Hij stond stil. Luisterde met gebogen hoofd. Er werd gesproken, maar hij kon de woorden niet verstaan. Het hek stond open. Hij liep aarzelend naar de deur, die gelukkig op een kier stond. Terwijl hij door de donkere hal liep, begon het zingen. Massaal, massief, overweldigend. Hij stond stil, herinneringen kwamen boven, maar hij wist ze niet te plaatsen.
Eindelijk, het lied was al lang verstomd, vond hij de moed om de binnendeur voorzichtig te openen. Stilletjes ging hij zitten op de laatste bank. Enkele gezichten draaiden zich even naar hem toe, maar hij negeerde ze. Hij was het gewend.
De woorden die gesproken werden gleden van hem af, zoals druppels van het verenkleed van een watervogel. Hij vatte ze niet. Maar hij proefde de sfeer. Snoof de nostalgie. Het maakte zijn verleden deels wakker, verborgen gevoelens. Het maakte hem nieuwsgierig en weemoedig tegelijk. Een moment van zachtheid onder een keiharde, zorgvuldig en noodzakelijk opgebouwde schil.
Langzaam stond hij weer op. Strekte zijn handen uit, handpalmen omhoog gekeerd. Zijn ogen keken in een onzichtbare verte, verder dan de muren, hoger dan het dak. Zijn lippen prevelden, onhoorbaar voor anderen.
Ik zoek de ruimte
om mijn verleden
af te leggen
zwaar en ondraaglijk.
Ik wil even niets meer
en ik weet niet
of ik wel geloof
dat ik gehoord wordt.
Maar ik leg mijn leegheid
op uw altaar
mijn broosheid
in dit dreigend zwijgen.
Ik bid zonder woorden
voor de toekomst
die net zo verborgen is
als u voor mij bent.
Ik heb geen antwoord
voor uw stilte
en vind geen rust
in eenzaamheid.
Dank u, niets
dat niemand ontziet
dank u alles
wat onbevattelijk is.
Ledig mijn onrust
van de zorgen van vandaag
en vul mijn geest
met liefde,
die ik ergens onderweg
verloren moet zijn.
Hij knikte. Hij boog. Hij ging weer. Bedremmeld. Bewogen. Aangedaan.
Hij verliet het gebouw, deed de deur weer achter zich dicht, liep door het hek, toen het geluid van een volgend lied weer aanzwol. Gedragen, veraf, verwaaid, overstemd door het getoeter van auto's. Het licht van lantaarns en reclamezuilen deed zeer aan zijn ogen. Zijn maag sprak hem nadrukkelijk aan.
Maar hij liep losser dan anders. Vrijer. Verlost van een last. Gevuld met een sterker zwijgen. Er was een dak weg boven zijn hoofd en dat luchtte op. Hij glimlachte in zichzelf.
Hij verdween in de eenzame nacht. Sterren flonkerden hoog boven zijn hoofd. Een vrije vogel zonder nest. Een dakloze zwerver met een verborgen toekomst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten