Hij kon zich niet herinneren ooit eerder zo akelig bewust te zijn geweest van alles om zich heen, de werkelijkheid, zoals die zich voordeed aan zijn waarnemingen en signaleringen. Altijd zijn ogen en oren open. Steeds achterom kijken. Gericht op de zon, het licht, de wolken, het water, de bomen en de bloemen, de vogels. Zijn pogingen al het kleine wriemelende en krioelende spul dat vloog en kroop te betrappen. De werkelijkheid gedreven in beelden vast te leggen. Schoonheid zichtbaar te maken. Wonderen inzichtelijk te laten worden. De glorie van de natuur trachten te vangen in kleurrijke reflectie. Bevroren momenten. Gestolde werkelijkheid.
Hij kon zich niet herinneren ooit eerder zo gebiologeerd te zijn geweest door dat wat verder ging dan de werkelijkheid buiten het zichtbare en tastbare. De gedachtenwereld. Gedachte en bedachte werelden. De verhalen en openbaringen van een andere dimensie. Metafysische en transcendente werkelijkheid. God. De ongrijpbare ziel van een mens. De geestkracht. Het denkvermogen. Het wonder van creativiteit. De bezieling van liefde, vriendschap en opofferingsgezindheid. Relaties, netwerken, sociale verbanden. Dwarsverbindingen. Overlappingen. Elkaar aantrekkende en afstotende krachten.
En toch had hij bij tijd en wijle het idee om, onbespied, beschermd door een veilig muurtje van weten en kennen, observeren en onderzoeken, ontleden en ontrafelen, min of meer op een veilige, objectieve, onaanraakbare afstand te staan. Liefde, aandacht, interesse en betrokkenheid niet toe te laten tot zijn eigen binnenste en gevoelsleven. Zich afzijdig te houden van problemen. Conflicten te vermijden. Ruzies te ontlopen. Keuzes voor zich uit te schuiven. Weigeren in te grijpen. De-escalerend, dat wel. Maar in zekere zin ook laf. Afstandelijk.
Geen deelnemer, maar een waarnemer.
Geen participant, maar eerder een passant.
Geen deel van het grote geheel.
Alleen.
Was zijn wereld niet een innerlijke wereld? Waren er niet twee werelden, één binnen en één buiten? Werelden die elkaar soms leken te raken, soms even bleven haken aan elkaar, misschien af en toe zelfs voor een deel overlapping hadden. Maar nooit konden samenvloeien. Nooit konden samengaan. Kat en muis met elkaar speelden.
Hij stond aan de oever van de voorbij stromende rivier van beelden en woorden, mensen en werkelijkheid.
Zag ze aan.
Zag ze gaan.
Alles ging voorbij, hij bleef staan.
Alles ging verder, hij bleef achter.
Hij zocht. Hij zocht wel degelijk. Hij zocht verdieping en vernieuwing. Hij zocht woorden om contact te zoeken. Hij strooide betekenissen rond. Hij stelde vragen. Hij maakte muziek om stilte te verbreken, gehoord te worden. Hij legde beelden vast, voor later, voor anderen, voor herkenning, voor gespreksstof. Hij wierp humor in de strijd. Hij bad met woorden. Hij liet zijn licht schijnen. Hij verspreidde waarheid.
Maar hij had de indruk dat het niet hielp. Dat het niet landde. Dat er geen aansluiting kwam. Dat anderen geen antenne hadden voor zijn achterliggende gedachten en gevoelens. Of dat hij zelf zijn gevoelens niet uit kon drukken, zijn gedachten niet kon vormgeven. Dat hij niet diep genoeg in zichzelf kon graven, om tot uitdrukking te brengen wat hem bewoog.
Regelmatig vroeg hij zichzelf serieus af of hij überhaupt wel gevoelens had. Of hij wel een gemiddeld mens was. Of hij wel mens was of misschien een robot.
Maar telkens weer betrapte hij zichzelf op een mening, een gedachte met intentie, ja zelfs op gevoelens. Dat stelde weer gerust. Dat maakte hem weer mens. Ook hij maakte immers deel uit van relaties en netwerken. Kende liefde en verdriet. Trok zich dingen aan. Alles wat hij woorden gaf, kwam tenslotte uit een diepere bron in zichzelf. Al zijn pogingen tot contact maken waren bedoeld om zichzelf open te stellen. Te etaleren. Te ontplooien, te ontvouwen, te openen als een bloem. Op zoek naar de bij.
Zo dacht hij. Zo draalde hij. Zo draaide hij rondjes. Zo werd hij langzaam aan duizelig van zichzelf. Zo daalde hij diep, zo dook hij ver, zo zakte hij weg. Zo vloog hij heen en weer. Zo zocht hij. Wroette. Groef. Waaide met de winden, vocht tegen de stroom, snakte naar licht, volgde de wolken.
Ja, hij was een worstelaar. Een echte worstelaar. Maar vooral met zichzelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten