Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 15 december 2012

Stilleven

Op een dag begon het weer te kriebelen. Na jaren. 

Er was iets wat hem had geraakt, bij het zien van een schilderij, wat hem even dieper had laten kijken naar de werkelijkheid, een extra dimensie had toegevoegd aan de kale beelden van de waarneembare werkelijkheid van het leven. Hij wilde meer. Meer laten zien. Vermoedens oprakelen. Vergezichten openen. Een realiteit achter de dingen oproepen, hoe moeilijk ook om te laten zien, hoe lastig ook om over te brengen. Hij wilde het. Nu. Al was het maar voor zichzelf, om zich te ontlasten van opgekropte metaforen en verborgen diepzinnigheden. Maar ook weer niet te concreet en bombastisch, niet te theatraal en opzichtig. Het moest sluimeren, verborgen aanwezig zijn. Verdwaald achter vormen, verstopt in materie.

Hij wilde even stil zijn. Zitten. Niets doen. Zijn hoofd zat te vol met gedachten. Veel te veel gedachten. Hij ging zitten aan de tafel. De krant open, maar ongelezen. De stapel boeken ernaast, waar hij maar niet aan toe kwam om er een van te lezen.

Hij dacht na. 

Waar had hij alles gelaten? Hoe lang was het al niet geleden? Wat wilde hij gaan maken? Het denken daaraan, iets concreets, maakte hem al wat rustiger. Hij stond uiteindelijk op, liep naar de zolder, en haalde daar de weggestopte schilderspullen tevoorschijn, onder uit een kastje, wat nog steeds naar terpentine rook. Penselen, schildersdoek, ezel, verf, een palet. Sjouwde ermee naar beneden. Zette zich in het midden van de kamer. 

De lege tafel in het midden. 

Want hij wist het nu. Het moest een stilleven worden. Een rustgevend schilderij aan de muur, waar hij telkens weer naar zou kunnen kijken als hij die rust nodig had. Zijn ogen zouden zoeken, meegezogen worden in het onderwerp, zijn ziel zou zich laven aan de rust, die uit zou gaan van de voorwerpen, die daar alleen maar zouden liggen. 

Stil. 
Verstild. 
Levend geweest, maar nu in rust. 
Inactief. 
Bedaard. 
Gerust. 
Voldaan. 

Voorbij aan alle actie en beweging zouden ze stilte uitstralen, een beleefd zwijgen, een wetend wachten. Onthecht aan de tijd. Geland na een vliegende vlucht. Tot rust gekomen. Tot nulpunt gedaald.  Tot nivellering gebracht.

Hij lachte even. Legde alle spullen klaar. Zette de ezel op, maakte het schildersdoek vast, een lap aan de poten om zijn handen aan af te kunnen vegen, alle verftubes netjes op kleur gegroepeerd, palet in zijn hand.

Maar het palet was nog leeg. Net als het doek. Geen kleur. Geen verf. 

Want hij dacht nog even na. Visualiseerde zich verschillende onderwerpen, voorwerpen werden tot compositie gesmeed en opnieuw  gegroepeerd. Tenslotte stond hij op en verzamelde in zijn huis de voorwerpen die hij had bedacht en legde ze op de tafel.

Een broodplank, een halfje brood, een mes, een glas halfvol water, een stuk steen, een enkele bloem, een ei. En als laatste een stuk papier, halfvol geschreven, en een potlood, in het centrum van de aandacht.

Hij keek, schatte, schikte nog even, dacht, voelde, schudde het hoofd, veranderde nog een paar keer. Toen was hij tevreden. Ging zitten. Keek weer. Intens. Gericht. Gefocust. Gesplitst. 

Zwijgend.

De stilte in huis was weldadig voor zijn hart, geen geluiden, geen afleiding, geen stemmen. Minutenlang zat hij daar zo. Wachtend. Maar waarop? Hij wist het niet. Stilte voor de storm wellicht ...?

Toen begon het spel. Dopjes van de tubes draaien, ruiken aan de verf, smeuïg smeren op het palet, mengen tot een vijftal hoofdkleuren, zacht en pastelkleurig van intensiteit, niet te fel en te primair.

Hij begon met de achtergrond, het bruin van de tafel, met daarachter een stuk kale muur, grijs verlopend. Hij speelde even met het licht, dat door het raam rechts viel, schoof nog even de tafel wat meer naar het raam.

En het spel werd een gevecht. 

Zwijgend worstelen met de elementen van zien en willen laten zien. Tussen wezen en gerangschikte werkelijkheid aan de ene kant en de uit te beelden realiteit aan de andere kant. 

Het witte doek vulde zich razend snel met achtergrondkleur. Hij voelde zich losser en veel minder gedetailleerd werken dan vroeger, alsof hij gedreven werd door de tijd, maar er inwendig toch een beetje om moest lachen. 

Los stond hij. 
Alleen. 
De stilte was intens, maar dragelijk. 
Hij genoot, maar voelde ook hoe de zweetdruppels over zijn voorhoofd liepen.

Toen stapte hij achteruit, kneep zijn ogen halfdicht, tuurde naar de vormen en de kleuren, probeerde de totaalindruk te vangen en te analyseren. Na nog enkele vegen was hij tevreden over de achtergrond. Het licht van het raam rechts viel vrolijk naar binnen op de tafel en bracht mooie silhouetten aan over de daar uitgestalde voorwerpen. Het Rembrandt effect, dacht hij, en glimlachte even.

Het kader was geschetst, de entourage, het raamwerk. Het referentiekader, stond, als achtergrond, als decor. Zoals ook ieder mens wordt gevormd door zijn geschiedenis en ontmoetingen met andere mensen, Elk leven staat niet los van de omgeving, maar geeft invloed af en wordt er door beïnvloed.

Toen werd hij pas echt goed gevangen door zijn eigen euforie van maakbaarheid, zijn drang tot expressie van tientallen jaren aan indrukken en impressies, zijn pogen tot vorm geven aan materie met een betekenis, dingen met een doel, boodschappen ontleend aan tastbaarheid. Hij verloor zich ten volle en werkte urenlang aan een stuk door.

Intens, uitvoerig, onstuimig, maar zeer gericht en uiterst precies. Hij droomde zich een nieuwe werkelijkheid, die voor zijn ogen ontstond, ontplooide, ontpopte, ontsproot. En hij was zelf de regisseur, de uitvoerder, de toeschouwer en de deelnemer.

Verwarrend. 

De gedrevenheid, die hij niet meer kende, nam bezit van hem. Ontwortelde zijn logica, ontzielde zijn verstand. Hij verloor zich, liet los, nam afstand door er in onder te gaan. Sprong als het ware in een stromende rivier van emoties, gevoel en inspiratie.

En het schilderij kreeg meer en meer vorm. De smeuïge verf kreeg structuur, bood vorm en riep beelden op. Het licht glansde over de natte verf. Schaduwen ontstonden werkende weg, als contrast, als complementaire kleur. 

Chaos werd schepping en schepping werd beeld. 

Geïnspireerd tot creatie,  door een zich volledig open stellende illusionist, een magiër van materie, een ziener van een uitgebeelde toekomst. Een mens van vlees en bloed, die zijn bloed voelde stromen en adem hoorde jagen, maar diep doordrongen werd van een andere realiteit, een wereld die niet te grijpen of te boetseren was, maar al fluisterend verstaan of vermoed kon worden, al luisterend gehoord of begrepen kon worden, en dan nog maar ten dele, bij vlagen, in het voorbijgaan, bijna onopgemerkt.

Eindelijk, ontdaan, leeg, opgelaten, intens vermoeid, deed hij een paar stappen terug. Legde alles neer. Schudde zijn hoofd, draaide zich naar het licht van het raam, wendde zich af. 

Liet het los, liet het gaan, gaf het over. 
Met een diepe, gekwelde zucht gaf hij zich gewonnen.

'Het is genoeg', fluisterde hij schor en verzwolg in het licht van buiten, werd meegenomen, drong in de wolken door, droomde zich weg van de chaotische werkelijkheid. 

En was stil.

Stilte die pijn deed. 
Ongelooflijk pijn. 
Het was van hem. 
Het kwam van zijn hand.
En achter zijn hand zijn lichaam.
Zijn geest.
Zijn ziel.
Zijn ik.
Zijn alles.

Maar het scheurde zich los, merkbaar, totaal, bloederig, ontwapenend eerlijk, maar ook zeer intensief. 
Het knakte voor even zijn leven. 
Hij zonk neer in een stoel. 
Mompelde. 
Hoofd in zijn handen. 
Adem die langzaam weer terugkeerde keer naar normaal. 
Bloed dat weer zuurstof kreeg. 
Hart dat zijn ritme aanpaste naar draaglijk.

Langzaam, heel langzaam kwam hij weer tot zichzelf.
Daalde naar de aarde neer.
Zette zijn voeten in het stof.
Opende zijn vermoeide ogen.
Zijn leven werd weer stil.
En draaglijk.

Hij stond op. 
Liep langzaam naar het schilderij. 
Zag. 
Nam het op.
Werd geraakt.
Schrok. 
Ontroerde. 
Verbaasde zich.
Verwonderd.
Ontdaan.
Leeg.
Open.

Het was geworden, zoals hij bedoelde. 
De voorwerpen stonden er op, gelijkend, maar dat was niet wat hem raakte. 
Het was de gloed, het licht, de glans.
De resonans van stilte.
De echo van rust.
Het ritme van de regelmaat.
Het rustpunt van de compositie.
De samenhang van verstilde, ingehouden kleuren.

Het stilleven.
Het was een mysterie geworden.
Zonder woorden.
Zonder zichtbare betekenis.
Zonder logica.

Zacht.
Lieflijk.
Teder.

Zo had hij het willen hebben.
Maar het was niet maakbaar, niet te plannen, niet te plooien.
Het was geen kunstje.
Het was geen gave.

Maar wel een gift.
Geïnspireerd.
Een wonder dat hem in de schoot geworpen was.
Maar niet zonder slag of stoot.
Het was wel dwars door hem heen gegaan.
Het was uit en door hem ontstaan.
Het had hem pijn gedaan.
Het was uit hem geperst.
Ontsproten.
Gezaaid.

Uit zijn chaos aan gedachten, uit zijn opgewelde verlangen, uit de pijn van verwachting, door zijn worstelende vingers, was dit mooie geboren.

Stilleven.
Rustpunt.
Toekomstige oase van aandacht.

Later zou het hangen aan de muur.
Als aandenken.
Voltooid.
In zekere zin volmaakt.

Stilleven.
Als resultaat.
Maar ook ...

Herinnering aan de pijn.
Wonder van ontvangen.
Beeld van schepping.
Schoonheid uit worsteling.

2 opmerkingen:

  1. Wow. prachtig weer!
    Gr Nicole

    BeantwoordenVerwijderen
  2. En hoe dit schilderij er uit ziet, zien we niet, maar het schilderde wel een prachtige tekst over de diepe beleving van schilderen "het knakte voor even het leven" dit geschenk ...

    BeantwoordenVerwijderen