Er is een langdurig, bijna onopgemerkt proces van nivellering bezig. Wij allen zijn gelijk aan iedereen. Iedereen wil alles. Nu. Politiek en bestuurders, zij die de macht beoefenen, gaan ook al populair doen. Het gaat om smoel en spreekvaardigheid in plaats van om de inhoud. Peilingen leiden, bestuurders volgen. Vroeger stelden politici vragen aan de regering en schreven de kranten daarover. Vandaag de dag stellen politici vragen over het laatste televisieprogramma of het nieuws van de dag. Amechtig.
Zuilen wankelen en staan onder kritiek, ook in het kerkelijke wereldje. Het ontmoeten van elkaar, doet kerkmuren wegvallen. We kunnen van elkaar kennis nemen, leren. We schrijven stukken in een enkele, eigen krant, hele polemieken, maar zelfs dat is lang niet zo scherp meer als vroeger.
Iedereen weet het beter.
En gaat zijn eigen gang.
En doet maar wat.
Het maakt niet uit.
Want alles moet maar kunnen.
Vanmorgen kwam ik zomaar een woord tegen, dat bleef hangen. Een nogal contrasterend woord met het hierboven beschrevene. Een woord, waar mijn geest mee aan de haal ging. Het bleef rondcirkelen in mijn gedachten, er kwamen allerlei associaties bij, het gistte even, bruisend en kortstondig.
Heiligdom, was het woord. Of heilig.
Een ouderwets woord. Uit Bijbelse tijden. Een aparte, geheiligde plaats. Een teken van herinnering. Ontmoetingsplaats. Of een gedenkteken, de tempel, de tabernakel, de tent van de samenkomst, de berg van de Heer, Horeb.
Een plaats uit oude tijden, als herinnering om aan te duiden dat God er was. Ooit. Een hoop dat Hij nogmaals zich zal betonen. Een echt zo genoemde en bedoelde ontmoetingsplaats. De tabernakel in de woestijn werd de tent van ontmoeting genoemd. Plaats, tastbaar, zichtbaar, waar de hemel de aarde raakt. Waar God zich laat kennen aan mensen. Zonder echt zichtbaar te zijn. Er zit altijd een filter tussen, een rem, een gordijn. Maar het lokt mensen, spreekt tot de verbeelding.
In de ruimte en tijd van ons leven werd bewust stilte gezocht. Voor bezinning. Voor overdenking. Voor herinnering. Er werd genaderd voor het aangezicht van God. En dat imponeerde. Het maakte indruk. Het zette het dagelijks leven in een ander daglicht. Het tilde je even op. Je keek even bewust omhoog. Je bad, je zong, je sprak of luisterde naar oude woorden met betekenis, met een rijke geschiedenis, met een overstijgende bedoeling. Het was ten diepste de dienst aan God. En het uitte zich in vaste, voorgeschreven rituelen.
Zoals de tempel van vroeger, zo is het nu niet meer. Jezus brak de tempel af. Er scheurde iets los, het gordijn van onzichtbaarheid. Het sacrale daalde in de harten van de mensen. Zij die geloven, vormen samen de gemeente, het gezin, het lichaam, het gebouw, de kudde. Waar twee of drie samen zijn, daar is Jezus in het midden. En het lichaam van ieder mens die nu gelooft, is een tempel van de Heilige Geest, die samen met ons ik, onze geest, onze ziel, onze vernieuwde persoonlijkheid, bidt tot God, die in de hemel is. En naast Hem, Jezus, die weer voor ons bidt.
Dat is de eenheid, het heilige, het sacrale, het summum van liefde, als de kern van geloven. Samen één zijn met God. Het is waar onze sterfelijkheid het heilige ontmoeten mag, er door kan worden aangeraakt en geïnfecteerd vol gezogen, gereinigd en geheiligd. Opgebouwd tot volmaaktheid, meer en meer.
Maar toch, telkens weer, steeds opnieuw, verdwalen wij, dolen in het duister, zoeken stenen beelden op te richten, kruipen bij elkaar, richten hanteerbare rituelen op, vinden symbolen uit, leggen dogma's vast, stoppen God in een hokje van woorden, schrijven boeken vol over hoe we denken dat het zit.
We willen houvast, schrikken van vrijheid, vinden het eng ons te laten leiden door de Geest. We hechten aan structuren, liturgie, vormen, vaste regels, tradities. Het geeft zekerheid, en zelfs als we weten dat het slechts schijnzekerheid is, lijken we het liever te willen hebben, dan onvoorwaardelijk te vertrouwen op de God die ons wil leiden, dwars door alle omstandigheden heen.
We hechten aan een zichtbaar, tastbaar heiligdom.
We bouwen een kerk. Met muren. Met warmte.
Met een toren als hemelwijzer.
Een zuil.
Een zaal voor een groepje ingewijden.
Een bastion.
Een ivoren toren.
Een kasteel.
Maar geen heiligdom.
Al denken we daar God te dienen, te eren, te ontmoeten.
Het blijft een doorgeschoten zoektocht naar vastigheid.
Zoals je nu een oude, imposante kerk binnen kunt lopen en overweldigd kunt worden door architectuur, ruimte, gewijde stilte, gedempt licht, indrukwekkende schilderijen, galerijen, houtsnijwerk, symbolen en sacrale sfeer. Mensen fluisteren als ze binnen zijn. Zonder iets van de symboliek van eeuwen geleden te kennen. Zonder de rituelen te weten of te begrijpen.
Het is anders. Het imponeert. Het spreekt van verleden. Het zwijgt en is mysterieus. Het werpt een ander licht op de werkelijkheid, van toen en van nu. Je kunt er even in zwijmelen. Zwemmen. Verpozen.
Maar je kunt je daar ook weer aan onttrekken. Los laten. Af laten glijden. Ontworstelen. De deur achter je dicht doen.
En waar katholieken hun imposante gebouwen hebben, hebben protestanten hun eigen kerken, met de nadruk op het woord, dat als kapstok dient voor eigen uitleg en nadruk en kernpunten en zienswijzen, en ze hebben hun eigen liturgie, met strakke of minder strakke vormen.
Als houvast, als leidraad.
Als plaats van samenkomst.
Als huis van gebed.
Als plaats van God.
Als heiligdom.
Maar het is geen heiligdom. Het is een traditie. Een puzzel die past.
Het lijkt een ingeboren, menselijke drang, zoeken naar het hogere en dat dan weer proberen vorm te geven in het tastbare. We maken een beeld, een plaatje, een vorm, een leer, een gebouw, en dat noemen we heilig. Maar het is niet heilig, het beeldt hooguit iets uit van dat hogere, heilige, goddelijke, sacrale, bovenwereldse, metafysische.
Het lijkt te werken, mensen zoeken er naar, bewust. Christenen, maar ook niet-gelovigen. Rituelen hebben zin. Bieden houvast als er een ramp gebeurt. Als de dood komt.
Ik weet het niet.
Ik denk het niet.
Ik denk anders.
Misschien ben ik anders.
Maar ik deel het toch maar hier.
Want ik geloof ook in dat heilige, zeker. Het doet er toe. Maar het komt niet van onze kant. Het komt van boven. Van de andere kant. Van de overkant. Van ginds, achter het gordijn van de eeuwigheid.
God tilt een slipje van die sluier op, geeft ons een inkijkje.
Geeft een voorproefje.
Hij is heilig.
Apart.
Anders.
De Ander.
De Gans Andere.
Tegenover.
Transcendent.
In een andere wereld.
Een andere werkelijkheid.
De eeuwigheid.
Buiten ruimte en tijd.
Maar Hij komt over.
Openbaart Zich.
Manifesteert Zich.
Ontmoet.
Roept.
Spreekt aan.
Vraagt.
En zendt Zijn Zoon.
Wordt immanent.
Jezus wordt het Beeld van God.
Hij biedt Zich aan.
Offert Zich op.
Maar Hij blijft de Heilige.
Zuiver, rein, onbevlekt, volmaakt.
Er vindt een ontmoeting plaats.
Als we het begrijpen.
Als we het zien.
Als we het geloven.
Als we Hem geloven, Hem liefhebben.
Dan gaat genade stromen.
Dan komt er heil, zegen, in ons leven.
Dan mogen we alle tekortkomingen bij Hem brengen.
Dan zien we het licht.
In Zijn Licht.
In Zijn heiligheid, in de ontmoeting met Hem, in de stilte, in de overgave, in de vergeving, daar alleen kunnen wij zelf het heilige naderen, benaderen, proeven, ervaren. Ontvangen wat wordt uitgedeeld.
Dat is heiligdom.
Vervulling.
Verrijking.
Zegen.
Echte liefde.
En dat is wat we ten diepste zoeken.
Aangeraakt worden door het onaanraakbare.
Heiligheid proeven.
Volmaaktheid zien.
Alles ontmoeten.
Het Leven zien.
En dat, wat zo ver weg lijkt, zo onbereikbaar ver, zo te hoog gegrepen, is feitelijk zo dichtbij.
Niet in ons, niet onder ons, niet in muren, niet in gebouwen, niet in kathedralen.
Maar in bidden.
In de stilte.
Alleen.
Bewust.
Dan luisteren we naar God, dan luistert God naar ons.
Een heilige dialoog.
Apart, maar toch één.
Anders, maar toch dichtbij.
Wij heilig, omdat Hij heilig is.
Als wij bidden raakt onze wereld Zijn eeuwigheid, Zijn liefde onze breekbaarheid.
Wij mogen ons geborgen weten.
Wij mogen ons geborgen weten.
Dat is pas een heiligdom.
Onder Zijn zegen.
In onze ruimte en tijd.
Iets apart zetten.
Onszelf afzonderen.
Het mogelijke ervaren.
Iets van buiten de ruimte en verder dan tijd.
God is altijd groter.
En de eeuwigheid beschouwt de tijd.
Maar het is niet iets van de zondag alleen, binnen de kerkmuren alleen, iets wat je af kunt schudden, waar je van weg kunt lopen. Het raakt je, voorgoed. Het vult je, zodat je meer wilt drinken. Het steekt een vuur aan. Het richt je hart omhoog. Het zet je in beweging. Het laat je handen wapperen. Het richt je blik op anderen. Vanuit bewogenheid. Vanuit mededogen. Vanuit liefde.
Liefde uit het heiligdom.
Liefde die uit wil delen.
Liefde die wil zegenen.
Wij zongen vanavond:
BeantwoordenVerwijderenLaat in t hart dat naar u hoort
Uw genade binnenstromen.
Heilig ons,dat wij U geven
hart en ziel en heel ons leven.
uit lied 328 Lvdk
Groet, Marijke
Anton, een hele week verward denken van mij, zet jij geordend in je blog. Dank je wel !
BeantwoordenVerwijderen