Hier sta ik dan.
Verward.
Ontdaan.
Het is hier stil.
Geen meute.
Geen geschreeuw meer.
Consternatie voorbij.
Alles is weg.
Alles is leeg ook in mijn hoofd.
Geen tranen meer te laten.
Een leven voorbij.
Gewekte verwachtingen gesmoord.
Onvervulde beloften.
Dromen aan diggelen.
Alleen dit hout, dat rest.
Omhoog gericht.
Als een symbool.
Een vraag.
Een harde waarheid.
Kaal en koud.
Versplinterd hout.
Donkere vlekken van bloed.
Hij is hier niet.
Zijn koude lichaam weggehaald.
En in een donker graf gelegd.
In de intense stilte van de duisternis.
Het schreeuwt, het bruist, het gist in mij.
Ik weet geen raad.
Wat moet ik nu?
Wat doe ik hier?
Hij is hier niet.
Het is voorbij.
Alles is stil.
De spanning weggeëbd.
De woede om het onrecht van het uitgesproken recht.
De teleurstelling over de liefdeloosheid van de zogenaamde godgeleerden.
Dat is wat blijft, wat vreet, wat telkens weer de kop opsteekt.
Had ik maar ...
Wat als ...
Hoe?
Waarom?
Ik hou mijn adem in.
En bid om kracht.
Want ik weet.
Ik voel.
Ik hoor zijn woorden weer.
Er schiet van alles door mijn hoofd.
Mijn hart brandt van verlangen.
Al de verhalen komen terug.
De wonderen borrelen naar boven.
Veel zijn de herinneringen.
Ze zijn gezaaid en komen op.
Er is ons een licht opgegaan.
Hij heeft een gordijn ontsloten.
Een tipje van de sluier opgelicht.
Hij heeft een vuur ontstoken.
Een verlangen gewekt.
Maar hoe?
Maar wat?
Maar waar?
Wat nu?
Rusteloos loop ik hier.
Kniel ik in de kille aarde.
Tast met mijn vingers naar het hout.
Versplinterd, donker, met de geur van de dood.
Sta op.
Verward.
Op slot.
Het schemert al.
Het zonlicht zal zo komen.
Op de weg, in de verte, naderen mensen.
Het leven zal weer ontwaken.
Alsof er niets is gebeurd.
Alsof het allemaal zo hoort.
Maar.
Ik hoor mezelf herademen.
En slaak een diepe zucht.
Van binnen uit, omhoog gericht.
Ontlucht.
Want het is niet voorbij.
Er is iets begonnen.
Maar ik weet nog niet wat.
Ik voel het komen.
Het licht gaat aan.
De hemel open.
Er fluistert een mysterie door de bomen.
Het raakt mij aan.
Het wacht.
Het rijpt.
En ik geloof ...
Vertrouw ...
En wacht ...
Tegen beter weten in.
Hou ik mij vast.
Aan wat voorbij was.
Maar ook nog komen zal.
Al weet ik niet wanneer.
En hoe.
En waar.
Het is gezegd.
Het is beloofd.
Wat zei hij ook alweer?
Waakt!
Ja, ik zal waken.
Ik zal wachten.
Ik zal gaan.
En ik zal komen.
Telkens weer.
De droom is niet voorbij.
Wie weet wat er nog zal komen ...
Ja, het is stil.
Nog wel.
Maar zij is vol.
Vol van verwachting.
Ja, het is licht geworden.
Er gloort hoop aan de horizon.
De hemel heeft mijn hart gewarmd.
Er is een verwachting gewekt.
Hoor, daar kraait een haan ...
De nieuwe morgen wacht.
En ik haal adem.
Diep.
Intens.
Ja, ik zal gaan.
Het leven roept.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten