Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

vrijdag 22 juni 2012

Het wacht

Het bange bos van zeker weten nestelt zich vloeiend om mijn schouders. In de schemer schittert het uit duizenden, zonlicht weerkaatsende kristallen, die met flinterdunne plonsjes in de begroeiing verdwijnen. Overal rondom staan pilaren levenswijsheid mij beteuterd aan te kijken, boven in hun kruinen ritselt het van ingehouden woede. Pluisjes zweven. Vliegjes dwarrelen. Zuchtjes ontladen zich.

Stil is het, ijzingwekkend stil en bovenmate rustig. Onnatuurlijk haast.

Ik loop onderkoeld en uiterlijk onbewogen over een smal, kronkelend spoor van platgetreden gras, als een natuurlijke, uitgesleten, maar drooggevallen rivierbedding. Het knispert en ritselt onder mijn voeten. Soms raken de frisse bladeren van verre oorsprong liefkozend mijn bezweette gezicht. Het is koel, hier zonder het felle directe zonlicht, en toch is het drukkend warm. Mijn ziel bonkt huiverend in mijn transparante geest.

Het fluistert om mij heen, alles ademt stilte, maar met een kristallen ondertoon. Hoe donkerder het lijkt, hoe hemelser de vergezichten zich ontrollen aan mijn kleurrijke fantasie. Rijke geuren prikkelen mijn overgevoelige zintuigen. Zelfs de altijd overmoedige wind houdt zich gedeisd.

Het lacht.

Alles schaterlacht uitbundig, zonder geluid te maken, wat lichtelijk bevreemdend werkt. Maar toch werkt het om het laatste restje rusteloosheid  te verdrijven uit de langzaam verschrompelende drang tot doen en nuttigheid. Laat het los, dreunt het in mijn borstkas, onophoudelijk en monotoon. En ik luister, langzaam maar gehoorzaam. De lucht, die mijn longen met elke ademtocht, door mijn bloedvaten jaagt, wordt minder en minder merkbaar. Tot mijn hoofd vederlicht los lijkt te zweven van mijn romp.


Ik lach onthecht en voel hoe tintelende muziek uit mijn geheugen naar boven komt dwarrelen. Alle kleuren van de regenboog sluipen krioelend langs mijn turende ogen. Elke voorzichtige stap die ik verder zet door het onbegrensde bomenbos, lijk ik mij ook bewuster te worden van overvloedig, tomeloos licht, omfloerst door de grenzen van het tastbaar gezichtsvermogen. Mijn oren gespitst op elk waarneembaar geluid, vang ik juist meer en meer signalen op van innerlijke stilte en ingehouden adem van de verborgen, felgekleurde vogels van roekeloosheid.

Het wacht.

Alles wacht uitgebreid en geduldig op een beloofde ontknoping, die van heel ver komen moet. Er is vertrouwen in dat wachten, alsof het eeuwig zeker is. En tot die tijd gebeurt alles, zoals het altijd gebeurt, maar telkens nieuw en anders, onzichtbaar transformerend in subtiele en trage groei in de diepte. Een geduldige, gelikte metamorfose van schoonheid en impressie, in velerlei hoedanigheden, in onmogelijke variëteiten, in alledaagse uiterlijkheden.

Het zindert.

Laag over laag over laag. Golven emoties doortrekken de bladeren, ritselen aan het onzichtbare firmament. Kosmische gevoeligheden ontwortelen het draagvermogen voor ongebreidelde fantasie. De spanning stijgt. De kunstzinnige adem stokt. Even. En weer verder, telkens met kleine horten en stoten. Als een waterbron zonder water, als een slapend kind.

Eén.

Eén wil ik zijn. Triomfantelijk verzwolgen in alles wat zichtbaar is en daaronder verborgen voor mijn beperkte en begrensde blik. Mijn ziel ontledigen in een oceaan van liefdevolle verdraagzaamheid. Glinsterend en flonkerend als miljoenen druppels vergulde eenzaamheid, suizend in een simultaan tempo van verdraagzaamheid. Opgenomen in het universum van alwetendheid.

Kom, fluister ik in mijn eigen verte, die weerkaatst tegen muren van spiegelende zelfanalyse, mededeelzaam en gemankeerd, maar overtuigd van deze opperste onthechting en ontvlechting van onaanraakbaarheid. Bekomen van alle voorzichtige schrik en lichte angst voor het loslaten van mijn innerlijkste zelf, geef ik mij weloverwogen, maar verbaasd over. Aan iets wat geen naam heeft.

En ik laat los. Laat gaan. Laat komen.

Sterren flonkeren in het zachte, zoete water wat vrij spontaan, maar niet onverwacht, voor mijn voeten opdoemt, maar het weerhoudt mij er niet van om gewoon door te gaan. Door te lopen. De diepte in, mijn voeten in de modder, het tempo iets vertraagd. De emoties stapelen zich op, in het verkoelende en traag vloeibare vocht van ontreddering, wat als een aangename weldaad het stof van mijn ziel weet te wassen. Opgenomen alle vuil en aarzeling, weggedaan alle remmingen en vertroebeling.

De briljanten tranen die mijn verloste geest huilt, kietelen mijn wangen van geproefd geluk. Mijn handen juichen, mijn voeten zingen onder de waterlijn. Mijn tong schildert woordeloze taferelen van gemeenschappelijkheid met allen die ik ooit gekend heb. En ze komen tot leven. Lachen uitbundig, zwaaien met vertraagde slagen. Roepen het licht uit over alle toekomstigheden. Verdwijnen langzaam weer onder het oppervlakkige water dat inmiddels rondom mij zweeft in een ruimvallende jas van verdraagzaamheid.

Het klotst en wemelt van onzichtbaar leven. Het is nog steeds stil en ingetogen, maar ook weer anders van vorm dan eerder, en doordat de welige bomenrand stilaan geweken is, wordt ook de pastelzachte avondlucht in miljoenen tinten zichtbaar, subliem en uiterst precies weerkaatst in elke golf, in elke druppel water.

Aarde en hemel lijken elkaar te raken, vervagen de horizon van zeker weten. De hemel neigt, de aarde reikt. Woorden worden lichtgeraakte overpeinzingen, gedachten dwarrelen ongestoord en ongeremd, ontmoeten en vervormen, raken en onthechten, stijgen en dalen, botsend met zachte, ingehouden dwang. Een kettingreactie van bevlogenheid, die zich uit in onnavolgbaarheid.

In de verte lacht het bos. In mijn eigen diepte vult zich vloeibaar zaad van liefde en rust.

Er zijn geen woorden voor het wonder. Er is geen einde aan overvloedige genade. Geen grens aan verwondering. Heilzamer dan woorden zijn de onuitgesproken gebeden van verwachtingsvolle harten die elkaar raken in de ontmoeting van openheid en wegcijfering van het eigen ik. Het zoekt. Het zoekt zich een weg in onverstoorbaar geloof, wandelt het pad van vertrouwen, proeft waarheid in de liefde en liefde in de waarheid.

Het is stil. Echt stil. Diep stil. Energiek stil.

Het wacht.

Uiterst geduldig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten