Na een onrustige nacht in verband met verkoudheid en een kriebelende keel, bedenk ik mij, vandaag begint de vastenperiode. Begin van bezinning. Periode van versobering. In de aanloop naar het gedenkwaardige moment van Goede Vrijdag en Pasen. Kruising tussen tijd en eeuwigheid. Raakpunt van God met de mens. Centrum van de wereldgeschiedenis.
Ter plekke besluit ik mij meer te gaan onthechten. Van materie. Vasten van subjectieve interpretaties, inbreng van meningen en gevoelens, ingekleurde beelden.
Gewoon, koel, nuchter naar de feiten kijken. Observeren. Objectief aanschouwen. Beelden beelden laten zijn. Natuurlijk onthechten. Wetenschappelijke bril opzetten.
Als het ware zoeken naar de zin van zen.
Buiten gekomen constateer ik vrijwel direct een kale plek in mijn dagelijks beeld. Er mist een boom. Een grote, indrukwekkende, beeldbepalende treurwilg. Zonde van de boom.
Ai. Fout. Teveel mening ...
Verder fietsen. Het waait stevig. Grijs wolkendek. Geen zon te zien, toch al licht gworden. Nu daagt het in het Westen. Een breed gat aan de horizon, recht vooruit, brengt zachte pastelkleuren.
Het fietspad, met aan beide zijden breed ritmisch kabbelend water, is bezaaid met ganzepoep, nu onlangs het riet is gesnoeid en er weer een vrije aanvliegroute is. Ondertussen vliegen boven mijn hoofd honderden van die ganzen onrustig en luidruchtig in de lucht heen en weer.
Ik ben precies op tijd voor de pont.
Tijd? Is tijd wel objectief?
Aan de overkant word ik vriendelijk begroet door de man op het postkantoor. Op het moment dat ik lachend terug groet, constateer ik nuchter dat ik duidelijk door de mand gevallen ben.
Ik heb verloren. Ik ben niet nuchter. Kan niet objectief zijn.
Gelukkig maar, ik ben een mens. Van vlees en bloed. Van geest en lichaam. Van gevoel en verstand. Van beelden en woorden. Van feiten en meningen. Van observaties en interpretaties. Met een hoof vol kennis en een hart vol geloof.
Geen koele kikker. Geen los zand. Geen stof. Geen lichaam zonder ziel. Geen machine.
Inmiddels, buiten, weer op de fiets door het winterse, kale landschap, schijnt de zon uitbundig 'kiekeboe' net boven de laatste, langzaam wegdrijvende wolken.
Zo, bewust, nuchter, onthecht, observerend, objectief, maar ook uiterst subjectief, met een wil, met verstand en hart, gevoel en gedrag, met heel mijn zijn als mens, wil ik mij buigen.
Voor het wonder, het mysterie, voor de God die alles maakte. Naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis.
Niets meer, niets minder.
Geen zen aan mijn zijn.
Zolang ik ben, ben ik een netwerk van lichaam en ziel. Tot de laatste adem. En daarna, dan zien we wel verder. Zien we alles beter.
Zoals het is.
Mooi ;-).
BeantwoordenVerwijderen