Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

woensdag 15 augustus 2012

Een steen

Er is een indringend lied van Bram Vermeulen. Over een steen. En over een rivier.


En, maar dat fantaseer ik er dan zelf maar bij, eigenlijk ook over een gevoel van onmacht. Over een rivier van emoties die over je heen kan komen en waar je niets aan kunt veranderen. Omdat het zo overweldigend is. En dan die zin, tevens de titel van het nummer, 'Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde' ... 
Omdat het er toch toe doet wat je doet. Omdat die steen geen waarde heeft in zichzelf, maar omdat je daarmee wel de loop van de rivier zou kunnen veranderen. En dat je dat gedaan hebt, dat zegt dan iets over jouw leven. Waarde. Bewijs van bestaan.



Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.

Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier hou je niet tegen.
Het water vindt altijd een weg omheen.

Misschien eens gevuld door sneeuw en regen,
neemt de rivier mijn kiezel met zich mee.
Om hem dan glad en rond gesleten,
te laten rusten in de luwte van de zee.

Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten,
ik leverde bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg kan gaan.

Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten,
ik leverde bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
het water nooit dezelfde weg kan gaan. 

Een mooie gedachte. Een bemoedigend idee. Een lied van hoop.

Op een van mijn wandelingen in de vakantie werd ik telkens weer teruggeleid naar de gedachte aan zo'n steen, maar in een heel andere zin. Zocht ik er even later bewust naar om de stenen die ik tegenkwam onderweg, vast te leggen op de foto. Dacht ik er aan hoe juist die steen eeuwig en onveranderlijk lijkt te zijn. Hij mag slijten door een continue stroom van water, hij mag in stukken gebeukt worden. Maar groeien zal een steen niet doen. Ik ben geen geoloog, maar dat weet ik wel.

Dat deed me even glimlachen over allerlei discussies die gevoerd worden over evolutie en schepping, oerknal en zesdagen creationisme. Er wordt wat afgezwamd, wat in de ruimte gekletst. 


Maar neem nou een steen. Die was er, ooit, en hij is er nog steeds. Hij bestond en bestaat, wellicht verplaatsbaar door de stroming van de rivier, of door een overvloedige stortbui, maar onveranderlijk. Niet flexibel, maar vast en betrouwbaar. Niet met alle winden meewaaiend, maar steunpilaar en hard als graniet. Niet hypergevoelig, maar standvastig. Er straalt rust vanaf. Degelijkheid. Je kunt erop vertrouwen. Je kunt er op bouwen. Je kunt het als bouwmateriaal gebruiken. 


En dat is al eeuwen gebeurd. Generaties mensen komen en gaan, maar oude monumenten weerstaan, tot op zekere hoogte, de tand des tijds. Dat is waarom in de Bijbel ook vaak dat beeld van de steen, de rots terugkomt, als beeld van God zelf. Hoe hij is. Onveranderlijk, standvastig, betrouwbaar. Je kunt er van op aan.

En hoeveel miljarden jaren je ook in een evolutie wilt pompen, een steen kan niet groeien. Hij is er of hij is er niet.



Niet alleen het zaad, de bloei, de voortplanting, de lijn van de geslachten en de generaties zijn een bewijs voor het bestaan van God, de plotselinge oerkracht die nodig was voor het maken van iets uit niets wordt juist aantoonbaar gemaakt in het bestaan van keiharde stenen.

Zeg ik dan maar, niet als wetenschapper, dichter, geoloog of bioloog, maar als simpele gelovige, idealistische dichter, liefhebber van de dingen die heen wijzen naar wat de dingen heeft bedacht en gemaakt.

Het steentje, zijn speeltje. 

Denk je even in. Maak je daar een voorstelling van. Laat je fantasie los op het beeld. Van een kind, dat speelt aan het strand, bij de rollende golven van de zee. Van de steen, die gezien en ontdekt en bewonderd wordt. Van de twee die elkaar ontmoeten, de mens in de dop en de eeuwige steen. Allebei bedacht. Beiden liefgehad. 

God, die speelt met de metalen en gassen en stenen en massa's van het heelal, die universums bedenkt, met daarin gekleurde planeten, verschillende temperaturen, diverse grondstoffen. Gevangen in een fantastisch samenhangend systeem van op elkaar gericht zijn, onderling samenhangend.

De God van het levende water is ook de God van het brok steen, wisselend in vele vormen, kleuren en hoedanigheden. De God van de rustige wind stuwde majestueuze rotsblokken omhoog tot kilometers hoge en lange bergmassa's.




Het was er.
Niks geen evolutie of groei of geboorte of proces.
Het was er.
Gewoon.
Zomaar ineens.
Maar wel bewust bedoeld.
Bedacht.
Ontstaan.
Gemaakt.
Aanwezig.

Om naar te kijken, over te lopen, tegenop te zien, op te bouwen. Om als beeld te gebruiken. Om over te mediteren. Om over te glimlachen.

Maar, vest op stenen geen betrouwen ... het blijft een beeld. God is altijd sterker, steviger, onveranderlijker, betrouwbaarder dan de hardste steenrots. Dat doet er pas echt toe. Bewijs van zijn bestaan.
HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij u kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht. (Psalm 18:3)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten