De incarnatie is het meest onbegrepen mysterie van het leven.
Het wonder van God, die met een woord 'niets' laat opbloeien tot levende materie en geestelijk wezen.
Die tijd en ruimte schept vanuit een ongeziene, onvoorstelbare eeuwigheid.
Zichzelf vrijwillig beperkingen oplegt.
Zijn aandacht richt.
De Ik ben, die wil.
En het is.
Het wordt.
Het gaat.
Het komt.
Het groeit.
Het leeft.
En het leven, dat weer repeteert.
Zich voortplant.
In een eindeloze cyclus.
Generatie na generatie.
Met ongelooflijke eigenschappen in ongeziene cellen en structuren, elke cel een levend organisme met alle potentie in zich, om uit te groeien tot nieuw levend wezen.
God, die dit allemaal maakt, ziet, onderhoudt, stuurt, meeleeft.
Maar zich ook terugtrekt, het overlaat aan de actie van zijn schepselen.
Tot op zekere hoogte loslaat.
Zichzelf verborgen houdt.
Op afstand blijft.
Transcendent.
Ongrijpbaar.
Onnavolgbaar.
God, die vormen en verschijningen in zijn schepping legt.
Variatie en eenheid.
Verscheidenheid en samenhang.
Wetten en vaste structuren.
Aanpassingsvermogen.
Rijkdom aan kleuren en verschijningsvormen.
God die het vermogen tot denken legt in de mens.
Incarnatie van de taal.
Gedachten die woorden vormen.
Een woord dat beeld uitdrukt.
Dat begrepen wordt.
Dat vertaald wordt.
Dat aanzet tot actie.
Dat een gedicht wordt vol ontroering.
Taal die communiceert.
Geleerd wordt.
Overgedragen wordt.
Opgeslagen wordt.
Nieuwe werelden op kan roepen, van verleden en toekomst.
Van wetenschap.
Van fantasie.
Incarnatie.
Het woord dat vlees wordt.
God die mens wordt.
Eeuwigheid die de tijd binnentreedt.
Grenzeloosheid die zich beperkt.
Transcendent wordt immanent.
Nog onmogelijker.
Nog onwaarschijnlijker.
Niet na te rekenen.
Onbegrijpelijk.
Onnavolgbaar.
God die mens wil worden ...
Waarom?
Na alles wat er is gebeurd.
Na alles wat altijd weer fout gaat.
Het goede dat het slechte en kwade opzoekt.
Het volmaakte dat zwak wordt.
Het geestelijke dat lichaam zoekt.
Het onsterfelijke dat de dood verkiest.
Bewust.
Bedoeld.
Gepland.
Bedacht.
Gedaan.
Gekomen.
Adem van de geest.
Geest die stolt.
Adem die bevriest.
Vleugels worden moddervoeten.
Licht dooft in duisternis.
Water verdroogt.
Leven verstijft.
Eeuwig mengt met tijdelijk.
Sterfelijk mengt met goddelijk.
Stoffelijk vangt het hemels licht in aarden vaten.
Liefde reikt omlaag, het duister in, de leegheid wordt gevuld met zaad.
Eeuwig zaad.
Wonderlijke glimp van doelbewust verlangen.
God zoekt de mens op.
Neemt zijn vorm aan.
Wil liefde delen.
Tegen de logica in.
Tegen ervaring in.
God incarneert.
Wordt vlees.
Tastbaar.
Sterfelijk.
God wordt mens.
De echte mens, zoals hij was bedoeld.
De enige mens, zoals er nooit meer kwam.
Ongezien.
Onbegrepen.
Onverwacht en toch aangekondigd.
Verhaald, maar niet geloofd.
Beschreven, maar uitgelachen.
Gekomen, maar niet begrepen.
Tegen alle menselijke neigingen en uitingen in gekomen.
Hij kwam.
Hij vertelde.
Hij deed.
Hij was.
Hij genas.
Hij leerde.
Hij had lief.
Hij sprak in raadselen.
Hij was tegendraads.
Hij werd niet geloofd.
Hij werd niet begrepen.
Hij werd gegrepen.
Hij werd niet geaccepteerd.
Hij werd gedood.
Hij gaf het leven vrijwillig op.
Tegelijkertijd.
Onbegrijpelijk.
Niet te ontleden.
Hij incarneert nog steeds.
Hij zond zijn Geest.
Ons lichaam Zijn tempel.
In ons wil Hij wonen.
In ons wil Hij werken.
Liefde gaf Hij, liefde vraagt Hij.
Tegelijk.
Onmogelijke combinatie.
Door te geloven leven wij in Hem.
Begrijpen doen we dat niet.
Geloven we het wel?
Leven we er uit?
Hij incarneert nog steeds.
Zijn woorden klinken nog.
Eeuwige woorden.
Van waarheid en liefde.
Resoneren ze in ons?
Herkennen wij?
Leven ze in ons?
Voeden ze ons?
Hij incarneert nog steeds.
Hij hoort ons als we bidden.
Hij luistert naar onze stilte.
Hij wil onze aandacht.
Hij vraagt onze tijd.
Hij deelt zijn liefde.
Zonder grens en zonder beperking.
Hij incarneert nog steeds.
Deelt van Zijn lichaam.
Schenkt van Zijn bloed.
Deelt onze maaltijd.
Schenkt verbondenheid.
Tussen tijd en eeuwigheid.
Hij roept ons.
Horen wij?
Zien wij?
Vatten wij?
Geloven wij?
Ontvangen wij?
Delen wij uit?
Raken wij aan?
Horen wij Hem komen?
Wachten wij?
Wachten wij Hem dichterbij?
Wagen wij het met Hem?
Wij weten niet.
Wij ontvangen.
Wij begrijpen niet.
Wij hebben lief.
Wij zien niet wat wij lief hebben.
Wij wachten op de liefde die zal komen.
Daarom hebben wij lief.
Weten wij van woorden, gevuld met licht, met leven, met liefde, met waarheid, met eeuwigheid?
Geloven wij in Incarnatie?
Geloven wij in de Geïncarneerde?
Wie zou niet kunnen geloven?
Wie zou niet willen geloven?
Wie zal ontkennen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten