Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

woensdag 10 oktober 2012

Reflectie

Soms zou ik wel een schilder willen zijn, een kunstenaar, een met kleuren aan de gang gaande visionair, die al mengend en ploeterend, klodderend en gedetailleerd aan het werk, toch het overzicht behoudt om aan het geheel, het totaalbeeld, te werken. Elke minuut en elke klodder verf, ook het vooropgestelde doel in de gaten blijven houden. En ik weet hoe moeilijk dat is, want ik heb het zelf ooit gedaan. Dat klodderen dan natuurlijk. En dat viel al niet mee. Laat staan het samenhangend geheel van kleuren, de dieptewerking, de verbeelding, de schaduwen, de lichtval, de nauwkeurigheid, de totaalindruk. Traag in de opbouw, maar verbluffend resultaat. Nee, dat lukte mij niet. Ik heb het opgegeven. Maar soms, soms kriebelt het nog. Nog steeds. Na jaren.

Soms zou ik wel een kwast willen zijn. Een instrument in de hand van de meester. Middel tussen idee en vorm. Een bruikbaar artikel, met kracht en inzet gehanteerd, met een duidelijk doel voor ogen. Na afloop van het karwei, zorgvuldig schoongemaakt, drogen om te wachten op de volgende klus, het moment, de bevlieging en de bevlogenheid van de schilder.

Soms zou ik wel de verf willen zijn, kneedbaar en mengbaar, bewust gebruikt middel om kleur aan te brengen op het witte doek. Om iets te scheppen op het platte vlak, tweedimensionaal, wat een beeld is van de driedimensionale werkelijkheid. Een verbeelding, een verklanking, een heenwijzing of een aanwijzing. Smeuïg tijdens het smeren, maar na verloop van tijd uithardend, door het vervliegen van de overbodig geworden thinner. Dienstbaar middel. Opofferingsgezind en ondergeschikt.

Soms zou ik wel het schilderij willen zijn, de van eerste opzet tot uitgewerkte versie van iemands visie. Aan de muur willen hangen, middenin beeld, pontificaal in de focus. Of 's nachts natuurlijk. gewoon in het donker, pronken met andermans veren. Ook al wordt je niet gezien, je mag er toch zijn. Je bent iets geworden uit niets meer dan wat verf en een doek. Je stelt iets voor. Je beeldt iets uit. Je bent een doel. Je hebt een vorm. In veelkleurigheid. Met voorbedachte rade. Je doet er toe, zonder iets te hoeven doen. Het werk is al gebeurd.

Soms zou ik wel het idee willen zijn, dat de schilder kreeg, voor hij met werken begon. De inspiratie, de ingeving, het lichtje dat ging branden. Het woord, het beeld, dat binnenkwam, dat bleef rommelen, dat weer wegzakte en later weer om aandacht vroeg. Het worstelbare idee, dat vorm zocht. Het zaad dat geplant wilde worden. De regen die wilde vallen. De wolk, die een uitweg zocht. Het gedicht dat geschreven wilde worden. De kleurenfontein, die op uitbarsten stond.

Soms zou ik het daglicht willen zijn, dat alles in het zicht brengt. Toonbaar en aanwezig. Het licht dat bron is en tegelijk de stralen die worden voortgebracht en uitgezonden. Pontificaal en doelgericht. De wereld in zichtbaarheid. De duisternis verdreven. Open en bloot. Tot zijn geroepen.

Soms ...


Soms denk ik, met een beetje fantasie, dat de mens het ook echt allemaal is. Niet alleen ik, maar ieder mens, wij allemaal. Misschien niet altijd, allemaal, in volle omvang, maar toch ...

Er zit een kunstenaar in ons. Er zit een scheppende kracht, diep verborgen in ons hart, en soms komt het zomaar uit, bruisend, sissend, borrelend, naar de oppervlakte. Er komt iets uit onze handen. We zetten iets om in vorm, we beelden iets uit, we maken het waar.

Er zit een kwast in ons, een door de meesterhand gedreven middel, we worden gebruikt, we zijn de brugfunctie tussen idee en uiteindelijke vaste vorm, we worden ingezet, we mogen ter plaatse zijn waar het gebeurt, onder onze ogen, onder onze handen. Het komt zomaar tevoorschijn.

Er zit een smeerbaar, kleurrijk middel in ons, we mogen dienen als onderdeel van een veel groter schilderij. We weten niet wat de kunstenaar allemaal van plan is, er blijven altijd vragen, het gaat niet, zoals we dat wellicht hadden gewenst, maar het belooft veel. Het groeit, we mogen meedoen, we zijn onderdeel. Alleen het dunne, het vluchtige, het vervliegende deel in ons, het is overbodig, en we moeten het leren loslaten. Maar het gaat uiteindelijk om het resultaat, het samenhangende geheel, het kleurrijk effect.

En ieder apart, stuk voor stuk, mens voor mens, zijn we allemaal een uniek schilderij. We doen er toe, we mogen er zijn, er was een doel, een groter plan. Dat is waarom we er zijn, en waarom we zijn wie we zijn geworden. We zijn het waard om bekeken te worden. Aan de muur, in het licht, in het centrum van de aandacht.

En het idee in ons, het wacht op ontdekking, telkens weer. De vonk, de geest, het hart, de ziel, de ik, het idee, de gedachte, de daad, de liefde. We moeten het zelf leren ontdekken, diep van binnen, in alle verwarrende herrie van rondom, hebben we de stilte nodig om te ontdekken wie we werkelijk zijn. In volle omvang, in volle glorie, in een oorspronkelijk idee dat altijd vorm zoekt, altijd verlangt naar meer en dieper.

En we zijn ook het licht, weliswaar een straaltje, een spiegeltje, een vonkje, het vlammetje, een afgeleide van het echte licht, maar we hebben een functie om anderen iets te laten zien van het grote licht, de grote bron van licht.

En ja, in al die beelden, zijn we ook weer beeld van God. De grote Kunstenaar, de Meester, het Idee, het grote Iicht. We zijn beelddrager. Gemaakt naar Zijn beeld en gelijkenis. Een reflectie.

We zijn Zijn metafoor. Zwak uitgedrukt, zeker. Afgeleid, natuurlijk. In het klein, ik weet het. Desalniettemin, opvallend, bijzonder, uniek. Schijnend in weerschijn. Spiegelend in reflectie. Stralend als lichtjes. Vervat in een uniek kunstwerk, levend, lyrisch, kleurrijk, doelbewust.

Mooi hoor, zo'n reflectie ...

1 opmerking:

  1. Wat heb je dit stuk goed neergezet Anton. Iedere streek klopt ;) Mooi doek van woorden!

    BeantwoordenVerwijderen