De vraag blijft hangen in de lucht. In de stilte van het moment. Hij draait zich om naar waar de stem vandaan gekomen is. Kijkt. Observeert. Ontmoet de donkere ogen. Peilt. Graaft in herinneringen.
- Nee, schudt hij zijn hoofd dan, langzaam, nog steeds peinzend.
- Ik geloof niet dat ik u ken ...
Ze zwijgt. Kijkt. Doordringend.
- Ik weet het zeker.
Hij zucht. Hoorbaar.
- Dan had ik het geweten. Mijn geheugen is ijzersterk.
- Weet u het zeker?
- Waarom niet? Ik heb geen reden te twijfelen aan mezelf.
- Twijfelt u nooit eens dan?
- Zeker wel ...
- Maar niet aan uzelf?
- Nou ja ... misschien ... soms ...
- U bent toch wel gewend om vragen te stellen?
- Ja, natuurlijk. Daarmee wek je nieuwsgierigheid.
- Mooi gezegd. Je maakt iets wakker, ja ...
- Antwoorden komen later wel. Het begint altijd met vragen. De bestaande situatie van alle kanten bekijken. Achteruit stappen. Jezelf afvragen waarom dingen zo gebeuren. Of het ook anders kan.
- Altijd een mooie zoektocht, toch?
- Nou, mooi ...? Het kan lang duren voor het iets oplevert. Voor je iets ontdekt, waar je verder mee kunt.
- Maar het begint allemaal met vragen stellen ...
- Maar waarom heeft u het daar over?
- Ik ben nieuwsgierig.
- Nieuwsgierig naar wat?
- Naar het scheppingsproces, naar het begin van wetenschap, de oorsprong van wijsheid, naar het anders kijken naar dingen die gewoon zijn.
- Zo. Dat gaat diep.
- Mijn interesse ligt op het gebied van creativiteit.
- Maar wat heeft dat met mij te maken?
- U weet daar ook iets van, volgens mij.
- U bent nogal geïnformeerd.
- Ik zei toch al, dat ik u kende?
- Ja. Maar wie bent u dan eigenlijk?
- Ik? Ach, dat wilt u niet weten.
- Dat wil ik wel weten, anders zou ik het niet vragen.
- Het is beter als ik dat maar voor me hou.
- U prikkelt me. Weet u wel, die vragen?
- Ja, dat weet ik, en dat bedoel ik ook. Ik denk dat ik maar moet gaan.
- Uhuh, niks daarvan ...!
Ze kijken elkaar lang aan. Zwijgend. Gewaagd aan elkaar. Niet van plan te wijken. De stilte duurt en duurt. Wordt pijnlijk. Dan zucht ze. Buigt het hoofd. Niet beschaamd, maar berustend.
- Oké dan.
- Vertel ...
- Ik ben 'de vraag'.
- De wat ...?
- Ik ben de vraag. Ik ben het die nieuwsgierig maakt. Die tot nadenken stemt. Die naar ontdekkingen speurt. Verwondering najaagt. Die het naatje van de kous wil weten. Die naar ideeën luistert. Die prikkelt en opport. Ik ben het die jou 's nachts wakker houdt. Die je onrustig maakt.
- Ik snap het niet ...
- Ik ben de drang, de zoektocht, de vlucht naar voren, de ontdekkingsreiziger, de ...
- Hum, u bestaat niet echt?
- Ik ben heel realistisch, echt, aanwezig, aanraakbaar, overal te zien en te ervaren. Nu, hier ook.
- En ik ...?
- U maakt gebruik van mij. Telkens weer roept u mij op.
- Als ik vragen stel?
- Exact.
- U bent de vraag ...!?
Hij schudt zijn hoofd. Haalt een hand door zijn haar.
- Ik ben de vraag.
Ze lacht. Ze groet. Ze gaat.
Nu. Juist nu. Juist nu hij zoveel vragen heeft. Verward is in zijn denken. Ontworteld en door elkaar geschud. Hij draait zich om. Keert terug naar de alledaagse werkelijkheid. De zichtbare dingen. De materie. De harde, emotieloze materie.
Hij lacht. Bedremmeld. Nog een keer. Hardop.
- Ik word gek ..., mompelt hij.
Dan stapt hij op, loopt de straat in, slaat de hoek om. Het geluid van de echo van zijn sloffende voetstappen sterft langzaam weg. Opgeslokt door de donkere nacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten