Er zijn van die dingen, die blijf je uitstellen. Je wilt iets doen, iets zeggen, iets regelen, een afspraak met iemand maken. Je weet al heel lang dat het moet gebeuren. Maar het komt er gewoon niet van. Je ziet er tegen op. Het zit in de weg.
Maar soms moet je jezelf gewoon een schop onder de kont geven, in zoverre dat tenminste lichamelijk mogelijk is. Jezelf aan de denkbeeldige oren trekken. Opstaan en gaan. De telefoon pakken. Doen wat je doen moet.
Gewoon, omdat de berg de berg blijft en niet opzij gaat. Eroverheen is dus de kortste weg. Je kunt het maar gehad hebben. Dan is het ook zo weer voorbij. Hoef je er niet steeds meer aan te denken. Tegenaan te hikken. Te denken en te dromen. Te aarzelen, te vertragen, te omzeilen, te negeren en dan toch weer telkens tegenkomen.
Zo ook met het bericht dat ik al een tijdje wil schrijven. Over een niet makkelijk thema, de dood. Er komen van allerlei zijwegen tussendoor, ik word honderd keer afgeleid door andere zaken. Maar ik wil het. Het moet. Het is nodig. Vind ik. Want belangrijk. Om niet te zeggen, van levensbelang.
De laatste weken nogal nadrukkelijk bezig geweest met de dood. Eerst het overlijden van mijn schoonvader, waarover ik al eerder schreef. Bijna tegelijkertijd de euvele moed gevonden om een nieuwe blog te openen over het korte leven van één van onze kinderen. Waarvan de tekst al jaren lag te wachten. En juist in zo'n fase sta je ook opmerkelijk open voor andere berichten over de dood, die je voorbij ziet komen en daarom met meer aandacht en extra interesse leest. Omdat het je raakt. Omdat het anderen heeft geraakt, veranderd, gekwetst, gekweld. In de put heeft geholpen. Van hun stuk heeft gebracht. Het anders zo rustige leventje op zijn kop heeft gezet.
Daar waren ook een aantal blogs bij, die mij hebben geraakt en ontroerd. Vrouwen die beschrijven hoe zij afscheid hebben moeten nemen van hun nog heel jonge kind. De één is een aanleiding voor mij geweest om tot het publiceren van de levensgeschiedenis van onze zoon Nathaniel over te gaan. De ander was zo'n overweldigende opeenstapeling van leed, dat het mijzelf bijna de adem deed stokken. Zoveel ellende, zoveel pijn in een mensenleven, zo'n geschiedenis van gebrokenheid al achter de rug. En dan wordt het liefste, dierbaarste bezit van je weggenomen door de dood. Dat is zo heftig en confronterend, daar zijn gewoon geen woorden voor. Daar kun je alleen maar stil en van een afstand verslagen naar kijken.
Het is andermans leven, waar de dood plotseling en onverwacht binnentreedt. Er is afstand tussen. In ruimte en tijd. Je kent ze niet direct. Je leest zomaar even mee in een persoonlijke geschiedenis. Maar er zit ook zoveel herkenning in, zoveel dingen die je ook kent en hebt ondergaan, zoveel pijn die je toch meevoelt, dat het je diep raakt, dat het je van je stuk brengt. Bewogen. Ontroerd.
En dan wil je daar ook iets mee. Woorden vinden waar geen woorden voor zijn. Het blijft in je hoofd zitten. Het zingt rond. Het hoopt zich op in je hart. Er komen losse woorden te voorschijn, ook hier op dit blog. Je merkt tegelijk dat het tekort schiet. Het raakt niet aan de essentie. Het gaat niet diep genoeg.
Maar dan, wat dan wel? Hoe dan toch?
Het suddert. Je schrijft weer. Nu rechtstreeks aan mensen die het meegemaakt hebben. Even contact. En je merkt ook dat dat van twee kanten goed is. Herkenning. Delen. Bespreekbaar maken. Open leggen. Kwetsbaarheid tonen. Levens die elkaar een moment raken, door gedeelde ervaring.
Het zijn allemaal zaken waar je al heel lang mee bezig bent. Die te maken hebben met de dood. Maar je moet ook constateren dat velen er huiverig voor zijn, om het onder ogen te zien, om het te benoemen, inhoudelijk te bespreken. 'De dood is de meest aangekondigde, maar de minst verwachte bezoeker' las ik eens ergens. En het is waar.
Je weet dat het leven eindig is. Je hoort het om je heen, leest het in de krant, ziet van alles op televisie. Hoe dan ook zal het je pad kruisen. Maar er is een natuurlijke neiging tot uitstelgedrag. Ook hier dus. Kop in het zand. Vooruitschuiven. Ontwijken. Niet aan denken. Later. Veel later. Als het tijd is, dan ... ja, dan wel. Als het komt, dan zien we wel verder.
Ik heb er eerder over geschreven, dat we na het plechtige deel van een begrafenis, al dan niet gevuld of omgeven met bepaalde rituelen en symbolen, het liefst zo snel mogelijk weer overgaan tot de orde van de dag. De rouw wegspoelen met koffie en broodjes. Toch leuk, die mensen die je weer ziet op een begrafenis, zo lang geleden ...
Behalve dan natuurlijk de rechtstreeks betrokkenen, de directe familieleden. Die sluiten weliswaar met het begraven van het lichaam van hun geliefde in het gapende gat van de aarde, iets af, maar na de hectiek van de dagen na overlijden moet het echte begin van het rouwproces feitelijk nog komen. Dat is niet zomaar voorbij. Sterker nog, afhankelijk van de aard en karakter van betrokkene en de soort relatie met de overledene (ouder-kind, man-vrouw) en de sterkte, diepte, hoogte van de liefde die er is (dus niet: was ...) gaat dat je hele leven duren. Zij het dat er waarschijnlijk in de loop van maanden, jaren, wat scherpe kantjes zullen slijten. Maar de herinneringen blijven, en die doen pijn, ongelooflijk pijn. Losgescheurd worden van relaties. Merken hoeveel pijn liefde kan doen. Tot in de uiterste puntjes van je lijf. Tot in je dromen.
De dood raakt aan de kern van leven.
Het brengt ons bij de vraag wat leven is. Wat de oorzaak van leven is. Wat de zin van het leven is. Waarom we hier zijn. Wat de betekenis van relaties is. Waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan. Of alles 'vanzelf' gekomen is, of dat er een God is. Duizend vragen kunnen ons bestormen. Vragen waar we allemaal wel eens aan denken. Die geen makkelijke of goedkope antwoorden kennen. Waar de mensheid altijd al mee geworsteld heeft.
Het zet ons terug op onze plaats. Het brengt ons tot de kern van ons bestaan. Het er mee bezig zijn, het onder ogen durven zien, bepaalt hoe we ons leven vorm geven, invullen, waar we voor gaan, wat ons ten diepste bezighoudt. Dus wel belangrijk, zou je denken.
En toch blijven we uitstellen, vooruitschuiven, omtrekkende bewegingen maken. Doen we vrolijk en fluiten een liedje. Leven het leven intens en diep en onbezorgd. Zolang het kan. Zolang we denken dan het kan. Tot de trein weer stilstaat. Even. Onverwacht.
Het is aan de ene kant ook logisch dat mensen zo zijn. Zich onhandig voelen. Niet weten wat ze zeggen moeten. Het is niet leuk, niet aangenaam. Verdriet maakt verlegen. Gemis doet pijn. En er zijn ook geen woorden voor. Hoe zouden we moeten troosten, opbeuren? Maar het is ook niet te negeren. Niet te omzeilen. Je kunt er niet langslopen. Uit de weg gaan.
Misschien moeten we juist meer de confrontatie aangaan. Met de dood. Erkennen. Onder ogen zien. Ondergaan. Meeleven met degenen die voor de poort van de dood liggen. De laatste kostbare ogenblikken aanwezig zijn. Hoe moeilijk ook. Wachten op dat wat komt, onherroepelijk. Misschien moeten we juist meer onszelf voorbereiden op wat komt. Misschien moeten we wat minder luchtig doen. Serieus kijken naar het leven, de dood, wat er na zou kunnen komen. Misschien moeten we eens met elkaar praten, nuchter, realistisch, concreet, en van te voren regelen wat we niet aan nabestaanden over zouden moeten laten. Misschien moeten we het elkaar eens vaker voorhouden hoe onherroepelijk de dood is. En hoe zeker dat hij komt.
Niet omdat we zwartkijkers zijn. Niet om dramatisch te doen. Niet uit een negatieve fascinatie voor de dood. Maar gewoon, omdat het realistisch is. Het komt, je kunt er zeker van zijn, voor ieder van ons. Aan elk leven, elke vorm van leven, is een einde gekoppeld. Het wacht, stil, ver weg of dichterbij. Hoe, en wanneer, en wie eerst, dat is niet zeker, niet te voorspellen. In zekere zin ook niet belangrijk.
Hoe luchtiger je bent over het leven, hoe minder belangrijk het allemaal lijkt. Hoe losser je in het leven staat. Hoe roekelozer. Vrij, ongebonden, denk je. Want het houdt straks toch op. Er komt toch niets meer. Pluk de dag.
Maar als je nuchter en eerlijk bent over de dood, des te meer ga je beseffen hoe ongelooflijk kostbaar het moment 'nu' is. Zul je doordrongen worden van de gedachte dat liefde echt belangrijk is. En zul je ook vaker uitspreken dat je van elkaar houdt. Zul je gaan genieten van alle kleine dingen. Zul je bewuster gaan leven.
Als het goed is ...
Denk ik.
Want, kostbaar is ook kwetsbaar. Het is zo voorbij. Het is snel te laat. Je kinderen groeien op. Langzaam voor je gevoel. Maar soms betrap je je erop dat het ineens wel heel snel gaat. Merk je hoe je ouder wordt, hoe volwassen zij in één keer zijn geworden. Soms besef je ineens dat je dingen hebt gemist. Dat het voorbij is gegaan, veel te snel. Dat sommige dingen niet meer terugkomen.
Misschien moeten we eens vaker teruggrijpen naar het verleden. Foto's bekijken. Herinneringen ophalen. Verbaasd zxijn over wat er allemaal gebeurd is. Hoe we gegroeid zijn, geworden tot wie we zijn. Maar ook beseffen wat er voorbij is. Stilstaan bij wie ons ontvielen. Mijmeren over het leven. Spreken met elkaar over de belangrijke zaken in het leven. Niet geld en dingen en werk en bezigheden. Maar relaties, liefde, bloedbanden, de lijn van de geslachten. De tijd die voorbijglijdt. Ongrijpbaar. Onherroepelijk. Onomkeerbaar.
Misschien moeten we veel meer graven naar zin en duiding. Filosoferen over de zin van het leven. Nadenken over het bestaan van een andere wereld. Een leven na dit leven. Vragen durven stellen. Op onderzoek uitgaan. Claims die er zijn toetsen.
En, dat zeg ik er maar bij, onderzoeken of het ook zo zou kunnen zijn dat de God met wie deze maatschappij al lang afgerekend lijkt te hebben, toch niet zou kunnen bestaan. Hem eens niet voorbijlopen, negeren, ontkennen, vervloeken. Maar openstaan voor Zijn aanwezigheid. Ik geloof er tenminste in, met huid en haar, met hart en hoofd. Dat betekent niet dat er geen twijfel is, geen vragen zijn, dat daarmee alles gezegd is. Nee, zeker niet. Maar het is wel een basis om verder te zoeken. Een stevige Basis, een liefdevol Fundament. En het gekke is, Hij wacht. Hij is heel geduldig. Laat Zich zoeken.
Maar, dat is mijn mening. Na onderzoek en ondervinding, mijn overtuiging, mijn geloof geworden.
Maar dat zal niet iedereen met me eens zijn. Er staan andere berichten op dit weblog, waarin mijn mening duidelijk naar voren komt. Nu gaat het er mij om, dat we, gewoon, heel basaal, zullen stilstaan bij de dood, de eindigheid van het leven. En ja, dat betekent ook dat je dan nadenkt over de vraag of er eventueel leven na dit leven is. Het gaat mij in eerste instantie niet om de antwoorden, maar om het onder ogen durven zien van de vragen.
Het op de scherpst van de snede jezelf afvragen wat er voor jou toe doet. Want in het licht van de dood wordt alles anders, dus waarom zou je daar van te voren niet over nadenken? Voor de kwade dagen komen. Gewoon. Nuchter. Eerlijk.
Confronterend? Best wel. Nuttig? Zeker weten. Van levensbelang! Ik schreef het al.
Maar, hoe doe je dat dan?
Je kunt natuurlijk op de filosofische manier gaan onderzoeken. Er zijn hele boekenkasten volgeschreven. Zou ik niet aan beginnen. Hoewel het zinvol kan zijn om je neus eens in een algemeen filosofieboek te steken. De meeste levensvragen komen er aan bod.
Je kunt ook de praktische kant opgaan. Je financiën op orde brengen, je uitvaart regelen, alles op papier zetten. Dat is goed, dat moet ook. Niet alles overlaten aan degenen die achter zullen blijven.
Maar het is beide keren niet wat ik precies bedoel. Terwijl ik nadacht over de dood de afgelopen weken, kwam er een aantal keren een blogbericht voorbij, over wat de vijf punten zijn waarvan mensen aan het eind van hun leven zeggen dat ze er het meest spijt van hebben. Omdat het mooi aansluit bij wat ik probeer duidelijk te maken, wil ik ze hier even kort herhalen (vertaald).
- Ik zou willen dat ik de moed had gehad mijn leven te leven zoals ik dat zelf echt had gewild, en niet volgens de verwachtingen die anderen hadden.
- Ik wou dat ik niet zo hard gewerkt had.
- Ik wou dat ik de moed had gehad mijn gevoelens uit te drukken.
- Ik wou dat ik in contact was gebleven met mijn vrienden.
- Ik wilde dat ik mezelf zou hebben toegestaan gelukkiger te zijn.
Dat is nogal wat. Het lijkt erop alsof hiermee gezegd wordt dat de meeste mensen beseffen slechts een rol te hebben gespeeld. Dat vraagt om bezinning. Dat roept om herijking van onze verlangens en wensen. Onze uitgangspunten en fundamenten. Onze wortels en onze toekomst. Ons doel en onze richting.
Maar het gaat nog verder. Het snijdt nog dieper. Denk ik. Al eens eerder schreef ik over de eventuele mogelijkheid dat we achteraf ons leven zouden kunnen bezien, hoe zouden we, als we 'nu' al zo'n inkijkje in 'dan' zouden krijgen, ons leven dan anders leven, inrichten? Misschien zou ons leven een ware metamorfose ondergaan. Stel, dat het zou kunnen ...
Sterker nog, ik denk dat het kan. Nu. Bezinning nu is nodig. Het zou gewoon moeten. Juist omdat het leven kostbaar is. Omdat er maar één van ons is. Eén uniek exemplaar.
Ach, beseften we dat maar meer.
Dan deden we niet meer zo oppervlakkig en koel. Dan amuseerden we ons niet kapot. Dan hielden we geen vormen in stand, alleen omdat het zo veilig en vertrouwd aanvoelt. Dan zouden we niet leven om te werken, maar werken om te leven. Dan zouden we meer durven. Dan zouden we meer vrij durven zijn en ons niet in een systeem laten dwingen. Dan zouden we transparant en open zijn naar elkaar, mild en begripvol. Dan zouden we willen vliegen en dromen, maar ook ons hart meer volgen. Dan zouden we zingen met de blijden en huilen met de verdrietigen. Dan zouden we samen mens worden.
Toch? Of niet? Droom ik nu te veel? Ben ik te idealistisch? Verwacht ik te veel?
Maar dan ... hoe kan dat nu, als je nadenkt over de dood? Als je stilstaat bij het stoppen van leven? Als je geconfronteerd wordt met de kracht van de dood?
Wie herkent niet de huiver en machteloosheid als je de dood letterlijk in de ogen kijkt. Het leven, de geest ziet verdwijnen uit het zo vertrouwde lichaam. De adem stokt. Er hangt een kilte, meteen. De stilte wordt doods. Heinneringen borrelen naar boven. De dood is een vijand. Maar tegelijkertijd ervaar je iets van een andere, tegengestelde kracht. Dat het niet voorbij is, niet echt voorgoed voorbij. Er dringt zich geloof op. Liefde wordt ervaren, als een tegenkracht, een zwak tegengif. Een tegen beter weten in hopen.
Tja, God laat zich moeilijk vinden. Hij verstopt Zich. En wij, moderne, ontwikkelde, beschaafde mensen hebben Hem weggeredeneerd. Niet meer nodig. Overbodig. We kunnen zonder. We kunnen zelf. Ontkennen net zo makkelijk.
En toch, is er hoop, is er liefde ... is er leven. Geloof ik ...
confronterend, maar zeker waar! Moedig om zo open te schrijven, maar wel nodig, het zet de ander aan tot denken!
BeantwoordenVerwijderenIk vind je een moedige man, dat je deze dingen zo open schrijft.
BeantwoordenVerwijderenU bent op een ongelofelijk knappe wijze in staat woorden daadwerkelijk te laten voelen. Dank u.
BeantwoordenVerwijderen