Wij Nederlanders zijn maar een lomp volkje. Vinden anderen. Zeggen alles wat we denken. Recht voor z'n raap. Zelf noemen we dat eerlijk. Geen blad voor de mond. Geen zelfbeperking. Je kunt maar beter weten waar je aan toe bent. Maak van je hart geen moordkuil. Het kan er maar uit zijn. Lucht lekker op. Wat het doet met de ontvanger, tsja, daar denken we over het algemeen niet zo bij na. De reacties bij sommige krantenberichten blinken niet uit in fijngevoeligheid, om het maar eens eufemistisch te zeggen.
Engelsen zijn wat dat betreft 'gedistingeerder'. Ze vermommen hun kritiek, als ze die al hebben en willen uiten, in weloverwogen ironie of onderkoelde humor. En daarbij lachen ze ook nog beminnelijk. Nemen bij wijze van spreken hun hoed nog voor je af. Het mocht eens al te hard aankomen ...
Toen ik als hervomde puber uit een zeer 'christelijk', liever gezegd 'kerkelijk', dorp uit de Biblebelt-polder mijn intrede deed in het middelbaar onderwijs, werden er al snel pogingen in het werk gesteld om mij enige kennis van de vaderlandse literatuur bij te brengen. Ik zal niet zeggen dat ik wereldvreemd was, en ik had uit de plaatselijke bibliotheek bijna alles gelezen wat er te lezen was (voor de jeugd dan), maar ik kan toch niet zeggen dat het lezen van literatuur mij nou echt in positieve zin gevormd heeft. Wat een bagger en braaksel kwam er voorbij ...
Omdat je dat ook allemaal nog moest doen in de examenperiode, wat dus van de studeertijd van de andere vakken afging, en je heel veel meer moest lezen dan tegenwoordig, en ik dat ook nog moest doen voor Duits en Frans (haal adem, nu ...), ben ik volledig afgeknapt op lezen en school. Ten eerste omdat die dertig boeken voor Nederlands bijvoorbeeld in een uur mondeling overhoord werden en ze dus nooit allemaal behandeld konden worden. Ten tweede omdat bij Engels en Duits bleek dat je meer beoordeeld werd op je mondelinge uitdrukkingsvaardigheid dan op de inhoud van welk boek dan ook. Wetend dat anderen alleen uittreksels gelezen hadden. Ten derde omdat je hier helemaal niet op was voorbereid. Leren om te leren, hoe je moest leren, wat je moest leren, wat je kon verwachten? Dat leer je toch niet op school?
Affijn, conclusie van deze zijweg, na school heb ik heel lang geen boek meer gelezen. Compleet afgeknapt, zeker op de literatuur. Wat een donkerheid, wat een nihilisme, wat een zinloosheid, wat een laag-bij-de-grondsheid. Was dat nou het leven? Niet meer dan dat? Je kunt het wel mooi opschrijven, maar gaat het niet om de inhoud? Kennelijk een andere afdeling ...
Uiteraard chargeer ik nu. Er waren wel mooie boeken. Arthur van Schendel, A. den Doolaard, Hubert Lampo en wellicht nog een paar, die ik me nu niet zo snel kan herinneren. Maar over het algemeen waren het boeken met vragen die ik niet herkende en een boodschap die heel ver te zoeken was, als er al sprake was van een boodschap. Het leven is zinloos, beter kun je het niet samenvatten ... Heel leuk dat je een boek kunt ontleden, maar wat voegt het verder toe?
De Joodse literatuur, ook de vormen die je in de Bijbel terugleest, maakt vaak gebruik van beeldende vormen. Veel herhalingen. Vergelijkingen. Met andere woorden hetzelfde proberen uit te leggen. Dat is naar ons idee een wat omslachtige manier van uitleggen. Wij zijn gewend om te zeggen waar het op staat. Niet moeilijk doen. Als je er mee bent opgegroeid valt het misschien niet zo op, maar sommige Bijbelboeken zijn zeer poëtisch in hun proza. In sommige vertalingen zie je dat terugkomen in de manier van zetwerk.
Wat je in de Bijbel ook vaak ziet is het gebruik van metaforen. Bij een metafoor maak je gebruik van beeldspraak. Je neemt een voorbeeld uit het dagelijks leven (een beeld), om er iets anders mee duidelijk te kunnen maken. Om maar meteen een paar voorbeelden te geven, als je moeder zegt dat het een zwijnenstal is, snap je dat ze dat niet letterlijk zo bedoelt. Als van iemand wordt gezegd dat hij zich als een beest gedraagt, is dat niet positief bedoeld. En Jezus zei van zichzelf: 'Ik ben het Licht der wereld,' en 'Ik ben de goede Herder'. Hij bedoelt dat niet letterlijk, maar figuurlijk. Hij is niet de zon zelf, maar gebruikt het beeld van het zonlicht om daarmee aan te geven dat Hij de bron van een ander, geestelijk licht is. En dat Hij de mensen wil leiden, wil hoeden, wil sturen, wil voeden. Alsof Hij een herder is. Begrijpelijk en aansprekend beeld voor de mensen toen. Ze zagen het in hun dagelijks leven terug. En herkenden het. Wij begrijpen het al minder. En jongeren minder dan de ouderen. Het komt niet in ons straatbeeld meer voor.
Het is al een wonder dat we taal tot onze beschikking hebben om met elkaar te kunnen communiceren. Dat we van jongsaf aan opgroeien en steeds meer leren om de dingen om ons heen te benoemen, zodat we weten wat we bedoelen. Zodat we elkaar kunnen begrijpen. De concrete dingen hebben allemaal een naam en als ik iets zeg begrijpt de ander meteen wat ik bedoel.
Het wordt al moeilijker als we abstracte dingen een naam gaan geven. Als ik 'liefde' zeg, dan is dat een niet direct concreet begrip. Het zou kunnen dat de één daarbij aan 'sex' denkt, de ander aan 'ouderliefde' voor een kind, terwijl ik het bedoelde in de diepste vorm, zelfopofferende, zichzelf wegcijferende liefde. Zo zijn er meer voorbeelden te geven. Om maar aan te geven dat communicatie best lastig is, omdat wat je zegt verkeerd begrepen, ontvangen kan worden. Omdat jouw referentiekader niet hetzelfde hoeft te zijn als het mijne.
Het is opvallend hoe vaak in het Nieuwe Testament de metafoor van het koninkrijk wordt gebruikt, ik tel zo maar even ruim tweehonderd keer. Zelfs een aantal gelijkenissen wordt betrokken op dat koninkrijk van God. Daar is een aparte serie Bijbelstudies van te maken. Een uitspraak die Jezus op het eind van zijn leven deed vind ik zelf de mooiste, namelijk die Hij tegenover Pilatus uitsprak, vertegenwoordiger van de Romeinse overheid: 'mijn koninkrijk is niet van deze wereld.'
Brian McLaren, die onlangs in het Nederlands Dagblad werd geïnterviewd, stelde dat de metafoor van het koninkrijk, misschien in de huidige tijd door andere metaforen zou moeten worden vervangen. Metaforen die door de mensen van onze tijd begrepen zouden kunnen worden, aansluitend bij ons tijds- en wereldbeeld. Omdat niet-kerkmensen niet dezelfde taal spreken, niet dezelfde beelden begrijpen als wel-kerkgangers. En we elkaar dus ook vaak niet meer begrijpen. Niet op dezelfde golflengte blijken te zitten.
De Bijbel en de boodschap van de Bijbel moet dus 'vertaald' worden, zodat de gemiddelde mens begrijpt wat er bedoeld werd, toen, in de tijd dat het opgeschreven werd. Er moeten dan ook andere 'beelden' worden benoemd, om hetzelfde te zeggen. De metaforen van toen moeten worden veranderd in metaforen van nu. Zegt McLaren. Hij noemt dan als voorbeeld, het 'ecosysteem van God', als vervanger van de metafoor van het koninkrijk. Of 'Gods droom'. Op het blog van Henk Medema ontstond hier afgelopen week een pittige discussie over.
Het probleem bij elke metafoor is namelijk dat je die ook weer uit moet kunnen leggen. Hij moet begrepen worden. En elk beeld, elke metafoor verwijst naar iets hogers, iets diepers, maar is tegelijkertijd ook een tekortschietend beeld, omdat je er niet alles mee kunt 'vangen'. Als je met woorden van deze wereld, onze tijd, onze taal, onze werkelijkheid, iets uit wilt drukken van de andere werkelijkheid, die andere dimensie, de hemel, het Paradijs, de eeuwigheid, het rijk van God, dan kom je daar woorden, taal, beelden en metaforen voor tekort. Het blijft gebrekkig. Omdat we nu nog niet exact weten hoe het dan zal zijn. Omdat er in de Bijbel van de hemel wel af en toe een tipje van de sluier wordt opgelicht, maar we niet alles te zien en te horen krijgen. Omdat zelfs de visoenen die profeten ervan zien, beelden zijn. En elk beeld, wordt aan de kant van de ontvanger ook weer gefilterd, getoetst aan een referentiekader, en vervolgens geïnterpreteerd. En die ontvanger, die profeet, profeteert zijn boodschap ook weer naar anderen, ontvangers die het weer interpreteren. Genoeg mogelijkheden voor storing en miscommunicatie dus.
Toch blijf ik de metafoor van het koninkrijk het mooist vinden. Omdat het zoveel zegt. Omdat het juist anders is dan je verwacht. Dat was toen al zo, rond het jaar 33, en dat is nog steeds zo.
Mooi hè, die Bijbel? Zoveel stof tot overdenking. Zo rijk in taal. Zo beeldend. Zo vol metaforen. Zo vol van vergezichten. Prachtig, dat God zich wil aanpassen aan onze menselijke denkkaders om Zichzelf te communiceren. Te openbaren. Te laten zien, horen, begrijpen, voelen. Aangepast aan ons beperkte vermogen.
Goed dat we niet alles weten, dat er nog wat te verwachten overblijft, te dromen. Goed, dat we niet weten wat er morgen komt, dat we alleen maar nu hoeven te leven. Alle zorgen voor morgen mogen laten rusten. Dat we mogen vertrouwen op de God die ons maakte. En elke dag wil zorgen. Onze aandacht vraagt, dat wel. Ons redding aanbiedt. Onze navolging vraagt.
Laten we bidden om de Geest, die ons zal leren bidden.
Laten we bidden voor dat koninkrijk van God. Dat is gekomen. Dat zal komen. Dat nu al onder ons is. Het koninkrijk van macht en zwakte. Mosterdzaadjes. Parels van grote waarde. Verloren zonen. Liefde en vrede en gerechtigheid.
Laten we bidden voor de vertaalslag.
Laten we bidden voor profeten.
Laten we bidden voor de mensen die nog van niets 'weten'. Het zijn er zoveel ... !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten