Ergens onderweg op de lange, kronkelende, onoverzichtelijke, onverharde weg van het steeds maar door binnenhalen van impulsen en indrukken, het tot zich nemen van nieuws, meningen en wijsheden, het uitdrukking en vorm geven aan ideeën, verlangens en dromen, door middel van woorden, muziek en beelden, het herkenning zoeken en vinden bij anderen, het grijpen naar nieuwe ideeën en gedachten, het graven naar achterliggende boodschappen, het najagen van dieper liggende bedoelingen en het doorgronden van ultieme waarheden ...
... viel hij stil.
Zijn lichaam protesteerde. Zijn benen, rug en nek deden zeer. Zijn hoofd tolde van de versnippering van gedachten. Zijn hersenen maakten overuren door de fragmentarisering van beelden. Zijn nachten waren half slapeloos, gebroken, dodelijk vermoeiend. Zijn tijd was te kort. Zijn zoektocht eindeloos. De langdurige onrust die hem voortdreef, eiste uiteindelijk zijn tol.
Hij zat.
Uitgeblust. Uitgeteld. Gebroken. Wezenloos. Amechtig. Onrustig. Op. Leeg van volheid.
Maar hij zat stil. Tegen een rond muurtje in het kleurrijke landschap. Probeerde zijn stroom van gedachten stop te zetten. De buitenwereld te ervaren en te aanvaarden. Concentreerde zich op zijn ademhaling. De wolken en het water. De langzaam stijgende temperatuur. Het licht van de zon. De geluiden van ver, die doordrongen.
Zijn handen wriemelden. In zijn slapen voelde hij het bloed, kloppend met elke hartslag. Zijn borstkas bewoog met elke ademhaling. Pijn ervaring aan alle kanten.
Zijn stilte was voor hem een woordeloos gebed, een doorvoelde roep om aandacht van omhoog. Een erkennen dat hij te ver gegaan was. Te lang gehold. Te ver heen in actieve daden en pogingen tot onsterfelijkheid. Te lang genegeerd dat er grenzen zijn aan alles.
Hij slaakte een zucht. Een diepe zucht, vanuit zijn tenen. Een eenzame, hunkerende, worstelende zucht.
Er plofte een steen uit de muur, vlak naast hem in het gras. Hij schrok niet eens. Pakte de steen. Voelde de groeven van eeuwen, woog de hardheid, bestudeerde de structuur. En associeerde er meteen op los.
Natuurlijk, zo was hij. Gedachten brengen gedachten voort. Beelden leveren ideeën op. Materie zet de binnenwereld in actie. Via zijn handen en ogen, naar zijn hersenen, via zijn gevoel en gedachten, jagen naar diepere lagen.
Ja, hij zou wensen dat hij ook een muur kon bouwen. Steen voor steen. Gedachte voor gedachte. Ter bescherming van zijn gevoel. Tot inkadering van zijn onrust. Niet meer uiten, niet meer altijd uitdrukking geven. Maar opslaan, bezitten, beheren, koesteren, rust gunnen. Een woning voor zijn hart, ommuurd en opgesloten. Meer afgezonderd, teruggetrokken. Het klooster met zijn ommuurde tuin als doel om tot rust te komen. Tijdelijke oase. Beschermde rustbank. Noodzakelijk oplaadpunt.
Nog een steen plofte naast hem neer. Hij keek om.
Zag hem staan, net zo verbaasd als hijzelf. Achter de halfhoge muur. Een losse steen in zijn hand. Ze lachten even naar elkaar, ter ontspanning. Schrik was een groot woord, maar verbazing was er wel. Ze spraken beiden het gevoel uit dat ze elkaar al eens gezien hadden. Herkenning. Maar waar?
De man vertelde dat hij zijn muur aan het afbreken was. Voorzichtig. Steen voor steen. Doelbewust. Hij was een kluizenaar, die de wereld in wilde. Voelde zich opgesloten en beperkt. Had zich gevoed en gelaafd aan wijsheid en wetenschap, had gelezen van andere mensen en andere werelden. Zijn fantasie was geprikkeld, zijn verlangen gegroeid.
Maar nu wilde hij uitvliegen, de wereld met eigen ogen zien en beleven. Ondergaan. Ervaren. Aan den lijve ondervinden. Struikelen en weer opstaan. Kennismaken. Ontmoeten. Relaties aangaan. Vertrouwen en liefhebben. Leven.
Het bleef lang stil, toen ze daar naast elkaar stonden. Gescheiden door een muur van stenen. Gevuld met eigen gedachten. Ze begonnen elkaar hun levensgeschiedenis te vertellen. Hun verlangen te delen. De een op zoek naar vrijheid en ervaring, de ander naar rust en stilte.
Het duurde niet lang of in de stiltes die in hun gesprek vielen, nestelden zich gedachten. Vermoedens lagen op de loer, wachtend op ontdekking. Besef groeide.
En opeens was het er. Het inzicht. De ontdekking. De inspiratie. De herkenning.
Zij waren niet verschillend. Zij waren één. Eén en dezelfde persoon. De kluizenaar die vulkaan was geworden, en de doener die dromer was geweest. De ontdekking van de spiegel die ze elkaar voor hielden leverde een lange reeks nieuwe associaties op, woorden en uitroepen, herkenning van gevoelens en verlangens. Ze spraken vanuit hun hart en vielen elkaar in de rede, vulden elkaars woorden aan. Ze smeedden nieuwe plannen. Ze haalden het verleden op. Ze ontdekten bij zichzelf nieuwe, onontdekte, diepere lagen. Spoorden elkaar aan.
Ze hadden elkaar nodig. De idealist moest leren realistisch te zijn, met beide benen op de grond te blijven staan. Met kleine stappen te beginnen. Niet alle stenen weg te gooien van zijn zorgvuldig opgebouwde bouwwerk, bedoeld ter bescherming. De jager moest leren zijn rust te zoeken en te vinden in de stenen van het verleden, en van daaruit zijn plannen vorm te geven, en niet alles tegelijk te willen. Terug naar af was niet de bedoeling, maar doordraven eiste altijd zijn tol.
Hoofd en hart. Allebei nodig en belangrijk. Bezinning en verwoording. Bezieling en harde stenen. Bedaardheid en bevlogenheid. Schijnbare uitersten concentreerden zich in één persoon.
Toekomst en verleden kwamen samen in het nu. De weg was anders geworden.
En toch ook niet.
Want de stenen van inzicht en wijsheid hebben een doel, zijn tot nut. Ze zijn niet koud en meedogenloos. Zelfs stenen hebben idealen. En idealen hebben structuur nodig. Ze moeten landen in de praktijk. Handen en voeten krijgen. Behapbaar zijn. Woorden zijn gedachten in gestolde vorm. Een idee heeft altijd verklanking nodig, als middel tot communicatie. Het gevoel dat muziek op kan roepen, gaat altijd door middel van geluid. Onze hemel begint op aarde.
De rust van ondervinding en aandacht is nodig om te kunnen communiceren, over te brengen, van elkaar te leren. Zelfbescherming is ook nodig, omdat er altijd grenzen zijn. Herkenning vindt plaats over stenen muren heen.
Als die stenen eens konden spreken ... dan zouden veel muren omvallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten