Maar Mozes antwoordde het volk: ‘Wees niet bang, wacht rustig af. Dan zult u zien hoe de HEER vandaag voor u de overwinning behaalt. De Egyptenaren die u daar nu ziet, zult u hierna nooit meer terugzien. De HEER zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen.’ De HEER zei tegen Mozes: ‘Waarom roep je mij te hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken. Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten, zodat de Israëlieten dwars door de zee kunnen gaan, over droog land.' (...) De engel van God, die steeds voor het leger van de Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op. Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op, zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan. Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen. Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de HEER liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur. (Ex. 14 : 13-22)Vanmiddag aan tafel lazen wij weer de o zo bekende geschiedenis van de doortocht van het volk Israël door de Schelfzee. Bekend, maar toch kunnen dingen je dan zomaar weer opvallen. Of als nieuw voor je klinken. Drie dingen pikte ik er uit op.
Eerst die woorden: 'De Heer zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen.' Dat is zo vaak ons dilemma. Dat we niet kunnen wachten. Dat we het zelf willen doen. Denken te kunnen doen. Maar dat het zo niet altijd werkt. Dat het aankomt op vertrouwen op de belofte. Die al eerder gedaan was, tot vervelens toe herhaald. Maar als het er op aankomt, het uur U, dan wordt het ieder voor zich, kont tegen de krib, neiging tot vluchten, wellicht zelfs tot vechten. Is dat ook bij ons zo? Durven we onze angst te benoemen, op te zenden in ons gebed, te erkennen, durven we onze neiging te onderdrukken om aan de slag te gaan? Weten we wat wachten is, op de juiste tijd?
Het tweede wat opvalt, is dat de menselijke actie, een simpel teken, wat God van Mozes vraagt, zo veel betekent. Alles is er van afhankelijk. Het zet een heel circus in gang. Het stopt de natuurlijke loop van de dingen. Het zet het volk in beweging. Het laat de Egyptenaren stuiteren van verbazing. Door wat? Het uitstrekken van een arm. Met een stok. Een menselijke arm. Een stok uit de natuur.
Het kenmerk van een wonder. God grijpt in. In de loop der dingen. In de natuur. Hij gebruikt mensen. En het lijkt zo gewoon. Zo simpel. Zo eenvoudig. Je kijkt er zo overheen. Je bagatelliseert het.heel makkelijk. Is dat nou alles? Is er niet meer te zien?
Maar toch, de gevolgen zijn enorm. In de vorige hoofdstukken werd er naar deze climax toegewerkt, de spanning werd opgebouwd. God zelf speelde een spelletje. Gaf woordelijke instructies. En dan, het uur U. Het volk trekt erdoor. De Egyptenaren, die eerst niet weten wat hen overkomt, denken, dat kunnen wij ook, als zij het kunnen ... Maar zo werkt het niet. Meestal niet. Of niet altijd.
Want God is altijd een bijzondere God. Hij doet de meeste dingen onopgemerkt, maar soms doet hij ook vreemde, extreme dingen. Die je niet verwacht, die je niet kunt plaatsen. Maar die wel op een wonderbare manier uitredding geven.
Het derde wat mij opviel, was dat ene zinnetje. 'Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen.' Ze staan tegenover elkaar. De Israëlieten zien de Egyptenaren. De Egyptenaren staan zeer dichtbij, dus. Op gehoorsafstand. Maar ze zijn ziende blind. Er is een belemmering. Een onnatuurlijke muur. Een ondoorzichtige spiegel voor de Egyptenaren, een glazen ruit voor de Israëlieten. De wonderlijke wolkkolom filtert het zichtbare van de werkelijkheid, geholpen door de Engel van de Heer.
Dat was toen. Een wonder. Een mirakel. Een wonderlijke uitredding, waar het volk nog eeuwen later van zingt en verhaalt. Een verpletterende indruk maakt het. Een bizarre nederlaag ook voor de Farao en zijn leger.
En nu? En wij? Wat hebben wij daar aan? Als buitenstaanders?
Wel, ik zat er vanmiddag aan te denken of het zo nog niet werkt. Als je gelooft, dan wordt je verlicht door een wonderlijke wolkkolom, de Sjechiena, die de gevaren niet verbergt, je ziet ze nog echt even reëel. Maar ze kunnen niet bij je komen. Je bent in de bescherming van de Allerhoogste. Als je gelooft en vertrouwt op Hem.
Maar de buitenstaanders, de niet-geroepenen, zij zien het ook, ze denken dat hun werkelijkheid, de zichtbare werkelijkheid alles is. Maar er is iets dat filtert. Een beschermende muur. Maar ook een muur van onwetendheid. Geloof is niet te snappen voor wetenschappers en stoere soldaten, niet voor logisch ingestelde, moderne en verlichte mensen. Het is niet te beredeneren. Het is niet te grijpen. Niet te begrijpen
Dan alleen door een simpele daad. Wijzen met een stok. Trekken waar je niet gaan kunt. Vertrouwen op de God die leidt. Lopen op het water. Dat pas wijkt als je het diepe instapt, inspringt. Niet eerder.
Wonderlijk verhaal. Bizarre geschiedenis. Prachtige uitredding. Inhoudsvolle symboliek. Verdiepte metafoor.
Durf je het ook aan? Niet omdat je kunt zwemmen, of kunt vechten, of het zo goed weet. Maar omdat Hij het weet. Maar omdat Hij alles in zijn hand houdt. De Rots. De Eeuwige. De Voorziener.
Prachtig Bijbelgedeelte! Wat een trouw van God aan Zijn volk. Die niet bepaald trouw aan Hem zou blijven.. "wees niet bang", en "Ik zal voor u strijden". Wat vergeten wij (ik wel tenminste) toch snel deze woorden van beloften van God. Want Hij is nog steeds Dezelfde. En tot in eeuwigheid. Mooi stuk, Anton. Bedankt.
BeantwoordenVerwijderen