Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 18 augustus 2012

De appel viel


De appelboom bromde verstoord. Schraapte zijn keel. Keek omlaag, naar het gras.

- Koesteren wil ik, geborgenheid bieden, laten schuilen onder de schaduw van veilige bladeren. Glimmend moeten ze worden, en vol van kleur, sappig en volgroeid.

Het gras zuchtte met een stil pufje in de zomerhitte, dat alle sprietjes even hoffelijk liet buigen.

- Wel, dat gebeurt toch ook, ik zie ze hangen, ik hoor ze groeien, elke dag een beetje meer kleur.
- Ik had het niet over hen die bleven, maar over hen die gingen. Eigenwijs, zogenaamd zelfstandig, los van hun wortels.

En inderdaad, her en daar verspreid waren er afgevallen appels in het gras te zien.

- Tja, soms stormt het, soms wil je wat meer zien van de wereld, wellicht wilden ze los zijn, vliegen, vrij zijn.
- Er gaat toch niets boven rust en veiligheid?
- Dat vindt jij, omdat je oud ... uhm ... wijs geworden bent. Maar zij zijn nog jong, hebben wilde plannen, willen de wereld ontdekken.
- Maar daar is toch tijd genoeg voor? Alles op zijn tijd ...!
- Ongeduld en nieuwsgierigheid, gedrevenheid wellicht, ook een kenmerk van de jeugd.
- En nu dan? Wachten tot de vogels ze opvreten? Beurs van de val, wegrottend in de zon ...? Dromen over wat zo mooi had kunnen zijn?

Er waaide een diepe zucht wind over het gras, die de bladeren van de boom luidruchtig deed ritselen.
- Weet je wat jouw probleem is?
- Ik? Ik heb geen probleem!
- Toch wel ... je kunt niet loslaten.
- Loslaten? Het is helemaal nog geen tijd om los te laten.
- Wie bepaalt dat? Is iedereen gelijk? Kunnen ze dat zelf niet mee beslissen? Heeft iedereen dezelfde weg te gaan om uiteindelijk zijn doel te bereiken?
- Wel ....
- Nou ...?
- Ik heb vroeger gehoord, en geleerd ....
- Vroeger!
- Ja, wat nou, ik behoor tot een oud geslacht. Wijsheid bouw je in generaties op en levenservaring zie je pas aan het eind van je leven volledig worden. En dat is uiteindelijk overdraagbaar. Dat heeft waarde. Al het andere is struikelen.
- Heeft struikelen dan geen waarde? Heeft ontdekken geen functie? Moet heel de levensweg voorgekauwd zijn en voorspelbaar zijn? Is elke weg hetzelfde?

Het bleef stil in de luchtigheid van de dag. Gedachten vermenigvuldigden zich.

Er plopte een appel, raakte los van de steel, viel ritselend door het bladerdak, vloog even los door de vrije lucht en landde hardhandig op het bed van groen gras. Hipte nog even een keer. En bleef toen liggen.




- Ook goeiendag, groette het sprietige, glimlachende gras.
- Dag, zei de appel, leuk, nu zie ik u eens van dichtbij.
- Deed het zeer? Dat vallen?
- Zeer? Was dat het? Ik dacht al ... nooit eerder gevoeld.
- Beschermd opgegroeid zeker? Wel, je hebt nog een weg te gaan.
- Een leven van ontdekken, het is begonnen. Eindelijk. Zelf bepalen wat ik ga doen.

Het gras keek van de appel naar de boom en weer terug. Hij snapte het dilemma van de boom, maar hij begreep ook goed de drang van de jonge appels om de wereld te ontdekken. Hoe anders ging dat bij gras, jong groeide op tussen oud, en vormde zo een eenheid met alle losse sprieten, kende de onderlinge gemeenschap en geborgenheid. Waaide met elke vleug wind mee, dansend op het ritme van de regelmaat, zacht zingend met een vrolijke, rustige fluistering, maar het kon ook stil en genoegzaam alleen maar stil aanwezig zijn, bestaan, zijn. Leven.

- En nu? vroeg de vers gevallen jonge appel.
- En nu wat? Jij wilde toch vrij zijn?
- Ja, maar, ik bedoel, wat gaat er nu gebeuren? Hoe kan ik de wereld ontdekken?
- De wereld ontdekken? Tja, je hebt geen benen. Misschien moet je gewoon wachten, tot de wereld jou ontdekt.
- Er gebeurt dus niets?
- Voorlopig niet. Vrij zijn betekent in jouw geval alleen los zijn.
- Los?
- Los van je bron, van je voeding, van je levenssappen, van je schaduw, van je groeicapaciteit.
- En waarop moet ik dan wachten?
- Tot het nacht wordt en weer dag.
- Dat is niet nieuw.
- Het ritme blijft zoals het was. De vraag is of je al rijp genoeg bent. Om gegeten te worden. De vraag is of iemand je zal zien en oprapen en eten.
- Zo, is dat mijn doel, opgegeten worden?

Er klonk een dof gerommel boven hun hoofden. De boom schudde op zijn grondvesten. Was het boosheid? Alle appels schudden, alle bladeren zongen een kort, driftig lied.

- Wel, klonk toen de stem van de boom, met ingehouden geestdrift.
- Ik denk dat er nog wel iets meer te verwachten valt.
- Wel, wat dan? vroeg bedeesd de jonge appel.
- Ik zie een toekomst voor me, van eeuwen, een mooie, gouden, vruchtbare toekomst.
- Dat klinkt goed ...
- Zoals ik in jaren ben opgegroeid, zoals ik begonnen ben, zo hoop ik dat het met jou ook zal gaan.

Het gras schraapte voorzichtig de keel.
- Je klinkt bewogen, buurman, bijna emotioneel.
De boom bromde verlegen.
- Het is toch zo? Dat zou toch mooi zijn, meegaan in de lijn der geslachten, eeuwige voortgang, de cyclus van het leven, onderdeel zijn van een groter geheel?
- Wel, zei de appel aarzelend.
- Wel, zei het gras, dat klinkt zeker mooi.
- Maar een appel zou toch kunnen rollen, ook al heeft hij geen benen? De wereld in, de velden verkennen, de buurt bezoeken ...
- Zoals je het zegt, klinkt het mooi, ja. Maar de praktijk ...
Het gras schudt het hoofd.
- Het gras elders is niet anders dan het gras hier. En ik kan het weten, of niet dan? En de wereld is vol gevaren bovendien. Ronkende monsters die je verpletteren. Harde grond die je pijn kan doen. Kolkende massa's waar je in kunt verdrinken ...

- Er is een veel beter alternatief, bromde de boom weer verder. Maar het kost je wel wat.
- Wat dan?
- Geduld, wachten, heel lang wachten.
- Tot je verschrompelt, tot je doodgaat, zei het gras. Kort, maar bot.
- Zeg ..., begon de boom.
- Nounou, zei de appel.
- Het is wel zo, natuurlijk, anders zou ik het niet zeggen.

Het bleef lang stil na deze woordenwisseling.
De boom schudde zijn kruin, voorzichtig. Hij wilde niet dat er nog meer andere appels zouden afvallen.
Het gras keek het zo eens aan, vond dat hij gezegd had wat gezegd moest worden, het was tenslotte de waarheid.

En de jonge appel voelde het overal prikken in zijn lijf. Het was beursigheid van het vallen. Maar het was ook een innerlijke prikkel, een nieuwsgierigheid die grenzen opzocht, maar zich geremd zag door onverzettelijke muren van de werkelijkheid.

- Jongen, luister goed. Er is een belofte van een nieuwe toekomst. Een bloeien tot grote bloei. Maar er is inderdaad een voorwaarde. Buigen voor de dood, erdoorheen willen gaan. Verschrompelen, verrotten, sterven in de aarde. Wachten, heel lang wachten, tot de nieuwe lente komt. Jaar na jaar verder groeien naar het licht. Langzaam, steeds hoger, groter. In de hoogte, in de diepte. En nog later, na jaren, ook in de breedte, takken, bladeren. En dan, uiteindelijk, vrucht gaan dragen, appels voortbrengen, meer en meer appels, tot het oogsttijd is.

De boom zweeg. In afwachting van de beslissing. Nu pas had hij de appel, zijn kroost, los gelaten, laten gaan.

Het gras zweeg.
Ontdaan.
Ontroerd.
Wat een mooi verhaal.
Wat een vergezicht.

De appel zweeg.
In dubio.
Onder de indruk.
Los van zijn wortels.
Vrij om te kiezen.
Nog even nieuwsgierig als daarvoor. Maar zijn nieuwsgierigheid richtte zich twee kanten op. De korte termijn, en de nieuwe versie, een langgerekte toekomst.

Het bleef stil, in de zoete koelte van de stille avond. De schepping hield de adem in. De wolken flaneerden, hoog in de hemel, voorbij in hun eeuwige baan van frivoliteit, rondjes en streepjes, vorm na vorm, alle richtingen uit. Insecten zoemden van bloem naar bloem, geruisloos in de vlucht, gedreven door hun aard en verlangen naar meer en zoeter.

Toen nam de appel zijn besluit. Resoluut en weloverwogen. Hij bleeg liggen waar hij lag. Eigenwijs en tegendraads, revolutionair en tegen de trend van de tijd in. Hij nam genoegen met genoeg, met het oog op een verre, onzekere, maar ook beloftevolle toekomst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten