Gisteren.
Aan het eind van de middag.
Het dreigde van wolken.
Grijs als de nacht.
Zwaar van regen.
Maar.
Het danste ook van licht.
Goud glimmend licht.
Laag licht.
Luchtige wolkjes aan de horizon.
Gedreven door de wind.
Snel wisselde het landschap van kleur.
Van licht.
Van decor.
Tot het ineens begon te flonkeren.
Duizend kleine wolkjes.
Koper van kleur.
Genegen naar goud.
Tegen een duistere achtergrond.
Een prachtig gedicht van licht.
Een lommerrijk plantsoen van hemelvlagen.
Een dorstige lucht.
Een feest van voorbijgaan.
Even.
Heel even.
Nog geen tien minuten.
Toen doofde de hemel.
In de avond van voorbij.
In de wacht gelegd.
Bewaard tot de volgende openbaring.
Door de nacht verzwolgen.