Op een zekere dag stond ik, een beetje kreupel door een ontwrichtte rug, weer eens, na een hele lange tussenpoze, met mijn voeten in het zand. Voor mij rolde het water vol met eerlijke, gloedvolle woorden, golfslag na golfslag, en vloeide uit over het horizonbrede strand.
Ik werd geraakt door de verborgen boodschappen en waadde al snel tot mijn middel tussen de ideeën, gevoelens en vergezichten. Liet mijn handen door het vloeibare glas draaien, dat tintelend fris aanvoelde.
Er borrelde enthousiasme en herkenning in mijn ontvlamde ziel omhoog. Verbaasd ontmoette ik een hele nieuwe wereld, die toch ook weer vertrouwd aanvoelde, alsof ik in mijn eigen jeugdherinneringen ronddwaalde, en er een verborgen museum van verdwaalde gaven in het daglicht werd gezet.
Het inzichtgevende licht van de felle zon aan de koraalblauwe, uiterst diepzinnige hemel schonk ook zacht omfloerst pastelkleurig licht in mijn hoofd en maakte direct de verbinding naar mijn geopende hart. Het klikte meteen, alsof het altijd al had gewacht op dit moment van contact, zonder van elkaars zo dichtbije bestaan te weten.
Het voelde als thuiskomen. Gezocht. Bekend. Vertrouwd.
Al snel was ik doende om te vissen in de immense zee, om voorbijparelende juweeltjes te vatten en te vangen, om ze vervolgens naar het goudkleurige zand te brengen. Daar bouwde ik voorzichtig mijn kasteel van inzichten en vergezichten, doorademde kamers en geestdriftige vertrekken, voorzien van poëtische randen en doorzichtige gordijnen. Het moest open zijn, zo bedacht ik mij, open voor iedereen die het zien wilde, en niet een muur om mij heen, waarbinnen ik zelf verdwalen kon. Open naar de onkenbare toekomst, open over het kwetsbare verleden, maar ook open naar voorbijgangers die zich mochten warmen aan een glimp van herkenning of koesteren aan een kostbaar leermoment.
En de tijd gleed voort en het kasteel groeide, als een vulkaan vol gloeiend vuur, omringd door gestolde woorden en beelden. Soms helder als glas, soms onbegrepen diepgravend. Af en toe bleef er inderdaad iemand staan, herkende, of glimlachte, of schudde het hoofd. Even een praatje, een hartelijke groet.
En het deed onverwacht goed, zo'n éénmanspodium, zo'n afreageersessietrainer, zo'n exhibitionistische eenzame gevoelens uitende woordenworsteling. Het vormde, het kneedde, het bracht donkere, vergeten plekjes in het licht van begrijpen. Het verhief ook, tilde op een hoger plan, deed verwachtingen groeien, boorde nieuwe gaven aan.
Kortom, de zee van woorden was vruchtbaar. Zonder meer.
Maar toch, om eerlijk te zijn, ook wel een beetje eenzaam. Solistisch. Afstandelijk. Gereserveerd. Lijkend op een ivoren toren, slecht benaderbaar, weinig uitnodigend tot echt één-op-één-contact of wederzijdse mededeelzaamheid.
Achter de grijswitte wolken van vernieuwende beloften kwam echter nog een verrassing voorbijwaaien. Tussen de duinen van beschermende muren bevond zich een denkbeeldige kooi van diverse pluimage, waar bekenden en onbekenden uit het eerste leven vrolijk met elkaar van gedachten wisselden, op een denkbeeldig niveau van korte, krachtige boodschappen. Boeiend en interessant wat daar gebeurde, wie er speelde in de tuin van openheid, wie er voorbijkwam.
Na een min of meer afwachtende fase, besloot ik mij voorzichtig te wagen op dit glibberige pad van sociale contacten. Eenzaamheid had ten slotte ook zijn negatieve kanten. En het was goed, leuk en aardig wat er allemaal voorbijkwam. Nieuwsgierigheid werd gewekt, veel interessants was er te leren, gesprekken bloeiden verrassend snel op, ploempten zomaar ineens van heel oppervlakkig naar kortstondig diepzinnig.
Adembenemend, letterlijk. Nachtrust kostend. Overweldigend. Dat er zoveel te koop was, of beter gezegd, zomaar voor het oprapen lag. Juweeltjes van wijsheid, rijstvelden van herkenning, bodemschatten ter ontdekking en verdere doordenking.
Het gistte en bruiste en zwermde en zoemde dat het een lieve lust was.
Echt een verbijsterende ervaring.
Maar, alle nieuwe ervaringen vereisten ook kritische distantie en open reflectie. Op den duur werd duidelijk dat er niet tijd genoeg was om tegelijkertijd intensief productief te zien in het uitbouwen van het gekoesterde kasteel van inspiratie, en ook nog alles te volgen was los en vast voorbij kwam fladderen in de imaginaire volière van duizendvoudige menselijke netwerken.
Er kwamen grenzen in zicht. Het gezonde verstand riep tot de orde van regelmatigheid. De denkbeeldige wijde werelden konden niet in het tijdsbestek van een mensenleven allemaal tegelijk ontdekt en onthuld en betreden worden.
Er was een genoeg in zicht gekomen. Er diende bewust beperkt te worden. Een moeilijke fase brak aan. De grens van beter weten kwam in het licht van het haalbare.
Misschien was er een periode van stilte nodig. Echte, eenzame, bedachte stilte. Los van het leven, vluchtend naar een onbewoond eiland, los van alle mogelijke indrukken en impressies. Of juist binnen de strakke muren van een degelijk klooster, met het vaste ritme van ophouden.
En zo, op een andere zekere dag, trok ik mijn stoute schoenen aan, hulde mij in een veelzeggend stilzwijgen, hief de ogen naar de hemel van hoop en wandelde vrolijk en beheerst, ontdaan van opgedrongen druk, het zandpad op, de duinen in, een onbekende verte in van schemerige rust, bedauwd met verlangen om te ontvangen wat zou komen.
Leeg van gevuldheid. Los van het dodelijk vermoeiende multitasken. Geconcentreerd op zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten