Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 21 juli 2012

Mensvisies

- De mens is een mooie machine met een grote rekbaarheid. Alle radertjes grijpen in elkaar, alles is perfect op elkaar ingespeeld, in evenwicht, zelfvoorzienend. Rust is nodig, om weer op te laden, aan te sterken. Voedsel is noodzakelijk voor de omzetting in energie. Gevoel is een mooi woord voor onze naar buiten gerichte zintuigen, bedoeld om te ervaren, te zien, te horen, te proeven.
- Meer niet?
- Is dat niet genoeg? Het is de basis. Al het andere is bijkomend. En meegenomen. Extra. Beleg op je brood.
- Wel. Ik heb toch een andere mening. Een dieper gaande visie. Een mens is een vat vol liefde, een vloeibare hoeveelheid gevoel, in stand gehouden door een dun laagje lichamelijkheid. Hij wil naar alle donkere hoekjes, in alle kleine gaatjes kruipen. Hij wil vuur ontsteken, licht brengen, hij bruist van verlangen. Hij wil omarmen, geven, brengen, vullen, groeien, regenen. Als een vruchtbare wolk, als een bloeiende perenboom. Vruchten voor de voorbijgangers. Regen als zegen. Wat is de mens zonder liefde? Waar is het gevoel in je machine, in je lijf, in je technisch goed afgestemde geheel?
- Ja ... er moet natuurlijk ook gewoon brood op de plank. Werken voor je eten. Gevoel? Ja, liefde is lekker, zeker. Even. Maar ook snel weer voorbij. Dan komen de wensen,de vragen, de opdrachten, de verwijten. Ruzies ook. Voor de lieve vrede slik je dan weer veel te veel. Ga je nog harder werken. Nog meer verdienen. Want liefde, ja liefde is gewoon te koop ....!
- Nou, nou, je zegt nogal wat ....! En jij? Wat zeg jij ervan?

- Tja, wat zal ik zeggen? We kunnen hier uren over nadenken. Iedereen heeft zo zijn idee. Zijn geschiedenis. Zijn opvoeding. Zijn referentiekader. Een mens heeft een grote potentie, dat zeker. Een machine? Een wonderlijke machine, jazeker. Maar meer dan dat. Een vat vol liefde? Ja, ook dat, boeiend idee. De kracht om lief te hebben heeft al veel voor elkaar gekregen. Onomstotelijk. Maar voor mij is het wonderlijkste toch wel het idee dat een mens kan denken ...
- Denken?
- Jazeker. Denken. Nadenken over van alles en nog wat. Analyseren. Ontleden. Beschouwen. Filosoferen. Oorzaak en gevolg trachten te onderscheiden. Ideeën bouwen. Nieuwe ideeën ontdekken. En dat dan weer vormgeven in taal, waardoor we elkaar kunnen begrijpen, verstaan, leren kennen. Communiceren dus. Dat is voor mij toch wel de essentie van de mens. Nadenken over zichzelf en alles. En dan maken wat je eerst bedacht hebt. Visualiseren. Dromen, denken, doen. Een stap durven zetten buiten het pad wat al bekend is. Nieuwe werelden ontdekken.
- Maarreh ... met denken kun je zo weinig.
- Met denken is alles tot stand gebracht.
- Met denken dat je de waarheid in pacht hebt zijn alle oorlogen begonnen ...
- Met denken? Kom zeg, doe niet zo naïef. Was er meer gedacht, dan was er juist minder gevochten.

Een drukkend zwijgen nestelde zich over de drie filosoferende mannen. Er kwamen allemaal vragen bij ieder van hen naar boven, maar ze stelden ze niet. Het bruiste in hen, maar ze bedwongen zich. Het had geen zin stenen in de vijver te gooien, als je wist dat je niet nader tot elkaar zou komen. Drie mensen, drie visies, drie denkbeelden. Ze zagen eruit, zoals ze zich de mens voorstelden. De één fors en gespierd, stoer en open. De tweede meer het dromerige type, met lichtjes in zijn ogen. En de derde bedaard en bedachtzaam, een vage wijsneus.

Er naderde een meisje op de fiets, een puber nog, met lang, zwart golvend haar. Ze stopte voor de drie mannen en vroeg de weg. De mannen keken naar haar, zagen haar silhouet, die het directe zonlicht wegfilterde. Ze zagen haar jonge lichaam, maar vermoedden slechts de trekken van haar gezicht.

- En jij, wat denk jij van de mens, wat is het diepste wezen van de mens? vroeg de dromer aan haar, toen ze weer wilde opstappen, nadat hij haar de weg gewezen had.

Ze keek onderzoekend naar de mannen, toen trok haar blik weg, gericht op denkbeeldige wolken vlak boven de verre horizon. Toen lachte ze, zacht, ingehouden. Haar stem klonk helder en muzikaal, dartelde zoals een vrolijk lam door de groene, frisse weide in de zomerzon.

- De mens? De mens is een prachtig lichaam, een volmaakte machine, een goddelijk geschenk ...
De gespierde man draaide zijn hoofd naar de anderen.
- ... de mens is een vat vol geschonken liefde, met de potentie van hemels geluk ...
De dromer knikte nadrukkelijk.
- ... de mens is een bron van diepe gedachten en rijke ideeën, een zoeker naar dieper en verder dan de horizon ...
De denker schraapte even ontroerd zijn keel.
- ..., maar de mens heeft ook beperkingen, er is tekort en gebrokenheid, een gat in zijn hart, dat alleen gevuld kan worden door een geschonken geloof in het onzichtbare, door de God van wonderen, liefde en verlangen. De mens is gemaakt met een hoger doel. Doen, denken en liefhebben zijn daarbij slechts afgeleide middelen. Restanten van een belofte. Zoeken naar verbinding en verlossing, dat is de weg, hopen en geloven op genade, dat is het restant van eeuwig licht. Ontvangen wat gegeven is, dat is de brug, van de mens naar God en andersom.

Ze stapte op en weg was ze, haren wapperend, sierlijk bewegend op haar fiets. Naar de toekomst, via de middellijke weg.

Verbijsterd zaten ze daar, de mannen, heel lang. Sprakeloos. Ontdaan. Geroerd. Bedachtzaam. Denkend. Aangeraakt door hogere liefde.

- Een aardse engel, fluisterde de dromer.
- Een gelovige wijsgeer, stamelde de doener.
- Dichterlijke liefde, mompelde de denker.

En de zachte zomerwind waaide hun gedachten schoon. Stilte fluisterde door de bomen. Ontroering kleurde de blauwe hemel wollig wit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten