- Dag meneer, zei de jongen.
Hij lachte even. Schoof een stukje op, toen de man plaatsnam, naast hem, op het bankje in het park. De bomen verduisterden het late licht. De wind fluisterde.
- Ken je mijn naam niet, vroeg de man.
De jongen schudde zijn hoofd.
- De Mopperaar, zo noemen ze me.
- Nou, u ziet er anders best vrolijk uit, mompelde de jongen.
- En hoe heet jij?
- Hans.
- Dag Hans.
Weer moest de jongen lachen.
- Dag Mopperaar. Waarom noemen ze u zo?
- Ach, wat zal ik zeggen? Ik hou wel eens een spiegel voor, en dat vinden mensen niet altijd leuk, daar worden ze onrustig van. Ik gooi wel eens glazen in en dat maakt zo'n kabaal. Gebroken spiegels, die kunnen pijnlijk zijn. Ik roer wel eens in gezapigheid, daar komt wel eens vuurwerk van.
- Hm, interessant ...
Toen lachte de man. Even. Bijna schamper. Of een beetje teleurgesteld.
- Tja, interessant? Dat weet ik niet. Levendig, dat wel. Nodig, dat ook. Maar gewaardeerd wordt het niet altijd.
- U bent tegen de gevestigde structuren?
- Niet perse. Orde is een natuurlijk houvast, ritme is routine. Maar gemakzucht en oppervlakkigheid, daar gruw ik van. Systeemdenken, dat is machtsmisbruik. Neplicht, dat is kitsch. Etalage kijken, dat is ultieme leegheid. Dan gaat mijn hart spreken, dan laait er vuur op. Dan wil ik prikkelende vragen stellen.
- En daarom noemen ze u de Mopperaar.
- Daarom, ja ... want er is geen mooier licht dan echt licht. Er is geen andere waarheid dan de liefde. Er is geen grotere verantwoordelijkheid dan vrijheid. Daarom moet er iemand een spiegel voorhouden. En tegelijk dienen we ons bewust te zijn van het feit dat het een gebroken spiegel is. We zien maar kleine stukjes van de hele werkelijkheid, vlagen van de waarheid, woorden schieten altijd te kort. Er is meer, er is altijd meer. Ons verlangen zal blijven zoeken, voortdurend reiken, willen vangen wat niet te vangen is.
- Dat klinkt allemaal vrij idealistisch en tegelijk ook hopeloos ...
- De paradox van het leven, ja. Maar je daar bewust van worden, is al een eerste stap op de weg naar bevrijding. Je kunt het niet alleen. Je redt het niet zonder hulp.
- We hebben elkaar nodig ...?
- We hebben elkaar zeer zeker nodig. Als klankbord. Als meedragers. Als wegwijzers. Als vrienden. Maar niet alleen dat. Er is meer.
- Meer nog ...?
- Ja, dat weet ik zeker. Want als je goed kijkt. Als je door de dingen heen kijkt. Als je achter het licht leert zien. Als je begint te vermoeden. Als je de kleuren op gaan vallen. Als je de mooie schaduwen ontdekt in die gebroken spiegels. Dan ontdek je tekenen, sporen, hints, zaadjes, van de eeuwigheid, van gefluisterde beloften, van indrukwekkende genade. Er borrelt een bron, ergens, ongedacht, onverdiend. Een waterval van levende stilte, zuiverende lucht, trillende geest, oorspronkelijke ziel. Die wacht, die roept, die luistert, die wenkt.
Het bleef stil, heel lang stil, tussen die twee. De jongen en de man. Ze luisterden naar elkaars ademhaling, kauwden op woorden, kabbelden op de stroom van hun eigen gedachten. Er liepen af en toe mensen langs, maar ze merkten het nauwelijks op.
- Bent u eenzaam? vroeg de jongen toen.
De man dacht na, fronste zijn wenkbrauwen, haalde een hand door zijn haar.
- Nee, zei hij toen, niet eenzaam, want ik zoek de eenzamen ook op, voel met hen mee, loop met ze op. Want het leven, het echte leven, dat wordt misschien wel aan de achterkant geleefd.
- Of aan de binnenkant?
- Ook aan de binnenkant, zeker. Maar wat je overkomt, dat vormt je. Wat je beschadigt, dat draag je mee, heel je leven. Het brengt je bij de kern, bij de essentie.
- Niks geen schone schijn dus?
De man keek de jongen aan, onderzoekend. Wachtte even. Zuchtte.
- Nee, geen schone schijn. Misschien wel weerschijn. Soms. Niet altijd, hoor. Af en toe. Schaduwlicht. Tranen-in-je-ogen-licht. Door de pijn heen. Gebutst door ervaringen.
Weer was het stil, enkele momenten maar nu.
- En jij? Wil jij praten?
- Praten? Nee. Ik luister liever. Ik leer daarvan.
- Zit het te diep?
De jongen glimlachte.
- Het rijpt nog wat. Het wacht op licht.
- Dat weet ik. Dat voel ik. Daarom stel ik maar geen vragen. Ik zal geduldig wachten.
- Dank u wel, meneer. Meneer de Spiegelaar ...
- Haha ...! Nou, dan ga ik maar weer.
- En jij? Wil jij praten?
- Praten? Nee. Ik luister liever. Ik leer daarvan.
- Zit het te diep?
De jongen glimlachte.
- Het rijpt nog wat. Het wacht op licht.
- Dat weet ik. Dat voel ik. Daarom stel ik maar geen vragen. Ik zal geduldig wachten.
- Dank u wel, meneer. Meneer de Spiegelaar ...
- Haha ...! Nou, dan ga ik maar weer.
- Als een schip in de nacht.
- Als een baken op zee ...?
- Tot ziens, meneer.
- Adieu, jongen. Hans ...! Vergeet je niet af en toe in de spiegel te kijken?
- Zal ik doen, meneer. In van die gebroken spiegels ...
De man liep weg.
Nu pas zag de jongen hoe krom hij liep, hoe zijn schouders waren gebogen.
Hij was echt oud.
Getekend door het leven.
Getekend door het leven.
Langzaam verdween hij uit zicht.
Toen stond hij ook zelf op.
Keek om zich heen.
Zag de laatste vogels weg hippen.
Hij keek omhoog, staarde naar de hemel, die boven nog lichtblauw was gekleurd, maar aan de horizon al donker was geworden.
De eerste sterren lieten zich daar flonkerend zien.
Als een voorzichtige belofte.
Van verre wachtend op zijn antwoord.
Een antwoord dat nog moest komen.
Maar dat al wel was gezaaid.
In diepe, zwarte aarde.
dit is heel mooi.
BeantwoordenVerwijderenPrachtig verhaal!
BeantwoordenVerwijderenHeel erg mooi
BeantwoordenVerwijderenTwee keer gelezen en het stil weggelegd. Wat kan een mens aan kwaliteiten hebben? Fotograferen, poëzie en dan zomaar prachtige proza neerzetten dat tot nadenken zet. Knap werk Anton.
BeantwoordenVerwijderenDank iedereen voor alle woorden. Jij ook dankjewel Ron, mooi dat je het weet te waarderen. Ik geniet zelf altijd van de inspiratie ... Een gave inderdaad, ontvangen om te delen.
BeantwoordenVerwijderenBlijven schrijven, Anton.
BeantwoordenVerwijderenZat in gedachte op het bankje..
Voel me meer die oude man dan Hans ;)
Dit is het begin van een boek met korte verhalen, door Anton. Een boek dat waarschijnlijk goed zal verkopen :)
Blijven delen anton!