vasthoudendheid. Ik moet dus geduldig vissen tussen de wirwar van onophoudelijke en veelvuldige niemendalletjes. En kieskeurig wikken en wegen, los leren laten, geduldig wachten en vurig blijven hopen.

Nooit te geforceerd.
Wel altijd alert.
Open en ontvankelijk.

Het is de kunst om de zilveren kruimels uit de oververzadigde pap te vissen. Om zo inspiratie op te doen. Te beschouwen. Te mijmeren. Elk zaadje heeft tijd nodig. Elk diamantje moet groeien, met liefde en geduld. Met objectieve afstand en tegelijk ook liefdevolle betrokkenheid.

Een woord is een wereld op zich. Je kunt er alle kanten mee op. Daarom heeft een woord een beeld nodig.
Als vergelijking. Als metafoor. Als verbindende schakel tussen de zoete, ongeveinsde binnenwereld en de harde, confronterende buitenwereld.

Ten diepste is de ander de eigenlijke buitenwereld.
Relationeel en relatief dus.

Elke rijke inhoud heeft een zekere vorm nodig, om gezien, gehoord en begrepen te worden. Het moet landen, binnenkomen, geïnhaleerd worden. Voor wederzijds begrip is het voertuig van de taal en de wereld van beelden nodig. Communicatie. En dan nog is er ontvankelijkheid vereist.

Maar niet zonder meer, want een zekere kritische distantie is altijd vereist. Een kettingreactie van beschouwingen en toetsingen aan de zijde van de ontvanger. Niet alles zal klakkeloos en roekeloos worden aanvaard als waarheid of schoonheid.

Er is dus een grote kans op niet begrepen worden. Of zelfs maar gehoord worden. Want de wereld is en blijft een kakofonie van begrip en onbegrip. Van langs elkaar heen praten en luisteren. Van tomeloze vormen, al dan niet inhoudsloze woorden en een voortdurende stroom aan meer of minder interessante beelden.

Vorm, waar is je inhoud?
Inhoud, hoe geef ik je vorm?

Men wordt zo snel misleid door buitenkant en klank, gevormd door al te snel oordeel, of al te onopgemerkt vooroordeel. Afgeleid door schoonheid of glans, kleur of opsmuk. Niet alles is licht wat als licht wordt opgediend. En te veel teleurstelling in het verleden kan argwanend maken voor innerlijke schoonheid. Omdat er muren zijn opgericht, die eerst moeten worden opengebroken. Te aangedikte vorm.

Toch blijven we voortdurend zoeken naar vormen, om verbinding te zoeken, om dieper contact mogelijk te maken, om te delen wat ons heeft aangesproken, om anderen te voeden met wat ons heeft geraakt. Ondanks alle misverstaan en vervormingen. Ondanks de vloek van zwijgen als we zouden moeten uiten. Ondanks alle verdoezelpogingen en om de hete brij heen brabbelen.

Het zit in ons en het moet er uit. Het zoekt zich een weg. Het baant zich een pad. We zoeken verbinding met elkaar. We hebben elkaar bitter hard nodig.

***

Luisteraar, wordt eens wakker.
Doe je deur eens open.
Hoe kan ik je raken?
Hoe tref ik je hart?
Lezer, hoe kan ik je ogen waarderen, waarmee je dit tot je neemt?
Hoe dring ik tot je ziel door?
Kunnen we eens samen luisteren?
Door de vorm heen, tot de inhoud geraken?

Nee, kom me niet aan met wat iemand heeft gezegd in een grijs verleden.
Vermoei me niet met een boek of een diepe waarheid.
Verschuil je niet achter duizend vormen.
Maar leen me de spiegel van je ziel.
Het venster van je leven.

Ik weet het, ik zie het, ik herken het uit mijn eigen leven, er zitten vlekjes op en rafels aan.
Er ontbreken scherven.
Het spiegelt diepe duisternis en grijze wolken.
Het regent tranen van weleer.
Ik zie, ik weet, ik herken.
Ook ik ben aangeraakt.
En zo maar de weg kwijt.
Verdwaald in mijn later.

Kom, laat al je vormen eens los.
Onze inhouden willen zo graag elkaar raken.
Haken aan de tijd.
Laten we onze ogen sluiten.
En fluisteren.
Diepzinnig luisteren.
Huiveren naar elkaar.
En huilen, glimlachen, zwijgend knikken.
Bidden naar elkaars kern.
Slikken.
En schuilen, diep in elkaars gedachten.
In een onderonsje naakte eerlijkheid.
In een momentje eeuwigheid.
Met kleine groeibriljantjes licht.

Laten we wij worden.
Jij en ik.
En groeien naar elkaar.
Vormeloos en ongrijpbaar.
En laten we dan olievlekje spelen.
In de wereld van elkaar.
Deinen op de golven en dienen van de wind.
Op de wolken van luchtigheid en transparantie.

En laten we dan voorzichtig troost en liefde delven.
Onzichtbare, delende liefde.
En haar wegblazen als paardenbloempluisjes vuur.
En dan koesterend poedelen in fonteinen van kleur.
Zwijgend in begrip.
Zachtjes.
Heel rustig.
En zingen.
Tranen met tuiten.
Zonder ophouden.
Altijd.

Jij en ik.
Wij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten