Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 5 januari 2013

It took me a while ...

Winter. Wat voor beeld hebben we daar bij? Sneeuw en ijs toch. Pret. Romantiek. Lekker binnen opwarmen na een lange tocht door een betoverd landschap.


Maar vanmiddag zag ik een ander beeld voor me en om me heen, tijdens een wandeling door het vlakke polderlandschap in een gedeelte van de Alblasserwaard.
Kale, kleurloze, drassige weilanden.
Eenzame bomen, met naar de hemel reikende takken.
Alle bladeren gevallen.
Alle bloemen verdwenen.
Mist en grijsheid.
Geen vlinders of libellen meer te vinden.
Zelfs de vogels hadden zich verstopt.
Op de duizenden ganzen na, maar zelfs die waren stil.
Alle kleur weggetrokken uit het landschap.


Een gure wind.
Stilte.
Geen zuivere, indrukwekkende stilte.
Maar een vochtige, narrige, benauwende stilte.
De zomer echt voorbij.
De zomer van zon en kleur en wolken en blauwe hemel, van bloei en groei, van groen en schoonheid, van vrolijke mensen, wandelend, fietsend.




Niets.
Geen mens te ontdekken.
Geen kleur te ontwaren.
Dor en doods het landschap.
Kaal.
Naakt.
Ontdaan van alle franje.


Overleven, daar draait het om voor de weinige dieren die er te zien waren.
De enkele vogel, de paar schapen, de koningsreigers, de buizerd.
Hier en daar wat pimpelmezen.
De waterkippen en de eenden.
De vele ganzen.
Stil zaten ze.
Verdwaasd.
Ineengedoken.
Saai.
Stil.

Te wachten. Maar waarop? De zomer? Dat duurt nog zo lang, zelfs de winter moet nog echt beginnen ...


Vanmiddag kwam dat woord ineens bij me binnen, onder het lopen.
Winter.
Als beeld.
Beeld van de schepping, maar ook beeld van je leven.
Soms kun je je ineens voelen, zoals die vogels in dat kale landschap.



Dit hele weblog, van meer dan 1000 berichten in bijna 2 jaar tijd, is onder andere een verslag van mijn zoektocht naar meer, het graven naar dieper.
Want er is altijd meer dan we zien.
Er is een andere werkelijkheid.
Een diepere betekenis voor alles wat je ziet.
Daarom maak ik foto's, leg de wereld om mij heen vast in bevroren stukjes momenten nu.
Daarom schrijf ik beeldend.
Daarom wil ik lagen geven aan de werkelijkheid.
Daarom zoek ik voorbij de horizon van weten.
Daarom wil ik woorden geven aan mijn verlangen, mijn heimwee naar dat andere, in vergezichten delen.
Metaforen gebruiken, als beeld van de ons omringende werkelijkheid, om iets weer te geven van wat er in een andere dimensie leeft en speelt, voorzover we daarvan iets kunnen weten.
God zoeken, die zich verbergt.

Maar ik kan het verleden niet allemaal opslaan, want ik kan niet alles onthouden, niet alles vastleggen.
Want ik leef nu.
Er zijn grenzen.
Waar ik tegenaan loop.
En ik kan de toekomst niet weten, er blijven vragen over, ik weet nooit genoeg.
Er blijven grenzen.
De toekomst is onzeker.
En ik leef nu.
Zelfs morgen is verborgen, laat staan volgende week

En toch blijf ik zoeken, jagen, graven.
Blijf ik alles lezen wat los en vast zit.
Wat maar enigszins interessant of lezenswaardig is.
Probeer ik nieuwe dingen te ontdekken.
Wil ik weten.
Alles.

Wil ik leven.
Intens.
Intensief.
Tot het uiterste.
Wil ik meedoen.
Participeren.
Ontdekken.
Leren.
Meedoen.
Ondergaan.
Zowel in het verleden, het heden, en de toekomst leven.

Maar dat kan niet.

Zoals de zomer eigenlijk niets voor mij is. Want ik hou niet zo van warmte. Mijn ogen kunnen het zonlicht niet verdragen. Dus draag ik een bril. Ik kan slecht slapen. Ik ga zweten. Dan ga ik dus naar de winter verlangen. Naar verkoeling.

En toch geniet ik ook weer van dat zoeken, dat jagen, dat maken van foto's, dat woorden geven, dat vorm vinden. Het zit in mijn aard. En het schrijven heeft zelfs het zoeken geïntensiveerd.

Maar er zijn grenzen. Aan je rekbaarheid, aan je lichaam, aan je geest, aan je creativiteit, aan alles wat je weten wil. En aan alles wat je daarnaast nog doet. Werk, gezin, familie, kerk, hobby's, etc.

God is er.
Hij verbergt zich, maar laat sporen na.
Genoeg voor ons om te weten.
Maar te begrijpen, te vatten, te kennen, te volgen, te begrijpen, te onderkennen, te voorspellen?
Nee.
Daarvoor is Hij te groot, te alomvattend, te eeuwig.

En daarom.
Geldt dat ook voor dat wat Hij gemaakt heeft.
Als onze omgeving.
Onze speeltuin.
Onze huiselijkheid.
Ons lichaam, onze geest, onze ziel.
Onpeilbaar diep.
Ongrijpbaar.

Alles is niet te doen en te weten.
Het is teveel.
Er is een top waar je niet kunt komen.
De berg is te groot.
Het pad te ver.
De kennis te veel.
Het nu van leven te beperkt voor dat wat te vinden is.
Het nu wordt te vol.




Daarom is er rust nodig.
Slaap.
Een rustdag in de week.
Seizoenen.
Winter.
Kaalheid.
Ademhalen.
Daarom moet ik leren loslaten.
Terugkeren naar de kern.

Dat klinkt logisch.
Maar dat is heftig.
Dat grijpt in.
Dat gooit je leven op zijn kop.
Dat bepaalt je bij je doelen.
Bij de kern van leven.
Bij je eigen ik.
Bij hoe je in het leven staat.
Bij hoe je tegenover God staat.

Alles.
Echt alles los laten.
Winter.
Overleven.
Dag bij dag leven.
Moment voor moment.
Nu.
Alleen.
Los van alles.
Kaal.
Naakt.
Oog in oog met God.
Met jezelf geconfronteerd.
In een ijzingwekkende spiegel kijkend.

Terwijl mijn voeten vanmiddag weggleden over het drassige gras, mijn ogen ronddwaalden, op zoek naar iets om te fotograferen, gingen mijn gedachten terug naar het programma dat ik deze week op TV zag, over 'The Big Silence'. Vijf Britten, die een week lang de stilte ondergaan in een klooster. Een heftige, confronterende stilte. Het bepaalt hen bij zichzelf. Het zet alles op zijn kop. Het werpt ze op zichzelf terug, met alles wat al jaren is ontlopen of weggestopt. Die stilte doet iets met die mensen, hoe verschillend ook qua karakter, achtergrond en geloof.

Het was ontroerend om te zien.
Van hen.
Van die stilte.
Want dat is wat ik zelf ervaar.
In deze weblog probeer te beschrijven, in kleine, beperkte reflecties van mijn ervaren.
Van mijn kennis ook.
Van mijn weten dat daar de kern ligt.
En tegelijk ...

Tegelijk legt het een probleem bloot wat in onze maatschappij, onze wereld, ons werk, onze vrije tijd, ons bezig zijn, een welvaartsziekte is te noemen.
En ook ik ben erdoor besmet.
Tegen wil en dank.
Met de beste bedoelingen.

Overvloed aan bezig zijn, drukte, informatie.
En dat ontneemt ons de tijd.
De tijd voor reflectie.
De tijd om echt te leven.
De tijd om te zoeken.
De tijd om te vinden.

Daarom.
Daarom was dit een confronterend programma, ook voor mij.
Daarom was dit een heftige wandeling, vanmiddag, voor mij.
Want ik werd bepaald bij de betekenis van het fenomeen winter.
En bij mijzelf.

Alleen.
Geen mens te zien.
Kaal en naakt.
Kwetsbaar.
Opengelegd.
Ontworteld.
Teruggeworpen op mezelf.
Ontdaan van alle waan.
Ontmaskerd.
Ontnuchterd.

Wie ben ik?
Niets.
Waar ben ik?
In het oneindige niets.
Want waar is mijn stilte?
Wel beschreven, maar niet beleefd.

Dat zag ik.
Vanmiddag.
In het kale landschap.
De winter in mij.
Het snakken naar stilte.
En tegelijk het ontlopen ervan.
Afstandelijk willen blijven.
Confrontatie uit de weg gaan.

God wacht.
In die winter.
In die stilte.
God is in  mijn hart, zeker.
Maar Hij is ook niet te te vatten.
Te ver weg voor mij.
Omdat je Hem ook kunt ontlopen.
Denk ik.
Dacht ik ...

'It took me a while ...'

Dat zinnetje kwam vanmiddag terug, borrelde in mij naar boven, telkens weer, als een cadans van weten en willen, van wensen en verlangen, van bidden en luisteren.
Als een regelmatige ademhaling.
Als antwoord op ... ja, op wat eigenlijk?
Misschien wel op de vraag die ik gisteren, enkele berichten geleden, stelde: 'Waar bleef je zolang?'
Het heeft even geduurd ....
Maar ik zie het nu, besef het, begrijp het.
Er moet iets veranderen.
Nu.

Nog iets zag ik in dat zo bekende landschap.
Het voordeel van telkens hetzelfde rondje lopen, je ziet het seizoen veranderen.
Dingen vallen op.
Er was 'gesloot' ...
Alle uitgebloeide planten aan de waterkant waren uit de sloot gehaald, om de doorstroming te verbeteren. Nodig voor de waterhuishouding in deze polder die onder de zeespiegel ligt.
Er was onderhoud gepleegd.
De natuur een handje geholpen.


Stilte kan je confronteren met dingen die in het verleden gebeurd zijn.
Zaken die in de weg zitten.
Maar weggestopt waren.
Verdoezeld en verdonkeremaand.

Maar, in het licht gebracht, onder ogen gezien, openbaar gemaakt, kan het ook opluchten.
Kan het de doorstroming bevorderen.
Misschien moet er actie op volgen.
Wellicht is er vergeving nodig.
Maar schoon schip maken, omploegen, spitten, kaal maken, het heeft een functie, een doel.
Sterker nog, het is noodzakelijk.

De winter haalt alle overbodige franje weg.
Legt alles bloot.
Maakt alles zichtbaar.
Brengt illusie en schoonheid terug tot basale klei en modder.
Het gaat om onder ogen zien.
Het gaat ook om overleven.
Stil.
Maar niet verdwaasd.
Want als je alles los laat ....
Wellicht kan er dan iets moois ontstaan.

Een winter van zuivere witheid.
Als een vergevende deken.
Een lente vol beloften.
Een zomer vol uitbundige bloei.

Maar eerst.
Volhouden.
Stil zijn.
Bidden.
Wachten.
Verwachten.
Leven in het nu.
Dag bij dag.
Geloven.
Vertrouwen.
Verlangen.
Hopen.
Op morgen.
Op het licht.
Op de zon.
Op God.

Want zonder red je het gewoon niet ...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten