Het is voor mij een poging om dat wat ik zelf geloof, aan anderen duidelijk te maken, zodat het herkenning oproept. Tot nadenken stemt. Tot Verwondering leidt. Omdat het niet alleen om het tastbare, het zichtbare en het hier en nu gaat. Omdat er meer is tussen hemel en aarde. En dat is soms wel eens moeilijk om over te brengen.
Nou is het wel de kunst om dat wat je gelooft op een geloofwaardige, praktische en authentieke wijze aan te laten sluiten op je dagelijkse leefwereld. Om je geloof in praktijk te brengen. Om niet alleen in woorden, maar ook in daden te laten zien waar je in gelooft. Om 'christelijk' te zijn en te doen. Om christen te zijn in hart en nieren, met hoofd en hart en handen. Om Jezus na te volgen.
Dat is een opdracht. Maar het is ook een opgave. En een niet zo makkelijke opgave ook, waar veel mensen moeite mee blijken te hebben. Hoe geef je handen en voeten aan je geloof? Wat kan ik doen? Hoe moet ik leven?
Voor veel kerkgangers lijkt de kerkdienst op zondag het 'moment suprème' te zijn, het hoogtepunt van de week. Daar gebeurt het. Daar wordt je gevoed. Opgevoed. Gevormd. Daar leer je wat je al weet. De ontmoeting met medechristenen. Dat is de eredienst. De ontmoeting met God. In het huis van God.
Maar is dat allemaal wel zo? Ik waag het zo langzamerhand voorzichtig te betwijfelen. Ik word er in ieder geval maar weinig gevoed, laat staan gevormd. Ik leer er maar heel weinig nieuwe dingen. En alleen maar consumeren en luisteren geeft mij weinig gemeenschapsgevoel. Het is mij te kil, te vrijblijvend, te weinig praktisch, te afstandelijk, te massaal. Dat ligt waarschijnlijk wel grotendeels aan mij, maar toch ook weer niet alleen. Ik spreek uiteraard voor mezelf, maar ik hoor het van heel veel mensen, uit verschillende kerken, van uiteenlopende kanten.
Het lijkt alsof je in twee werelden leeft, de ene een christelijke, nauwkeuriger gezegd kerkelijke wereld, met alle bekende, om niet te zeggen overbekende, steeds herhaalde zaken. Tradities en rituelen. Zondags, maar als je wilt ook de hele week door, op allerlei clubs, thema avonden etc. Maar kennelijk alleen in een volgepropt winterseizoen .... De andere is de doordeweekse wereld, van werken en leven, je woonplaats, je familie, je gezin, nevenactiviteiten als sport. Twee gescheiden compartimenten, lijkt het wel.
En ja, dat hoort zo, we leven in twee werelden, dat is Bijbels ... Het standaard antwoord ligt al klaar.
Maar klopt dat wel? Zo, op deze manier? Zij tegen wij. Zij die buiten zijn en wij die binnen zijn. Er is geen veilige haven, geen ommuurde stad, geen ivoren toren, van waaruit wij vurige pijlen af kunnen schieten. En wie belangstelling heeft, die wordt toch wel door God geroepen, getrokken, naar binnen geleid. Zegt men.
Ik denk dat Jezus wat anders bedoelde toen Hij het over het koninkrijk had, dat niet van deze wereld was. Zijn gelijkenissen, vergelijkingen uit het dagelijks leven, laten ook iets anders zien. Zelfs religie en godsdienst, waar toch alles om leek te draaien in de dagen van Jezus, kunnen ons niet redden.
Het gaat om genade, geloof, vertrouwen en liefde. Dat zijn woorden, die altijd in relatie staan tot personen. Dat zijn, nog korter gezegd, relaties.
Hoe sta je tegenover God? Hoe sta je tegenover je medemensen? Dat zijn de twee belangrijkste vragen in je leven. Naar mijn bescheiden mening. En ik meen er grond voor te vinden in de Bijbel. Het is een soort driehoeksverhouding. Ik, God en de ander. En dat houdt allemaal verband met elkaar. Op elkaar betrokken, aan elkaar gelieerd. Als het goed is. Je bent een Eiland en toch ook weer niet.
Het is de samenvatting van de Wet, de Tien geboden, die Jezus gaf in het evangelie, maar die we ook al kunnen lezen bij de eerste wet die op de Horeb werd gegeven.
Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’ (Matth. 12 : 28-31)
Want de HEER, uw God, is een God van liefde. Hij zal u niet verlaten en u niet in het verderf storten. Wat hij uw voorouders onder ede heeft beloofd, vergeet hij niet. (Ex. 4:31)Terug naar de twee werelden. Er is, daar begon ik mee, een werkelijkheid, die we niet kunnen zien. Een geestelijke werkelijkheid, een eeuwigheid, de dimensie achter of boven of buiten de tastbare, zichtbare wereld waarin wij leven. Die laatste is beperkt door tijd en ruimte, de eerste is eeuwig. De laatste is van voorbijgaande aard, de eerste blijft altijd bestaan, en was er al voor onze werkelijkheid werd gemaakt, gevormd, gecreëerd, geschapen uit het niets.
Er is nog een andere tweedeling te maken, als we ons beperken tot de mens. De mens heeft een lichaam, met zintuigen, om te bewegen, te functioneren, te zien, te horen, te voelen en te kunnen ervaren. Hij heeft ook een ziel, een geest, daarmee kan hij leren, weten, denken, liefhebben, geloven.
***
Beide soorten werelden, zoals hierboven omschreven, op de een of andere wijze van elkaar onderscheiden, maar toch ook nadrukkelijk aan elkaar verbonden, ineengevlochten, hebben echter ook een probleem.Er is zonde, gebrokenheid, tekortschieten. Er groeit onkruid tussen de tarwe. Rozen hebben doornen. Naast prachtige bloemen zijn er ook distels. Er is liefde maar ook pijn. Het wonder van het lichaam kent ook ziekte, aftakeling, disfunctioneren. Er zijn aardbevingen en overstromingen, midden in de ongelooflijke schoonheid van de natuur. De zachte wind kan ook een ziedende storm worden. Het leven loopt uiteindelijk uit op de dood.
Dat komt, het wordt onomwonden, maar toch summier verteld, omdat er iets is gebeurd, in het verleden. Er is kortsluiting geweest. Ooit. Op aarde, in het paradijs. De mens die als God wilde zijn. In de hemel ook, daarvoor nog. De Satan, Lucifer, die als God wilde zijn.
Dat is waarom er goed en kwaad is. Dat is waarom er in ons een strijd gaande is. Dat is waarom de strijd op aarde nooit gestreden zal zijn. Waarom er geen zij-en-wij-indeling te maken is. Er zijn geen goedkope antwoorden op het lijden. Het is geen goedkope Western met een simpele indeling van de wereld in braverikken en slechterikken.
Dat kwaad, die ziekte, de zekere dood, het is tot in onze botten doorgedrongen, we zijn er door besmet, aangetast, doordesemd. Wie eerlijk is tegenover zichzelf, herkent het. Elke dag.
Het heeft geen logica voor ons verstand, maar het is nochtans de enige plausibele verklaring die er voor dit duivelse dilemma is te vinden. Niet te begrijpen, niet te volgen, niet te accepteren. Bij tijd en wijlen hartverscheurend, waaroms opwerpend die voorlopig niet beantwoord zullen worden.
Dat conflict tussen goed en kwaad speelt zich af op allerlei niveau´s, buiten ons en binnen ons, zelfs ook onzichtbaar voor ons, in de geestelijke wereld. We vermoeden het, we merken het, we worden er in meegesleurd, het beïnvloedt en verandert ons.
Dat is de reden dat God naar de aarde, onze werkelijkheid, ons als mensen kwam, om de kloof die er is gekomen te overbruggen, om redding te brengen, om door de dood heen te gaan en op te staan tot een nieuw leven.
Om ons genade te schenken, door tot het uiterste gegeven liefde. Waarmee Hij in principe het kwaad overwon, de duivel aan banden heeft gelegd, terugging naar Zijn Vader, voor ons bidt, een Stad voor ons aan het bouwen is. Op ons wacht.
***
Nu weer terug naar ons leven, hier en nu. We maken deel uit van de wereld van ruimte en tijd, hebben onze dagelijkse beslommeringen, participeren in de sociale verbanden van gezin, familie, kerk en werk. Maar als gelovigen hebben we onze ogen in geestelijke zin ook in geloof en vertrouwen gericht op de andere wereld, de dimensie van God.We leiden een dubbelleven, als het ware. Niet in de zin, dat we incognito deel uitmaken van twee werelden, met een masker op, maar in de betekenis dat we telkens opnieuw in de dagelijkse wereld nodig hebben om weer herinnerd, opgeladen, geijkt te worden aan de geestelijke wereld, maar ook andersom, dat we ons niet terugtrekken in de zuil, de vier muren van het klooster, de momenten of dagen van bezinning, maar dat we terugkeren, telkens weer, vanuit de bemoediging en de vertroosting, vanuit de verdieping en de eye-openers, naar de dagelijkse praktijk.
Dagelijkse voeding door het lezen van het Woord, de woorden van God, als afdalende boodschappen, die ons hart raken. Maar ook door onze vragen, onze worstelingen, onze dank en onze lof, onze dilemma's en tekortkomingen aan Zijn voeten te brengen, neer te leggen, los te laten, door middel van het wonderlijke middel van het gebed. Door stil te worden en in te keren tot onszelf, waardoor we het fluisteren van God Zelf weer kunnen horen. Dat is de lijn naar boven, de relatie met God, het totaal liefhebben van God.
En de beweging weer terug. Onze ogen opendoen. Opstaan. In beweging komen. Handen uit de mouwen. Hulp bieden waar dat nodig is. Antwoorden geven als er vragen gesteld worden. Opmerkzaam te zijn. Aanwezig te zijn. Luisteren en zwijgen, vertellen en verwoorden. Te strijden voor barmhartigheid en gerechtigheid. Eerlijk en oprecht onze weg te gaan. Recht door zee. Verdragend en inslikkend als we persoonlijk verwijten te horen krijgen. Maar ook strijdbaar opkomen voor het zwakke en vertrapte, voor de verschoppelingen en de geraakten. Relaties dus met, liefhebben van onze naasten.
Onthecht van alle materie. Vervuld van liefde en bewogenheid. Als een pelgrim, als een vreemdeling. Getrokken door genade van boven, gericht op het niet-zichtbare. Met je voeten in de modder, maar je wandel in de hemel, zoekend naar dat wat boven is.
Ik ben een vreemdeling op aarde. (Psalm 119 : 19)
Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. (Fil. 3 : 20 SV)En het vreemde is, je gaat Jezus zien, ontmoeten, tegenkomen, in de ander. In de kansen en mogelijkheden. Je gaat God ontdekken, als je meer gaat durven, als je stappen in geloof gaat zetten. Jij kunt het niet, Hij kan het, Hij doet het, als jij gelooft en vertrouwt. Als je in Hem gaat geloven, ga je Hem meer en meer zien. In het gewone, dagelijkse leven, niet persé in bijzondere gebeurtenissen of verschijnselen.
Twee werelden, ja inderdaad, maar soms raken ze elkaar. Heel even. Onverwacht. Als troost. Als het wapperen van een gordijn. Als vooruitblik hoe het worden gaat. Dat maakt dat je geloof versterkt wordt. Dat je voort kunt gaan. Dat je weer kunt danken. Dat je weet, Hij ziet alles. Dat je weet, ik zie Hem niet, maar soms weet ik, voel ik, heel duidelijk, dat Hij er is, mij ziet, weet van mijn bestaan, mijn worstelingen, mijn verlangen, mijn geloof en ongeloof!!
Want Gods oog is op de wegen van de mens gericht, geen van zijn stappen blijft voor hem verborgen. (Job 34 : 21)
Ik houd mijn oog gericht op de HEER, hij bevrijdt mijn voeten uit het net. (Psalm 25:15)
Anton,je blog weer met aandacht gelezen.Wat de kerk betreft,ik moest denken aan de gewoonte in veel gezinnen,vroeger en misschien nu ook nog,om op zondag op bezoek te gaan bij de ouders.Het gebeurde,was eigenlijk vanzelfsprekend.Toch heb ik
BeantwoordenVerwijderener goede herinneringen aan en heeft het ook vorm gegeven aan het onderhouden van de band,ook nadat
grootouders en ouders waren overleden.
Bij het kerk zijn denk ik weleens aan het familie zijn,ook al voel je verschil,spreken dingen je niet zo aan,toch kom je samen,want je
beseft dat de anderen er ook zijn omdat ze de
Vader liefhebben en als de preek me dan niet zoveel zegt of ik liever andere liederen zou zingen,bid ik voor mijn broers en zussen of denk
ik erover na.En vanuit dat familie zijn gaan we
weer de wereld in,en ontmoeten ieder die op onze weg geplaatst wordt,en herkennen Zijn beeld
in de ander,vanwege zijn LIEFDE.Wat een genade.