Ooit wandelde God eens door de grote, golvende zandwoestijn en bedacht zich ter plekke een nieuwe oase. Een diepe bron met helder water, met twee schaduwrijke, vruchtdragende bomen. Kruisbestuivers, die elkaars vruchten tot bloei en groei brachten. Zelfvoorzienend, of beter gezegd elkaar voorzienend. Alle seizoenen vruchtdragend.
De regelmatig overvliegende trekvogels zetelden zich vanaf die dag met horden tegelijk in de bomen en deden zich te goed aan de vruchten en dronken van het levende bronwater. En gingen vervolgens weer huns weegs. Voorbijgangers.
En God zag dat het goed was. En de bomen zagen dat het goed was. En zij groeiden samen stevig in de breedte. Temidden van een verstofte en verdroogde woestijn floreerde de oase 'El Paradiso' welig.
Dat ging zo jaren goed.
Maar op een dag bromde de ene boom iets tegen zijn buurman.
- Er is ook niets nieuws onder de zon ...
- Mooi toch? Je hebt ook niets meer nodig.
- Denk je dat? Ik verlang naar meer. Ik droom van beter. Ik wens de wereld wel te ontdekken ...
- Ontevreden met wat je nu hebt?
- Noem het maar avontuurlijk. Althans. Ik droom ervan.
- Je weet nu wat je hebt.
- Maar ik weet niet wat er achter de horizon ligt.
- Woestijn ... het begint al om de hoek ... niet zo moeilijk, lijkt me.
- Maar het zal toch wel een keer ophouden zeker?
- En dat ga jij ontdekken?
- Waarom niet? Als je niet gaat zul je het nooit weten.
- En als er niets is? Wat is er mooier dan mooi? Wat is er beter dan goed? Wees eens gelukkig met tevreden zijn ... Bovendien, je staat geworteld, stevig in de grond.
- Wel, wellicht is er groener dan groen gras, wellicht is er regen die neerdaalt in plaats van water dat je op moet zuigen ... En ik wil ook helemaal niet weg.
- Pardon?
- Ik blijf waar ik ben. Maar ik wil in de hoogte groeien in plaats van in de breedte.
- En dan ...?
- Dan kan ik beter kijken, verder zien, voorbij de horizon. Dromen tot in de hemel.
- En hoe ...?
- Ik zal je helaas niet meer kunnen voorzien van kruisbestuiving. Ik heb al mijn energie nodig voor mijn eigen groei.
- Tjonge. Jij durft. Je laat mij in de steek. Je lijdt aan grootheidswaan.
- Ik denk vooruit.
- Jij denkt achteruit.
Het rommelde en bromde vanaf die dag in het minibos. De onderlinge sfeer veranderde. Het aanzien wijzigde. De ene boom schoot inderdaad voortvarend de hemel in, de andere schudde en schudde het wijze hoofd, boog zich diep ter aarde en leek langzaam te verschrompelen. Maar in feite wachtte hij. Op andere tijden. Op inzicht.
Maar ja, de boom groeide wel hoger, maar de bladeren schroeiden van de hitte van het zonlicht weg en daardoor verschrompelden ook de vruchten. De vogels bleven weg en de verdorde vruchten vielen op de grond en verspreiden kwade zaden onder de boom. En de kwade zaden wortelden zich en schoten als smeuiige paddenstoelen omhoog, bedekten de bodem onder de omhooggevallen boom, en onttrokken al het water dat de boom nodig had. De conditie van de boom ging daarom ook ongelooflijk snel achteruit. Hij wankelde bij elke windstoot.
En de andere boom? Die zag het met lede ogen aan. Maar hield wel wijselijk zijn mond. Ondertussen werd hij ook niet meer van nieuwe bevruchte vruchten voorzien en leed schade aan schaduw en vruchtlvlees voor de vogels.
Maar de Eeuwige Getuige zag ook dat het niet goed ging en deed de zon een stille wind van liefdevol en groeizaam licht regenen op de boom. Het sprankelende geknisper legde een warm maar gerieflijk tapijt over de kruin van de wijze boom en ontkiemde snel en rijk een vloed aan vluchtige zaadjes, die op de grond terecht kwamen en verbazend vlug wortel schoten.
Zo ontspon zich een wonderlijke strijd tussen goed en kwaad, waar beide bomen met grote interesse hun aandacht op richtten. De groenscheutige voortplantenden overwoekerden steeds verder de goorbruine paddenstoelparasieten in de microkosmos van de oase. Er was een vreemd suizen in de lucht, een knetterend gefluister.
Tenslotte boog de trotse boom zijn verdorde kruin diep en kreunend ter aarde. Mompelde sorry. Kuchte verlegen, terwijl dwarrelend een groot aantal verschrompelde bladeren ter aarde vielen.
- Ik denk, dat ik mijn lesje heb geleerd ...
Het bleef lang stil. Broeder boom had genoeg te zeggen, maar hield zich in, wilde het kostbare moment van helder inzicht niet verbreken door al dan niet terechte verwijten zijnerzijds. Hij knikte alleen maar. Bedachtzaam.
- Ik hoop echt, zei hij toen, dat het allemaal weer goed zal komen met 'El Paradiso'.
Boven hun hoofden vlogen veel vogels over. Zij stopten niet meer. Er was niets meer te halen. Nog niet, tenminste. De zon brandde, als altijd. Het koele water borrelde ruisend omhoog uit de bron.
Van toen af aan spraken de bomen weer met elkaar. Eerst aarzelend. De sfeer was weer redelijk normaal geworden. In zekere zin zelfs openlijker en kwetsbaarder. Maar er waren wel dingen kapot gegaan. En het zou lang duren voor alles weer goed zou worden.
Ze hoopten er samen op. Ze geloofden erin. Maar groei duurt soms langer dan je wilt. Er is geduld voor nodig en wijsheid om verschillen te zien. Tijd opent perspectieven, maar is niet omkeerbaar.
Het knisperen en fluisteren was gestopt, onder aan de voet van beide bomen. Er groeiden kleine twijgjes door de wegrottende paddenstoelen. Het waren diepzinnige, maar broze beloften van nakomelingen, die daar groeiden, voorzichtig naar de hemel reikten, maar beide knorrige knarren hadden het nog niet goed door. Hun eeuwigheidsperspectief had plaatsgemaakt voor tijdelijkheid, hun uit elkaar groeien ontlokte een contrasterende mix van goed en kwaad zaad, wat ooit samen zou smelten en uit zou groeien tot een stevig kosmisch bos.
Ooit, ja .... Ooit.
Dag gestart met je bomenbos
BeantwoordenVerwijderen