Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

dinsdag 9 augustus 2011

Delen en vermenigvuldigen

Nee, dit is geen wiskundeles, geen methode om enkele basishandelingen te leren kennen. Die hoort bij het basispakket van wat we allemaal op de lagere school al hebben meegekregen. Het gaat wel om enkele begrippen, die ook in de wiskunde, of in het dagelijkse gebruik van het rekenen worden toegepast.

Als je deelt, gaat het geheel in kleinere stukken op-ge-deeld worden. Deel je een taart in tweeën, dan hou je twee stukken over, twee helften die kleiner zijn dan het origineel. Als je vermenigvuldigt krijg je juist meer in aantal. Als je drie keer hetzelfde rondje om je huis loopt, en je doet dat elke dag van de week, dan heb je aan het eind van die week 21 rondjes gelopen.

Maar er is een spreuk, die afbreuk doet aan deze logische, na te meten, verstandelijk te beredeneren en te berekenen gedachtegang.
Gedeelde smart is halve smart, gedeelde vreugd is dubbele vreugd.
Wellicht kennen we iets van deze diepere levenswijsheid, kunnen we het uit eigen ervaring beamen.

Als je blij bent, wil je het dolgraag aan anderen vertellen. Je wilt dat anderen meedelen in het goede nieuws dat je net hebt gehoord, samen met je lachen, zingen en dansen. Samen blij zijn verhoogt de feestvreugde. Tilt je op. Samen is dus meer dan alleen.

Als je verdrietig bent, is je eerste neiging om tot in jezelf te keren, jezelf op te sluiten. De wereld en al haar indrukken dringen niet goed meer tot je door. Het interesseert je niet meer. Maar als je vrienden, je familie je in zo’n soort situatie opzoeken, er voor je zijn, dan doet dat je goed. Je hart uitspreken, je verhaal vertellen, en nog een keer, en nogmaals. Je gevoelens tonen. Je tranen laten gaan. Een arm om je schouder. Een paar woorden. Dat lucht op. Dan haal je even diep adem. Opgelucht. Het verdriet is er nog wel, maar het valt minder zwaar om te dragen.

Als een man en een vrouw liefde tot elkaar gaan voelen, dan gebeurt er iets wat meer is dan 1 en 1 bij elkaar optellen. Er vindt uitwisseling van gevoelens plaats, er is wederzijdse betrokkenheid, gerichtheid op de ander, je hebt alles voor elkaar over. Je deelt jezelf met de ander. En liefde vermenigvuldigt. En uiteindelijk kan dat dus ook letterlijke vermenigvuldiging betekenen. Er komen nakomelingen.

Het zijn allemaal voorbeelden van delen en vermenigvuldigen in een andere betekenis dan die van rekenen en wiskunde. Een wonderbaarlijk, maar niet logisch principe. Van geven wordt je rijker. Delen is vermenigvuldigen. Het is een beeld van een hemelse werkelijkheid, die we heel snel vergeten, over het hoofd kijken. Omdat we de neiging hebben om te vergaderen, te verzamelen, op te stapelen, meer te zoeken dan we werkelijk nodig hebben. Het zit in ons bloed, in onze genen, in ons karakter, in onze maatschappij.

Afgelopen zondag werd er in de kerk, een Nederlandstalige kerkdienst in Jupille, gelezen over de wonderbare spijziging uit Mattheus 14. De tekst was uit Deuteronomium 8, ‘U zult niet leven van brood alleen’, maar wat bij mij bleef hangen, waren juist de woorden van de discipelen, uitgesproken tegen Jezus ‘Wij hebben niets’ en de droge conclusie aan het eind ‘en er waren twaalf manden met brokken over’. Daar klonk dat voor mij zomaar ineens door, het principe van delen en vermenigvuldiging. Pats, boem, in één keer binnen. Juist het wonder in dat alledaagse van gewoon brood …

Wij hebben niets, nee. Alles moeten we los laten. Als de dood komt, kunnen we niets meenemen. Maar ook nu al moeten we leren niet te hechten aan dat aardse, dat materiele, dat tijdelijke. Natuurlijk moeten we liefhebben, werken voor ons brood, eten om te leven, tevreden zijn met al het goede. Volgens Prediker mogen we genieten van alles wat we ontvangen.

En toch is er ook een andere kant, een diepere laag, een uitstrekken naar hogere zaken, een uitzicht op geestelijke verworvenheden, een verlangen naar geestelijke gaven.

We hebben niets. Maar we mogen bidden om alles. Om het los te laten. Om het uit te delen. Om het te delen. Om het te vermenigvuldigen.

In liefde, in relaties, onderling. Aan mensen, die je dierbaar zijn. Aan mensen ook, die je niet kent. Aan mensen, die het nodig hebben.

In woorden, in daden, in geld, in voorbeden. In praktische en geestelijk hulp. In gezamenlijk verlangen. In omzetten van dromen in werkelijkheden. In luisteren en er zijn. In samen zingen en blij zijn. In samen huilen en stilzitten. Zwijgen zolang het nodig is. De gebrokenheid en de pijn delen. Ervaringen en gevoelens uitwisselen. De tweede mijl lopen, en de derde en de vierde, als het nodig is.

Van dat soort geven worden we rijker. In ieder geval niet armer. Het kan ons eigen leven verrijken. Het maakt ons wijzer en meer ervaren. Minder egoïstisch. Meer betrokken op anderen.

En het maakt ons ook meer afhankelijk. Want we kunnen dat niet zomaar van onszelf. Wij hebben niets, net zoals de discipelen. Dus wat we geven, moeten we van Boven ontvangen. God is rijk, Hij geeft overvloedig. Wij mogen het doorgeven, uitdelen, weggeven. Maar Hij wil er wel om gevraagd worden. Hij komt pas tussenbeide als wij het niet meer weten, niet meer kunnen, aan het eind van ons Latijn zijn.

En dan blijkt zomaar dat we zelfs over kunnen houden. Het is een overvloed, die niet in tastbare zin verkoopbaar is. Of overdraagbaar. Of bewaarbaar. Het is als het manna in de woestijn. Genoeg voor dat moment. Toereikend voor nu. Niets meer, niets minder. Leven bij de dag. Geen zorgen voor morgen.

Wij bouwen zo graag reserves op. Nu sloven om later uit te kunnen rusten. Misschien moeten we leren om juist andersom te denken en te doen. Omdenken.

Nu meer vertrouwen op God, ons helemaal overgeven aan Zijn leiding en bewaring. Zijn voorziening. Dankend voor alles wat Hij geven wil. Voor Wie Hij is. Stil zijn en Hem ervaren, voelen, aanwezig weten. Gelovend luisteren. Vragend open staan. Biddend omhoogzien. Verlangend uitzien. Samen met Hem blij en verdrietig durven zijn. Alles aan Hem overgeven.

Alles loslaten.

En niet zoveel gericht zijn op de toekomst, plannend bezig zijn, ons zorgen makend, calculerend, berekenend, schuren bouwend.

God zorgt ook wel voor de toekomst. Net zoals Hij voor vandaag zorgen wil.

Wat is dat een rust, alles over mogen geven. Wat geeft dat een innerlijk vertrouwen, weten dat Hij waakt en zorgt, geeft en deelt, op Zijn tijd en wijze.

Maar o, wat is het moeilijk. Tegennatuurlijk. Tegendraads. Onmenselijk. Het heft uit handen geven. Afhankelijk zijn van een Ander. Niet meer zelf aan het roer. Aan de macht. Aan het hoofd.
’Geven jullie hen te eten.’ ‘Maar we hebben niets.’
‘Bij God zijn alle dingen mogelijk.’ (Lukas 18 : 27)
Wees een discipel. Leer voor jezelf, om te groeien, maar ook om het aan anderen te leren.

Wees een volgeling. Loop Hem achterna. Hij weet de weg.

En doe wat je doen moet. Omdat Hij het heeft beloofd. Omdat Hij het wil. Omdat Hij het geeft.

Geloven.
Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. (Hebr. 11 : 1)

Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. (Hebr. 11: 6)
Zaaien.
De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt. (Lukas 10 : 2)
Werpen.

‘Werpt uw brood uit op het water, en u zult het vinden na vele dagen.’ (Prediker 11 : 1)
Vissen.
‘Volg Mij en ik zal vissers van mensen van jullie maken.’ (Markus 1 : 4)
Bidden.
‘Bid en u zal gegeven worden.’ En: ‘Wie bidt, die ontvangt.’ (Matth. 7 : 7 en 8)
*** 

N.B. Opvallend toevallig, gisteren legde ik de laatste hand aan deze denk- en leesoefening, ’s avonds las ik in het bijzondere boek ‘De Crux’ hoe deze zelfde wonderbaarlijke spijziging een belangrijke rol in iemands leven had gespeeld. En hij deze ook samenvatte in de woorden ‘Delen is vermenigvuldigen.’ Geloof het of niet …

Geen opmerkingen:

Een reactie posten