Om grip te houden. De touwtjes in handen te hebben. Je creëert een nieuwe wereld, maar het geeft een zekere vertrouwdheid dat je dat doen kunt vanuit het hier en nu. Je kunt altijd terug. Het blijft veilig. Je zit comfortabel en kijkt naar buiten achter veilig glas. Je bent toeschouwer, geen deelnemer. Maar je kunt het altijd worden. Als je zou willen. Soms is die afstand even nodig. Voor de objectiviteit. Voor zelfbescherming wellicht.
***
Hij had iets gezien op een foto. Een foto van een schilderij. Een schilderij van een muur. Een muur met de suggestie van lucht, omdat hij in hemelsblauw afgebeeld was. Hij wilde ook een muur, een echte muur schilderen, maar met een venster, een raam, een doorkijkje middenin. Maar wel een doorkijkje met een suggestie van ondoordringbaarheid. Een bedrieglijk echt lijkende plastic overlap. Of een muur achter het venster. Of een leegte juist. Geen gezichtsbedrog, maar wel zinsbegoocheling. Een venster op niks. Of een idee van een lege toekomst. Of wellicht juist iets heel eenvoudigs in het centrum, waarbij je je af kon vragen of dit nu alles was, maar dat tegelijk ook alles in zich vatten kon wat het leven maar te bieden had. Maar ja, wat dan, hoe dan?
Hij kwam er niet uit. Hij ijsbeerde urenlang door zijn kamer, geen oog voor het licht van buiten, verward in zijn hoofd, onrustig in zijn hart. Uiteindelijk nam hij plaats achter zijn bureau, zette zijn computer aan en begon een verhaal te schrijven.
***
Ze wist dat ze droomde.
Akelig bewust.
Maar toch ook aangenaam.
Want afstandelijk.
Als het ware kijkend naar zichzelf.
Lopend door de stad.
Verlichte straten.
Vele, verschillende geluiden.
Donkere hemel.
Wirwar van gebouwen.
Flitsende neon reclames.
Toen ze het woord Bibliotheek las, vluchtte ze naar binnen.
Door de open deuren.
Een bizarre stilte overviel haar.
Ze herademde, diep, teug voor teug.
Ze keek om zich heen.
Geen mensen te zien.
Alleen in het midden.
Aan een grote tafel.
Eén lamp als schijnwerper.
Twee studenten, filosofie misschien?
Jongen, meisje.
Ze zaten tegenover elkaar.
Keken elkaar aan.
Zwijgend.
Intens.
Ze werd er naartoe getrokken.
Onwillekeurig.
Als toeschouwer, niet als deelnemer.
Op afstand.
Maar dichterbij.
In close-up.
Eerste rij.
Toen spraken zij.
Woord voor woord.
Weloverwogen.
'Wat is de essentie van het leven?'
'De essentie van het leven is de liefde.'
'Wat is de essentie van de liefde?'
'De essentie van liefde is geven.'
Ze zweeg, bedremmeld, wachtte.
Maar het bleef stil.
De liefde groeide, dat was duidelijk.
Maar ze voelde zich indringer.
Ze ging.
Achteruit.
Voetje voor voetje.
Zuchtte diep.
Dwong zichzelf te ontwaken.
Maar het was zo moeilijk.
Om mooi los te laten.
Om hard wakker te worden.
Onrustig te liggen woelen.
Weer te wachten op de slaap.
Maar ja, het moest ...
***
- Tja, mooi wel, toch?
We stonden alle drie op de balustrade, de droomster, de schilder en ik, de schrijver. We keken elkaar en slaakten tegelijk een zucht.
- Cool ja, en diepzinnig ...
- En een beetje surrealistisch.
- Er lonkt een extra laagje diepzinnigheid doorheen.
- Maar ook ongrijpbaar.
Onwillekeurig moesten we weer tegelijk een beetje grinniken. Het was ook voor ons een vreemde gewaarwording. Je verzint iets, krijgt een idee, bedenkt een vorm, het verhaal ontwikkelt zich, al schrijvende weg, maar gaat een heel andere kant uit dan je wilt. De personages worden deelnemers, die je ontmoeten en spreken kunt. Of, je breekt in, in je eigen verhaal.
Een kwestie van perspectief.
Een raamvertelling, als decor. Een schilderij als metafoor. Een doorkijkje als beeld van het leven. Een droom met levensles. Een levensles die geen echte bedding heeft, vanuit het niets op lijkt te duiken.
We draaien ons om, zetten ons aan een tafeltje. Een tafeltje dat er net nog niet stond, dat weet ik zeker. We kletsen nog wat na, tot een student onze bestelling op komt nemen.
- Wat mag het zijn, meneer de schrijver, meneer de schilder, mevrouw de droomster?
Verrast kijken we alle drie op.
Hoe ...?
Hij lacht, ziet onze verbaasde blikken.
De student ...!
Omdat we even niet weten wat we zeggen moeten, gaat hij verder.
- Ja, mijn vriendin, inmiddels mijn vrouw, is thuis, bij de kleine. Ik studeer nog, vandaar deze bijbaan. Want ja, er moet natuurlijk wel gewoon gewerkt worden voor geld, om te kunnen eten en leven. Weet u uw bestelling al? En, als ik nog even zo vrij mag zijn op te merken, dit verhaal heeft natuurlijk wel een heleboel niet afgehechte eindjes, hè? Ik neem dat u dat zelf ook wel ziet ... Een niet complete raamvertelling. Misschien iets te hoog gemikt?
Oef ...!
Het blijft stil, als hij weer verdwijnt, onverrichter zake, zonder bestelling.
En wij, wij blijven achter, verward, beduusd, overvallen door onze eigen figuranten.
Wij ...?
Er is niemand hier.
Alleen ik.
Ik?
Maar wie ben ik?
Een kwestie van perspectief ...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten