Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 3 november 2012

Venster

Hij leefde.
Opgesloten.
In zijn ivoren toren.
Ontstaan en gegroeid van kinds af aan.
Maar tot een bewuste keuze gerijpt.
Hij waande zich veilig en beschermd achter dikke muren zekerheid.
Met ogen die voortdurend door het venster de wereld observeerden en analyseerden.
Want hij voelde zich kwetsbaar op het lege toneel van het leven.
Een tijger zonder tanden.
Een hond die niet durft blaffen.

En hij dacht.
En dacht.
En dacht.
Kijk mij niet aan met je ogen van vuur en diepte.
Raak mij niet aan.
Vermijd contact.
Ik voel mij zo naakt en verlegen, onder de stroom van alle vragen, de mogelijke variaties aan keuzes, en de trage zuchten om hulp of gelijk of de blijken van al te makkelijke veroordeling.
Terwijl ik zelf zo zacht ben, zo kwetsbaar, zo ingetogen.
Terwijl ik mijzelf nog lang niet begrijp.
Hij waande zich bewust alleen, staand aan de oever van het leven, kijkend naar het water, dat snelstromend voorbij ging.
Hij zag het aan, zonder te ondergaan, zonder deel te nemen.
Hij noemde dat objectief.
Het voelde alsof hij geen gevoel had.
Maar, toen hij de liefde voorbij zag komen, vorm zag aannemen in een stralende lach, was hij verkocht.
Want liefde was nodig om zijn hart te kunnen lezen.
Hij wist het, hij voelde het.
En liefde, dat was een relatie.
Dat moest van buiten komen.
Toen wilde hij wel bekeken worden en werden de muren ineens een kerker voor hem.
Mijn venster wordt een kijkdoos van verlangen.
En een deur op een kier naar ander leven.
Buiten mijn blikveld en voorbij de horizon.
En daarom strooi ik met blote woorden de lente naar buiten.
Zing door het venster mijn luide lied.
Van hou mij vast met tedere armen.
En schilder mij in kleuren van goud.
Vlecht heimwee in mijn hoop.
Koester het licht.
En schenk mij water dat leven geeft.
Woorden zijn echter nog geen daden.
Hoe hij ook riep en zong, niemand zag zijn bewegingen achter gespiegeld glas van eigen werkelijkheid.
En zo leerde hij langzamerhand toch weer zwijgen en berusten.
Hij reikte wel.
Hij zwaaide wel.
Trok de aandacht, maar kreeg die niet.
Hij werd genegeerd.
Hij bleef alleen.
Wel las hij de wereld aan wijsheid, tot het van binnen spetterde van ademnood.
Wel leerde hij bidden in stilte.
Stond hij zwijgend te kijken naar de lucht en de wolken, het voorbijtrekkende groen waar te nemen, zag de seizoenen gaan en komen.
Deinde onaangedaan mee met het ritme van licht en duister.
Hij oefende zich soms in het houden van toespraken, die niemand hoorde.
Ik ben een ervaren kijker.
Beoordeel de dingen naar waarheid.
Onderzoek de mensen op wijsheid.
Word door woorden geraakt.
Word naar verten getrokken.
Ik verlang, maar kan het verlangen geen woorden geven.
Maar toch voelt het ook als te veilig, want ik ben niet betrokken.
Ik leef wel, maar ben niet echt.
Ik ben mij hyperbewust van mezelf.
Maar het helpt niets.
Het levert niets op.
Het is geen leven.
Toch, alles veranderde, maar wel heel langzaam, en zonder dat hij zich er eerst bewust van was, toen hij begon met schrijven.
Toen hij woorden ging geven aan zijn verlangen.
Toen hij zijn pen in de tranen van zijn ziel doopte, die hij eerst niet eens had opgemerkt.
Of misschien juist wel bewust had genegeerd.
Hij ontdekte en voelde inspiratie.
Langzaam, maar zeker.
Het maakte hem zachter.
Maar hij zag, onderkende, proefde ook zijn eigen eenzaamheid en verdriet.
En dat deed zeer.
Ongelooflijk zeer.
Tegelijk deed het ook weer goed.
In zekere zin.
Op een bepaalde manier.
Het luchtte op.
Hij kon het allemaal los laten.
Het maakte ruimte.

Op een dag ging hij daarom weer voor het raam staan, en sprak bewust, maar stamelend tot de Geest van bezieling.
Het is mooi.
Het is leven.
Kiemkracht.
Inspiratie.
Zegen van boven.
Liefde van binnen.
Pijn in het licht.
Heb ik dan toch gevoel?
Betekent het dat ik kwetsbaar ben?
Dat ik mens ben?
Dat ik zoek?
Dat ik reik?
Dat ik graaf?
Het licht van het leven, van een dieper leven, scheen door het venster naar binnen, zette de kamer in een warm licht.
Een verwachtingsvolle gloed.
Hij zag het en glimlachte.
Hij viel in slaap met een gedachte, een woord, een droom over echte liefde.
En die nacht, in duisternis en stilte, brak het glas van zijn venster.
Hij schrok er wakker van.
Het geluid van de vallende stukken glas en duizenden splinters echode lang na in zijn verwarde gedachten.
Het benam hem de adem.
Na de eerste schrik stond hij op in een nieuw leven.
Begon te zoeken naar de oorzaak van de breuk.
Hij zag overal splinters, een ravage.
Hij zag druppels bloed.
Maar verder niets te zien.
Geen sporen.
Geen mens.
Hij merkte de wind op, hoorde het ruisen in de bomen buiten, beter dan ooit.
Het lokte hem naar buiten, over de drempel, langs de scherven, naar het duister van de nacht, verlicht door een hoge, volle maan.
Ik proef.
Ik adem.
Ik ervaar.
Geest in mijn longen.
Licht in mijn hart.
Een frisse wind in de zeilen.
Liefde in mijn wezen.
Toekomst in mijn blik.
Woorden op mijn lippen.
Vuur in de korf van mijn leven.
Uitzicht.
Uitzicht door de duisternis heen.
Hij keek om.
Zag de muren.
De resten van zijn ontwaakte en gevluchte ziel.
Overwoekerd door zorgen.
Ontdaan van zwijgen.
Breekbaar.
Verstoft.
Een open venster, teken van hoop, glas op de grond.
Hij keek weer voor zich.
Het landschap droeg een vreemd verstild waas over zich, beschenen door het glanzende maanlicht.
Het water weerspiegelde duizend lichtjes op de golven van heimwee.
De toekomst was onbekend.
Maar hij zag in de verte enkele mensen lopen.
Richtte zijn blik.
Bewoog zijn voeten.
Ging zijn weg.
Het onzichtbare daglicht van heel ver weg tegemoet.
Hij zweeg vol verwachting, voelde een lied opborrelen.
Hij liet het leven los.
Bewust.
Verkoos de woestijn.
En ging de nacht tegemoet.
Hoop.
Dat is wat ik voel.
Een glimmen in de verte.
Sterren aan het firmament.
Vanuit mijn oase van rust naar buiten gestapt.
Leeg, kaal, naakt.
Maar ook bekeken.
In de gaten gehouden.
Getrokken.
Gestuurd.
Gezonden.
Het is niet mij reiken, mijn graven, mijn zoeken dat overwint.
Het zijn niet de woorden die richting geven.
Ik heb moeten leren zwijgen.
Ik ben zelf niet de sleutel.
En ook niet het slot.
Ik ben bevrijd.
Van mijn eigen kracht.
Van mijn drive.
Van mijn weten.
Van mijn kunnen.
Hoor.
De wind.
Hij waait.
Kijk.
Het licht, het flakkert, het schijnt, het flonkert, het roept.
Het water lispelt, weerspiegelt, trekt, onweerstaanbaar.
Luister.
De stilte.
Zij roept.
Betrokken.
Betekend.
Er is een oceaan van liefde.
Er is een hemel van geduld.
Er is een eeuwigheid van genade.
Er is een wonder dat wacht.
Hoop baart vertrouwen.
Vertrouwen wijst de weg.
Altijd.

2 opmerkingen:

  1. Je hebt er een aardige lap tekst uit weten te persen Anton. Wilde je enkel een goede zondag toewensen...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. http://kleinoden.blogspot.nl/2012/11/a-room-with-view.html

    BeantwoordenVerwijderen