Je kunt ook voor jezelf bepaalde vragen hebben bij gebruiken in die Bijbel, die blijven sluimeren, je leven lang, omdat het allemaal een beetje bizar, vreemd of onwerkelijk is, wat er beschreven staat, wat er vroeger gebeurd is, wat toen wellicht de normaalste zaak van de wereld was, maar waar de meeste lezers van tegenwoordig zomaar aan voorbij kunnen lezen.
Eén zo'n begrip is voor mij het offeren van dieren, eeuwen geleden. Een ritueel uit de tijd van Israel in het Oude Testament, het eerste deel van de Bijbel. Maar wel een zeer bloederig ritueel. Het bloed van schapen en runderen wordt gebruikt om God gunstig te stemmen. Dat betekent wel dat die dieren dus dood moesten, geslacht werden. Het vlees verbrand. Verspilling, zouden we tegenwoordig zeggen.
Ik heb persoonlijk niets tegen het eten van een lekker stuk vlees en ik snap ook dat daar dieren voor moeten doodgemaakt. Maar moedwillig pijnigen van dieren, dat gaat weer een paar stappen te ver. En zinloos doden al helemaal. Niemand heeft er baat bij, het levert niets op, God zegt zelf dat Hij niet zit te wachten op offers die voor de vorm zijn gebracht.
Natuurlijk, ik heb geleerd dat het allemaal een afspiegeling is van het echte offer van Jezus zelf, dat Hij later heeft gebracht. Het was symbolisch. Een voorafschaduwing. Maar er staat wel dat Mozes het allemaal gezien heeft, toen Hij God ontmoette op de berg Horeb. Als voorbeeld van hoe het later moest worden nagemaakt. In al zijn bloederigheid.
En toen David de ark, die weer terugkwam in Jeruzalem na jarenlange omzwervingen, binnenhaalde, heeft het bloed van alle dieren zeer rijkelijk gevloeid. Overdadig. Overdreven, zou je denken. Over the top. Zinloos geweld. Alsof een dier geen waarde heeft ...
Sterker nog, het eerste bloed wat in de geschiedenis van de wereld heeft gevloeid, werd eigenhandig door God zelf veroorzaakt. Hij gaf Adam en Eva dierenvellen om zich mee te kleden, ter vervanging van hun vijgebladeren. Duurzaam, kun je zeggen. Maar wel ten koste van enkele dieren ...
Je kunt er echter ook op een heel andere manier naar kijken. Dat herontdekte ik deze dagen weer eens, opnieuw. Je leest iets, dat blijft hangen, je herkent het weer, maar nu ergens anders, het broeit wat na, en ineens komen van allerlei kanten dezelfde signalen naar je toe. Lijntjes komen samen, tot een bepaald specifiek punt.
Vlak voor David sterft, draagt hij de bouw van de tempel op aan zijn zoon Salomo. Hij zamelt schatten in bij het volk, om de bouw te kunnen bekostigen en vorm te geven, aan te kleden en op te bouwen. Veel goederen worden ingezameld. Een groots offer. Het volk geeft ruimhartig. Maar dan gaat David bidden tot God. Een ontroerend gebed.
Het volk bracht zijn gaven met vreugde, want men was van ganser harte bereid een bijdrage te schenken voor deHEER. Ook koning David was zeer verheugd.
Toen loofde David de HEER, ten aanhoren van de hele gemeenschap. Hij zei: ‘Geprezen bent u, HEER, God van onze voorvader Israël, voor altijd en eeuwig. U, HEER, bent groots en machtig, vol luister, roem en majesteit. Alles in de hemel en op aarde behoort u toe, HEER, u bezit het koningschap en de heerschappij. Roem en rijkdom zijn van u afkomstig, u heerst over alles. In uw hand liggen macht en kracht besloten, u beslist wie groot en machtig is. Daarom danken wij u, onze God, en prijzen wij uw luisterrijke naam. Wat ben ik, en wat is mijn volk, dat wij in staat zijn gebleken zo veel kostbaarheden af te staan? Alles is van u afkomstig, en wat wij u schenken komt uit uw hand. Net als al onze voorouders zijn wij slechts vreemdelingen die als gasten bij u verblijven, ons bestaan op aarde is als een schaduw, zonder enige zekerheid. HEER, onze God, al deze rijkdom die we bijeengebracht hebben om voor u een tempel te bouwen voor uw heilige naam, komt uit uw hand en aan u dragen wij die op. Ik weet, mijn God, dat u de harten van de mensen beproeft en oprechtheid verlangt. Welnu, uit de oprechtheid van mijn hart heb ik u dit alles geschonken, en ook uw volk, dat hier bijeen is, heb ik zijn bijdrage met vreugde zien schenken. HEER, God van onze voorouders Abraham, Isaak en Israël, koester dit blijk van de gezindheid van uw volk voor altijd en laat hun hart op u gericht zijn. Geef ook dat mijn zoon Salomo met volle toewijding uw geboden, bepalingen en wetten naleeft en alles in het werk stelt om de burcht te bouwen waarvoor ik de voorbereidingen heb getroffen.’ Daarna droeg David de gemeenschap op de HEER, hun God, te loven. Heel de gemeenschap loofde de HEER, de God van hun voorouders, en knielde neer en boog diep voorover voor de HEER en voor de koning. (1 Kron. 29 : 10-20)
Dus, wat hier gegeven wordt, is eerst ontvangen. Mooie gedachte.
Alles, echt alles op deze aarde, alles wat we zien, alles wat we denken te bezitten, behoort al aan God toe. Het is van Hem. En we geven het terug. Het is in bruikleen ontvangen, het mag gebruikt worden. Maar nu geven we het terug. Uit dankbaarheid. Het is een offer wat je niets kost, het is een offer wat wordt teruggeven aan de rechtmatige Eigenaar.
Reizigers zijn we, pelgrims, voortvluchtigen. Zelfs het beloofde land is geen blijvende stad. Tijdelijk. Vluchtig. Voorbijgaand. Los staan wij in het leven, onthecht van materie. Wat we krijgen, geven we terug, omdat het van U is, o God. Dank voor het gebruik, het tijdelijke bezit. Maar we geven het terug. Het is van U. Misschien weet u er raad mee, voor iemand anders.
Zo kun je dus ook tegen offeren aankijken. Het kado wat ontvangen werd, weer terruggeven. Omdat Hij er recht op heeft en wij niet. Dan volstaat een dier niet, dan voldoet het geven van tienden niet, dan kunnen we nooit genoeg belasting betalen. Want alles is tijdelijk en niet van ons.
Au.
Vanmiddag twitterde ik al, in een opwelling, maar wel als een uit de diepte opkomende gedachte. 'Als de genade van God genoeg is, dan is al het andere overbodig. Dat betekent nogal iets.'
Het betekent, kort door de bocht, dat wij veel te vast zitten aan ons leven, onze bezittingen, aan ons geld en onze goederen, ons huis en onze vakantie, ons werk en onze bezigheden, ja zelfs aan onze eigen familie ....
Tja.
God op de allereerste plaats in ons leven. Dat zeggen we tegen elkaar. Dat horen we zeggen. Zo hoort het. Zo zou het moeten zijn. Maar functioneert het ook zo? Een intrigerende vraag, waar we allemaal wel eens wat langer bij mogen stilstaan. Want het betekent nog wel iets. Het vraagt nogal wat. Het heeft wel enige impact op de invulling van ons leven en onze tijd. En als we eerlijk zijn, dan wisten we dat ook al veel langer. Maar hebben we het weggemoffeld.
In het Nieuwe Testament staat een korte tekst die in dit verband veelzeggend is, en daarom sluit ik ermee af. Omdat genade gratis is, de prijs is al betaald. Maar genade is zeker niet vrijblijvend. Laten we ons leven er eens naast leggen. En daarover dan een poosje tot onszelf inkeren.
Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten