er is een dorst
naar beter leven
dieper weten
naar willen
dat het anders
worden zal
ik zou die dorst
met stilte
willen lessen
uit de bron
van zwijgend
wachten
en eeuwig zijn
er is een zuchten
onder zorgen
die niet worden
uitgesproken
ik zou wel woorden
willen geven
aan het zwijgen
dat te zwaar is
om te dragen
er is een dreigend
donker vuur
van diepe vragen
er is een vloeken
wat misschien
wel klagend bidden
kan gaan worden
ik zou wel
koppig
liefde
willen zaaien
in die harten
vol van zoeken
ik zou de tranen
diep van binnen
willen kussen
de koude handen
van vertwijfeling
willen warmen
met mijn
volle aandacht
er is een jagen
voortdurend
proberen
vastigheid
te vinden
in wat
heel vluchtig
blijkt te zijn
ik zou wel
willen schreeuwen
tegen de leegheid
en de onzin
tegen het nutteloos
nalopen
van schaduwen
er is dat
tragische negeren
van wat minder
voor de hand ligt
maar toch essentieel
en existentieel
is voor het leven
van de mens
maar hoe
kan ik wijzen
op wat niet
te zien is
hoe kan ik
bewijzen
wat zich
bij voorkeur
verbergt
ik wil mij niet
verhullen
in lege hulzen
van goedkope
antwoorden
op diepe vragen
van het leven
als ik er zelf
niet in geloof
ik schiet
steeds te kort
mijn armen
zijn niet lang
genoeg
het schamele lied
van vermoeden
en stamelende
woorden
om te delen
van wat je hart
telkens opnieuw
raakt
maar ook
verwarren kan
ze vliegen
vluchtig voorbij
als niemand
lijkt te willen
luisteren
er is zo'n
hemelsgrote afstand
tussen wat te zien is
aan te kort
en wat voorhanden
is aan beloften
om tomeloze dorst
te kunnen lessen
er is zo'n
overvloed
aan liefde
wachtend
op wat zich
ten langen leste
openstellen wil
voor het wonder
van de hoop
er zijn handen
van zeker weten
en vast geloven
bereid tot zwakte
en overgave
tot dragen
en ondersteunen
maar jij
en ik
wij zijn
tegelijkertijd
twee eenzamen
op een kruispunt
van allerhande wegen
en zoeken
verbaasd
beduusd
verward
naar het licht
tastend
naar elkaar
naar ontmoeting
naar contact
en begrijpen
vol vragen
proeven wij
op afstand
elkaars intenties
met heel ons hart
door heel ons lijf
van alle kracht
ontdaan
lopen wij
gescheiden
onze weg
langs elkaar heen
het duister in
van twijfel
de nacht
van stilte
en van zwijgen
van wachten
op voorbij
maar
diep in mij
blijft een heel
klein vuur
hardnekkig
smeulen
van verlangen
broeien
van hoop
hunkerend
uitzien
om ooit
op een bijzondere dag
in jouw ogen
die dorst
als in een vage
ontroerende spiegel
weer te herkennen
maar
ook
wellicht
die van
mijzelf
zodat wij
uiteindelijk
aan het eind
van ons latijn
elkaars dorst
voor altijd
kunnen
lessen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten