Eerst fluistert men je naam, hangen ze bewonderend over je bed. Later roepen ze de naam luid en dwingend, zo zeurderig en steeds herhaald en wil je soms wel eens wegkruipen. En nog later, dan krijg je blosjes op je wangen, als iemand anders, heel speciaal, jouw naam noemt en je blijvend aankijkt. Dan krijgt je eigen naam, gesproken door die ander, een diepere laag. Die naam, jouw eigen naam, verbindt zich met een andere naam, en opent een vergezicht op een gedeeld leven. Dan ben je echt iemand geworden. Een naam die liefde uitdrukt, en alleen al door het luisteren ernaar, ervaar je de betekenis anders dan daarvoor.
Er is een naam. Op je deur. Op aan jou gerichte brieven. Op bekeuringen. Er wordt een persoon benoemd, gezocht, aangesproken, belast, en die persoon ben jij. Jij alleen. Uniek. Enig in zijn soort. Mens onder de mensen, maar speciaal.
Er is een naam, die eens in steen gebeiteld zal staan op een grafsteen. Als herinnering aan een leven. Jouw leven. Jouw tijd. Jouw zijn, die voorbij is, jouw lichaam geborgen, jouw geest gevlucht. Zonder leven bij een naam. Zonder meer gezien te kunnen worden.
Er is een naam. Een naam die genoemd wordt, maar pijn oproept. Een naam die een stilte veroorzaakt. Die blijft klinken als een echo uit een verleden. Een naam als herinnering. Gevoelens van verdriet over wat voorbij is en nooit weerkomt. Een naam, die blijft hangen, in je gedachten, in je gevoel, in het diepste plekje van iemands hart.
Er is een andere naam.
Er is een naam, die gezongen wordt, gelezen wordt, besproken wordt, geƫerd wordt, aanbeden wordt. Een naam met een betekenis. Een naam met geschiedenis. Een naam met toekomst. Een naam die naam gemaakt heeft. Door wonderlijke ontmoetingen, machtige daden, indrukwekkende geschiedenissen, wijze lessen, diepe woorden.
Er is een naam, die over de hele wereld wordt aangeroepen. Een naam die mensen in de mond nemen, aanspreken, toeroepen, fluisteren. God heeft een naam. Hij luistert. Hij hoort. Hij heeft aandacht. Hij spreekt aan, nog steeds, steeds weer, telkens opnieuw. Een naam, die blijft hangen, die er toe doet, die betekenis heeft, die inhoud heeft, die leven geeft.
Ik ben, zo luidt die naam. Ik zal zijn. Heer. Jahweh. Jehovah. God der goden, Koning der koningen. Hij, die is, en die was en die komen zal. Hij deed. Hij doet. Hij zal doen. Maar Hij is, nu, hier, overal. Hij is erbij, altijd, waar dan ook. Verborgen, maar aanwezig. Ongezien, maar vol daadkracht. Hij is de Aanwezige.
Wat is Uw naam? zo vroeg Mozes. Hij kreeg antwoord, bij de brandende braambos, de plaats was heilig, omdat Hij de mens Mozes wilde ontmoeten. Ontmoeten ... ongelooflijk. Hij schakelde hem in, wilde de naam van Mozes speciaal gebruiken, om samen te werken. De naam van God raakt aan de naam van de mens. Later spreekt Mozes Hem weer, van aangezicht tot aangezicht. Op de berg van God, Horeb. In de tent van ontmoeting, de tabernakel.
Wat is Uw naam? Weer wordt die vraag gesteld .... telkens weer, iedere generatie brengt mensen voort met dezelfde vraag. Het is een menselijke vraag, omdat we het niet kunnen begrijpen, niet kunnen vatten. Hij is te moeilijk voor ons, te ver weg, te anders-dimensionaal.
Maar soms geeft God Zelf antwoord. Zoals bij Mozes in Exodus 34.
So Moses cut two tablets of stone like the first. And he rose early in the morning and went up on Mount Sinai, as the LORD had commanded him, and took in his hand two tablets of stone. The LORD descended in the cloud and stood with him there, and proclaimed the name of the LORD. The LORD passed before him and proclaimed, "The LORD, the LORD, a God merciful and gracious, slow to anger, and abounding in steadfast love and faithfulness ..."
Wonderlijke naam. Diepe betekenis. Indrukwekkende spanwijdte. Om diep voor te buigen, over te mediteren. Om aan te roepen, die naam, om op te pleiten, om je leven aan over te geven, op hoop tegen hoop.
En dan, later. Zijn Zoon komt op aarde. Ongrijpbaar, onbegrijpelijk, niet te vatten. Vrijwillig legt Hij zijn leven af. Bereidwillig, standvastig, schijnbaar onbewogen, we kennen de geschiedenis, we vermoeden de betekenis, we geloven in het offer dat Hij bracht. Van harte en met overgave. Maar ondertussen komen er enkele claims uit Zijn mond, die er niet om liegen. Waar je niet omheen kunt. Die je niet kunt bagatelliseren. Waar je niet langsheen kunt schuifelen, of opzij kunt schuiven.
Hij zegt:
- Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven
- Ik ben het Brood dat uit de hemel is neergedaald
- Ik ben het levende Water
- Ik ben de Deur van de schapen
- Ik ben de goede Herder
- Ik ben de ware Wijnstok
- Ik ben de Opstanding en het Leven
Dat is nogal wat. Nogal aanmatigend. Of niet?
Het is een claim, die zijdelings, bijna luchtig wordt uitgesproken. Als Hij zijn leerlingen vraagt wie ze denken dat Hij is, moeten ze er vervolgens over zwijgen. Als Hem er rechtstreeks naar gevraagd wordt, nota bene door Pilatus, een vraag op leven of dood, geeft Hij geen antwoord. Onbegrijpelijk.
Maar het zijn dezelfde woorden als die van de God van het Oude Testament, eeuwen daarvoor, in de woestijn, 'Ik ben ...'
En het is dezelfde naam waardoor wij kunnen, mogen, moeten 'zalig' worden, gered worden, zegt Petrus op de Pinksterdag.
Een bijzondere naam. Een lege naam. Een persoonlijk voornaamwoord, en een werkwoord wat geen werkwoord is maar een bestaanswoord. Zijn. De basis van bestaan, van leven, van aanwezigheid. Enkele woorden slechts, waar nog iets achter moet komen, maar waar je ook alles zou kunnen invullen.
Maar ook een naam, die gelasterd, beledigd, gevloekt wordt. Een naam die genegeerd wordt. Een naam die misbruikt wordt. Een naam die door ons van een beeld, een misvormd beeld, wordt voorzien.
Het is een naam die niet te vangen is, niet in een hokje te stoppen. Te groot, te afstandelijk, te onlogisch. Te ongrijpbaar.
Maar ook een naam die dichtbij wil komen, neer wil buigen, gekend wil zijn, die zich wil verbinden met onze naam.
Wonderlijke mix.
Miraculeuze relatie.
Bijzondere ontmoeting.
Aanraking in liefde.
ik
zo klein
zo overdonderd
die Zijn Naam
mag fluisteren
mag noemen
mag aanraken
in een woord
van vertrouwen
aarzelend
stamelend
huiverig
verbaasd
Hij
die zonder woorden
in een gewijde stilte
in een gedragen moment
van eeuwigheid
mij ziet
mijn naam
onhoorbaar
maar vol vreugde
noemt
in liefde
die naar binnen
slaat
dat
dat is het wonder
van geloven
van overgave
aan de Naam
die leven
geeft
Ik ben
die ruimte maakt
voor mij
ontroerende
ontmoeting
in een moment
van eeuwigheid
En als een naam, die naam, Zijn Naam, al zoiets wonderlijks is, hoe groot, hoe mooi, hoe liefdevol, moet dan Zijn Wezen wel niet zijn?
wat een mooi gedicht.
BeantwoordenVerwijderen