Zijn onuitsprekelijkheid krijgt verder vorm. Hij bouwt een fantastisch poppenhuis om in te wonen, een firmament van onmetelijkheid met onzienlijke grenzen, een universum van groei en variatie, wetmatigheden en toonbaarheid, kleurenrijkdom en verborgen finesses. Allemaal met het oog op die bewoners, het centrum van Zijn aandacht.
De moedwillige breuk van Zijn creatie brengt gebrokenheid en afstand. Hij trekt Zich terug in verborgenheid, in transcendentie en afstandelijkheid, maar verlaat niet wat Hij ooit begon. Hij belooft, voorziet, vertrouwt. Hij wacht. Hij overziet. Hij leidt.
Ondertussen tilt Hij slipjes van de sluier op in de ontmoetingen in verscheidene verhullingen. Met mensen die het weten willen, die niet durven geloven wat ze gezien hebben, maar wel wat ze niet zien kunnen aanschouwen. Hij verandert hen in doel, in richting, in aandacht en betrokkenheid. Hij beweegt hen tot bewogenheid. Zijn sterke arm doet onverklaarbare wonderen, Hij verkiest Zich een volk, Hij belooft nog veel meer. Hij noemt Zichzelf bij de Naam die niet te noemen is, geeft regels voor dankbaarheid en omgang met elkaar.
Hij is er. Dwars tegen alles in. Voor wie het zien wil nu. Voor wie het niet zien wil, ooit. Omdat Hij wil. Dichtbij, voor het grijpen, ondanks alles, ondanks ons.
En dan, omdat niet luisteren een menselijk trekje is, niet zien een aangeboren afwijking wordt, stuurt Hij profeten, die vergezichten zien, die beelden gebruiken om boodschappen te vertalen, die woorden laten striemen en laten strelen. Hij gebruikt woorden om mensen te raken, die mensen gebruiken om mensen te raken. Nooit genoeg, nooit echt te vertalen, nooit volmaakt, maar toch ...
En dan, de Vader roept de Zoon bij naam. Het moet. Het gaat gebeuren. Hij komt. Hij ondergaat. De weg van het vleselijke, van pijn en klein, van beperkt en bepaald, van woorden en taal. Het wonder verkleint Zich tot ooghoogte om te kunnen communiceren. Hij gaat. Hij slaat gade. Hij fluistert beloften. Hij ziet mensen bij name. Hij ontmoet. Hij reikt de helpende hand. Hij verheft zijn stem. Hij licht tipjes van sluiers op. Hij vertelt sprookjes die op waarheid berusten. Hij roept verlangen wakker. Hij opent vergezichten. Hij belooft een betere toekomst.
Hij is ten volle mens, zoals die ooit bedoeld was. Hij gaat de weg die Hij gaan moet, werkt mee aan het beoogde doel, laat ieder in zijn eigenheid verantwoordelijk, maar alles werkt wel mee aan hetgeen besloten is. Ooit. Wonderlijke mix van vrije wil en verkozen doel.
God gaat dood. Eeuwigheid en tijd kruisen elkaar. De hemel houdt de adem in. Wat gebeurt hier? Wie begrijpt dat? Wie doorziet dat?
Als het zaad, gezaaid in de herfst in rulle, zwarte, koude grond, maar met wonderlijke potentie tot groei en vrucht, zo staat Zijn lichaam, voorspeld, voorzegd, maar niet-begrepen en niet-te-bevatten, op in heerlijkheid en nieuwe glorie.
Hij bracht iets, ongelooflijke vrucht, ongekende mogelijkheden. Voor wie het pakken wil, geloven mag, aanvaarden kan. Voor wie zich wil overgeven in verbondenheid en betrokkenheid. Voor wie zich wil hechten aan vrijheid door zichzelf te ontledigen. Het is niet te vatten, te claimen, te annexeren. Het is geen trucje, niet met geld te koop, niet door wetenschap te onderzoeken of door logica te verklaren.
En Hij wacht. Hij verbergt Zich. In het hoge, diepe, verre, dicht nabije oord van ooit. Hij ging terug naar Zijn Vader, werd met gejuich begroet, begon van toen af aan te bidden. Voor Zijn schepselen. Voor het voorwerp van Zijn liefde. Voor de vervulling. Voor de voleinding. Voor het grote doel, het ultieme resultaat van groot geduld en vertrouwen.
De beloofde Trooster van adem en rust, God de Geest, werd, zoals beloofd, uitgestrooid als onzichtbaar Zaad, als leven brengende Regen van zegen, als louterend Vuur, als Ingedachtebrenger, als Doorzoeker, Kenner en Bidder. Over de mensen die het willen weten.
Hoor je het fluisteren van Zijn stilte, hoor je dingen zonder geluid? Hoor je de liefde knisperen? Zie je het Licht dat leven brengt? Heb je vertrouwen in de belofte? Heb je geloof in wat niet kan? Durf je het water te drinken dat je leven verandert? Zie je de mensen die zijn geraakt? Wil je het weten? Wil je het horen? Durf je je ogen te sluiten om beter te kunnen zien? Durf je over de dood heen te kijken, de onherroepelijk komende dood? Wil je wel geloven in leven na het leven? Wil je geloven in meer dan alles?
Het is teer, het is klein, het is onooglijk, het is onmogelijk, het is niet te begrijpen, te grijpen, te horen, te zien. En toch is alles mogelijk voor degene die gelooft. Dat heeft Hij gezegd die het weten kan. Die het beloofde. Die het deed. Die het doet. Die het doen zal. Ooit.
Voor wie het weten wil. Voor wie het ontvangen kan.
Wonderlijker nog dan dit alles is het gebed dat de Geest die in de Zoon was, bad tot de Vader, toen Hij nog op aarde was. Dat Zij Eén zijn, dat ook. Maar daarbovenuit, dat wij Eén zullen worden. Met Hem. Met Hen. Alles in Eén. Eén in allen. Wiens gedachten gaan hier niet draaien en tollen, duizelingwekkende hoogte, ultieme vergezichten, ongebreidelde fantasieën? Een droom, te mooi om waar te zijn. En toch, Hij zei het. Hij beloofde. Hij beleed. Hij wacht.
Hij wacht .... Zij wachten. De hele schepping wacht. Wij wachten. Wij sidderen van verlangen. Wij zien gezichten, dromen onze dromen. Verwoorden onze gedachten. Aarzelend. Stamelend.
Eén Lichaam, Eén Ziel, Eén Geest.
Vader, Zoon en Geest.
Eén God.
Schepper, schepping, schepsel.
Verleden, heden, toekomst.
Eén in Liefde.
Eén in eeuwigheid.
Eén ... altijd.
Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad. (Joh. 17 : 21-23)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten