We gaan daarin soms zo ver, dat we een rol gaan spelen.
Maar er komt altijd een dag, dat we het masker moeten laten vallen. Een moment dat iemand erdoorheen prikt. Dat we alle lagen los moeten laten. Kaal en naakt staan we te kijk. En wie zijn we dan, ten diepste? Wat is ons echte ik? Ontdaan van alle franje, alle bagage, alle uiterlijkheden, alle opsmuk? Niet het beeld is bepalend, niet het beeld dat anderen van ons hebben, zelfs niet het beeld dat je van jezelf hebt.
Het is goed om voor jezelf regelmatig momenten te zoeken om je dit eens af te vragen. Wie ben je, in relatie tot andere mensen, in relatie tot God, maar ook helemaal alleen? Ben je jezelf, en wat betekent dat dan? Probeer je te voldoen aan andermans verwachtingen? Hol je achter allerlei opgelegde, aangepraatte of jezelf opgelegde verplichtingen aan?
Er zijn ook momenten dat je hier zomaar onverwacht mee wordt geconfronteerd, dat ziekte of dood van iemand in je naaste familiekring je bepaalt bij de eindigheid en kwetsbaarheid van het leven. Dat de vraag op je af komt, wat die iemand nu precies voor jou heeft betekend in zijn of haar leven. Wat zijn eigen leven precies heeft bepaald, gemaakt tot wat het nu geworden is. Door proberen te dringen tot de kern van zijn bestaan. Dat valt niet mee, zeker omdat je nooit iemands anders zijn leven ten volle kunt overzien.
Soms zie je, gezeten naast iemands bed in het ziekenhuis, de aftakeling toeslaan. Zoals de afgelopen week bij mijn schoonvader. Op hoge leeftijd, bijna 80 jaar, getroffen door een Tia, eerst helemaal onmogelijk om te praten, maar inmiddels wel weer in staat tot het voeren van korte gesprekken. Het lijkt weliswaar een beetje op de automatische piloot te gaan. Vragen naar de bekende weg ... Maar je merkt wel dat het niet helemaal meer is zoals vroeger. Hij mist iets .... Het is niet meer compleet. Je kunt misschien wel zeggen, dat hij niet helemaal meer dezelfde is. Soms zie je hem wegdromen, met open ogen in slaap vallen. Vaak ligt hij zomaar te staren naar een onzichtbare plek op de muur. Keert af en toe terug naar de werkelijkheid, als hem wat wordt gevraagd. In een andere wereld opgesloten, met hier en daar een bruggetje naar zijn eigen herinneringen of naar de alledaagse werkelijkheid. Heel moeilijk om contact te maken en vast te houden. Je ziet dat hij soms zoeken moet naar de woorden. En af en toe komt er zomaar een uitspraak uit een ver verleden uit zijn mond ...
Ontluisterend.
En dat gaat ook over zijn lichaam. Aan allerlei slangetjes wordt weliswaar zijn lichamelijke toestand in de gaten gehouden, als dat nodig is. Via een infuus wordt vocht toegediend, via een katheter wordt vocht afgevoerd. Het lijkt aardig wat, als je iemand nog zo in bed ziet liggen, of half overeind ziet zitten. Maar als de dekens opengeslagen liggen, zie je de magere benen. Als hij weer eens in zijn stoel zit, zie je hoe hij naar één kant hangt. Als je zijn blik observeert, merk je dat hij anders kijkt als anders. Als je heel bewust zijn ademhaling waarneemt, onregelmatig, met open mond, telkens stokkend, waardoor hij met een schok weer wakker wordt, dan word je er zelf moe van. En als je de verhalen hoort over wassen en stoelgang, die wil je niet eens weten ...
Dat iemand, sterk als een beer in zijn jonge jaren, nog zeer actief en altijd bezig op zijn tuin, tot een enkel jaar terug, zo, vernederd, onttakeld, schriel en afhankelijk van anderen, zijn laatste levensdagen of -jaren moet slijten, hangend aan een strohalm, vechtend voor adem, hoestend terwijl hij daar eigenlijk geen kracht meer voor heeft, ja, dat is bijna mensonwaardig.
Ontluisterend, zeker. Alle franje is weg. Alle frutsels overbodig geworden. Basaal, overleven. Tot het einde komt. De laatste adem. Wachten. Wachten op de dood.
De dominee in de kerkdienst vanmorgen bad speciaal voor deze mensen. Of ze mochten berusten. Voor overgave. Om los te laten. Ja, dat is het. Daar draait het uiteindelijk om. Maar het doet wel zeer. Het kost wel moeite. Want met elke ademtocht snak je naar het leven. Wil je vasthouden. Wil je verder leven.
Een beeld. Van een hand op een deken. Oude, verrimpelde, dooraderde, oude mannenhand. In rust. Friemelende, plukkende vingers. Onbewust, zoekend, tastend. Beeld van het leven.
Wat is het leven? Wat is het leven waard? Wat blijft er over van een mens? Wat is er blijvend bij het naderen van de dood? Wat is een leven, los van God?
Best confronterend, deze ontluistering ....
En toch, je kunt het hier niet bij laten. Het is niet alles. Het is niet het hele plaatje. Want waar ontluistering plaatsvindt, daar was eerder dus wel sprake van 'luister'. Een vorm van glorie. Majesteit. Zo heeft de mens een geschenk ontvangen van zijn Maker. Dat is een wonder op zich. Waar je ook niet over uitgedacht raakt.
HEER, wat is de mens dat u om hem geeft, de sterveling dat u aan hem denkt? (Psalm 144 : 3)
HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.
U die aan de hemel Uw luister toont –met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt U een macht op tegen Uw vijanden om hun wraak en verzet te breken.
Zie ik de hemel, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind dat U naar hem omziet?
U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van Uw handenen alles aan zijn voeten gelegd. (Psalm 8 : 2-7)
Tsjonge, je gaat weer diep in je overdenking Anton, dat gebeurt wellicht als we na denken over de kortstondigheid van het leven.
BeantwoordenVerwijderenMag ik je een boek aanbevelen? Ademruimte van Matthijs Goedegebuure... over zelfbeeld enzo, ik denk dat de filosofische gedachten wel iets voor jou zijn!
Ik wordt er soms heel naar van. Die eindteksten zijn heel mooi onder aan je blog!
BeantwoordenVerwijderen