Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 31 augustus 2013

Rusteloos

'Participate in life instead of just watching it pass you by.'
We gaan.
We gaan door.
We gaan altijd maar door.
We zijn altijd maar bezig.
Vullen de gaatjes.
Proppen de tijd vol met doen en met laten.
Rennen van hot naar her.

We willen.
We willen alles.
We willen alles nu.
We willen altijd maar meer.
En nieuwer.
En beter.
En anders.

We observeren.
We absorberen.
We kijken.
We lezen.
We leren ons suf.
We voeden ons met informatie
Onnodige, overbodige kennis en weetjes, ditjes en datjes.
Informatie die niet beklijft.
We zijn geobsedeerd door het willen ontleden van alle mogelijke details.
Maar verliezen de grote lijnen zo gemakkelijk en ongemerkt uit het oog.
We vergapen ons aan gala, glitter, glamour, schone schijn.
Gelikte shows, theatraal theater.
Roemen de buitenkant.
Prijzen het decor.
Verniste schoonheid, die kwistig wordt verspild.
Laagjes losheid.

Ze verkopen ons luchtkastelen.
Ze versimpelen complexiteit.
Ze houden ons voor simpele typetjes.
Ze verklaren, zachtjes en discreet, de luchtigheid tot hoogste norm.
Aan vormen geen gebrek.
Iedereen lijkt gehypnotiseerd door versnipperd gapen, gefragmentariseerde leegheid.
Gecamoufleerd nihilisme.

Het bruist en beeft van intense bezigheden en hyperbeweeglijkheid.
Op jacht naar steeds meer, nemen we met minder geen genoegen.
Maar niets kan onze leegheid vullen.

Verdoezelen we onze eindigheid zo niet?
Vergeten we soms te leven?
Durven we ook van ophouden weten?
Laten we pijn toe in ons leven, pijn die ons hart kan raken?
Waar is alles als we leeg zijn geworden?
Verstopt het licht zich als het donker is?
Waar is het kind in onszelf gebleven als we, ouder geworden, achterom durven kijken naar ons leven?
Waarom hameren alle vragen zo eindeloos door?
Zijn er dan geen antwoorden te vinden?

***

We zijn zo rusteloos.
Onze leegheid zoekt een anker.
Onze kilheid vraagt om liefde.
We zien te vaak de kracht van eenvoud over het hoofd.


Bij het al te zweverige experimenteren met allerlei moderne vormen van zingeving met losse, niet-bindende schreden op allerlei zijpaden, wordt maar al te vaak het doel gemist.
Op zoek naar grote hoogtes op bergen van weleer, worden we zomaar verblind door het licht van te dichtbij of kijken we wellicht huiverend de grote, langgerekte diepte in, die verder reikt dan onze horizon.
We bouwen fanatiek een systeem, een leer, een waarheid met mitsen en maren, tot het een kathedraal wordt, die boven ons hoofd groeit, waar een ijzige wind ons hart verkilt, en uiteindelijk wordt het systeem ons de baas met huid en met haar.

Hebben we het lef om stil te staan en om te kijken?
Durven we de stilte aan?
Onszelf onder ogen komen?
Reflecteren?
Alles loslaten en in het licht brengen van onze eindigheid?
Durven we terug?

Er is een paradox.
Ze noemen het leven.
Gebouwd op herinneringen.
Mooie momenten.
Maar ook de pijnlijke, evengoed gegrift in ons geheugen.
Een roekeloze mix van kruispunten.
Leven is verzadigd worden, in het hier en nu, maar waarvan?
Leven, is ook op weg zijn, vooruit, maar waar naartoe?

Er is vreemd licht in de duisternis.
Er is een duister geloof in ons verzwakte geloof.
De drang naar volmaaktheid brengt ons nadrukkelijk bij onze tekortkomingen.
Als we verdwalen leren we naar huis verlangen.
Waar we aan voorbij rennen, haalt ons uiteindelijk in.
Het gladde water herinnert aan de rimpelingen van gisteren.
We drijven op het vermoeden van licht.
Onze houding van onachtzaamheid breekt uiteindelijk stuk op de rots van de geschiedenis, die we willen vergeten en ontlopen.
We zijn gemaakt, gevuld, volmaakt met een geest die altijd dieper, hoger, verder wil dan wij reiken kunnen. Het verlangen van onze ziel is gericht op het grotere, alomvattende, wat desondanks uit zicht verdwenen is.
Verdreven uit een hemelse oase.
'Stop leaving and you will arrive, stop searching and you will see, stop running away, and you will be found.'
***


Laten we omhoog kijken, naar onze tegenpolen.
De libellen met hun knisperende vleugels.
Onrustig van beweging, zwevend, zoekend, rondjes draaiend in de lucht, in het ongewisse krachtenveld tussen hemel en aarde.
Roekeloos alles aanschouwend met grote ogen, maar terdege gespitst op alle gevaar van beweging rondom.
Vreemd genoeg komen zij pas tot rust en onbeweeglijkheid, als zij zich hechten aan materie, door de wind bewogen halmen van aardsgerichtheid.
Zij drinken daar niet, eten niet, bewegen niet.
Zij zitten daar te stil te rusten, te mediteren, te genieten van het moment.
Zij lijken, aan de lucht onttrokken, te bidden.
Heel basaal en authentiek.

Pas dan, in die rust, kunnen wij ze vangen in beelden.
De sprekende kleuren van heimwee.
De tere vleugels van verlangen.
De grote ogen van doorzien, de donkere toekomst in.

In het contact met de aarde, lijken ze tot hun doel te komen.
Een niet te verstoren rust.
Eindelijk thuis.

En wij, mensen, paradoxaal genoeg, zijn voortgekomen uit diezelfde materie, geworden uit stof.
Onze adem, onze geest, onze ziel is juist gegeven om verder te leren kijken.
Te zoeken tussen hemel en aarde.
De tijd te ontvluchten.
Tot een weg te komen van liefde en genade.
Door contact te zoeken met de eeuwigheid.
Te leren luisteren naar de Eeuwige.
Die woorden heeft gegeven, die beelden heeft gebruikt.
Om ons verlangen op te wekken.
Om te vragen waar we niet aan voldoen kunnen.
Om geestelijke vrucht te dragen.
Om te delen.
Om te dromen.

En wij, wij willen ons liever en steeds weer, hechten aan die materie.
Dat wat modder is en vergankelijkheid laat zien.
Dat wat voorbij gaat.
Stof.

Wij dobberen liever stuurloos over een gevaarlijke zee, dan ons te laten leiden door een baken van licht en wenkende liefde.
Wij praten oeverloos.
Wij zoeken vruchteloos.
Wij werken eindeloos.

Rusteloos.
Zo ongelooflijk rusteloos zijn wij.
Wij liken, wij sharen, wij delen, wij kwetteren, wij kwekken, wij schrijven, wij vullen de leegte, wij vervuilen de ruimte tussen hemel en aarde met overbodigheid, wij arbeiden tevergeefs, wij ploeteren en toeteren, wij hebben korte lontjes en bouwen onze ivoren torens, wij bereiden onze stokpaardjes en bereizen de ganse aarde in vogelvlucht.

Wij ontlopen de gebrokenheid.
Wij negeren de dilemma's.
Wij durven de pijn niet in de ogen te kijken.
Wij verdragen niet.
Wij staan niet zij aan zij.

Leven wij wellicht tevergeefs?

Laten we stoppen met ons dodelijke spel.
Laten we minder doen.
Laten we zijn.
Laten we stil zijn.
Ons onthechten van materie, van steeds maar meer.
Laten we los leren laten.
Durven.
Doen.

Laten we zoeken in onze ziel, naar de Geest, die ons zoekt.
Laten we bidden, bidden tot de hemel, naar de God, die materie niet schuwde.
Die zich ontledigde.
Die zich overgaf.

Laten wij ...
Wij?
Ik ...!
'Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U, o God.' (Augustinus)


1 opmerking: