Toen Hij opstond was er niemand bij.
Er is door veel mensen gezocht naar eieren vandaag.
Die hebben het niet begrepen.
Er zijn vandaag veel woorden gesproken in vele, verschillende kerken, wereldwijd.
Iedereen wist het beter.
Er waren mooie verhalen.
Er werden diepe betekenissen gezocht.
Er werd verhaald.
Er werd geschilderd.
Er werd verklaard.
Er werd fantastisch en uitbundig gezongen.
Zijn leven leeft voort in ons. Liefde overwint alles. Zoiets. Halfzacht.
Of, het andere uiterste.
De hele Bijbel erbij gehaald.
Allerlei dwarsverbanden, zijpaadjes, onverwachte spelonken, fijnbesnaarde vergezichten.
Theologie op de vierkante millimeter.
Maar, niemand was erbij aanwezig, toen.
De discipelen zagen het niet aankomen.
Begrepen het niet.
Wilden het niet geloven.
Zelfs toen ze Hem zagen, aan mochten raken, was er nog twijfel.
Het blijft een mysterie.
Een leeg graf.
Een dode, die opstaat.
Leven dat terugkeert uit de dood.
Ander lichaam.
Andere dimensies.
Niet te vatten.
Onbegrepen.
Onverklaarbaar.
Niet te weten.
Niet te meten.
Laten we zwijgen.
Van gepaste afstand kijken.
Meelopen.
Invoelen.
Verbijsterd leren zijn.
Het duurde lang voor de discipelen om waren.
Iets konden bevatten.
Hun focus werd verlegd.
Hun aandacht richtte zich niet langer op Zijn lichaam.
Zijn aanwezig-zijn.
Maar op de betekenis.
Zijn God-zijn.
Het doel van Zijn komst.
De reden waarom Hij weer ging.
En toch zou blijven, dichtbij, maar anders.
Opvallend dat ze zo vaak met elkaar achter gesloten deuren bijeen waren.
Bang?
Misschien.
Maar ook, wellicht, proberen alles op een rijtje te krijgen.
Hergroeperen.
Heroverwegen.
En later, toen Hij was weggegaan, sloten ze zich weer op.
Wachtend.
Biddend.
Om inzicht.
Om moed.
Om de Geest, die beloofd was.
Want ze konden het niet alleen.
Ze wisten het niet alleen.
Ze konden het nooit allemaal bevatten.
En nog later, na Pinksteren?
Ja, toen was er bezieling.
Toen traden ze naar buiten.
Kwamen uit hun schulp.
Toen durfden ze spreken.
Waarover?
Over Jezus, ja natuurlijk.
Zijn daden?
Zijn woorden?
Zijn lessen?
Zijn leven?
Nee, voornamelijk en juist over die opstanding uit de dood.
Dat was en bleef onbegrijpelijk, maar was wel een ultiem bewijs voor zijn goddelijkheid.
Niet Zijn leven dus, maar wat er na dat leven gebeurde.
Dat wonderlijke.
Dat wonder.
Dat onmogelijke.
Dat mysterie.
Niet de zonden, de verlossing, de verzoening, de nieuwe wet van de liefde, maar de opstanding uit de doden werd het centrale thema van de eerste preken.
En dat mag ons gerust wel eens tot bezinning brengen.
Want hoe vaak staat dat bij ons centraal?
In onze diensten en vieringen?
Is dat de basis van ons eigen leven?
Bezielt en vervult ons dat?
Nu, met Pasen, maar ook elke dag?
Drijft ons dat?
Loopt ons hart daarvan over?
Hebben wij daar woorden voor?
De opstanding uit de dood is geen lopend vuurtje, waardoor Jezus voortleeft in onze levens, of een diep doorwrochte theologische constructie, die wij haarfijn kunnen ontleden, maar die wel theorie blijft.
Het is een historisch gebeuren, een diepe waarheid, die ingrijpt in onze werkelijkheid.
Het eerste teken van het nieuwe koninkrijk, dat zal komen.
Want zoals Hij opstond, zo zullen ook wij opstaan uit de dood, met een nieuw, verheerlijkt lichaam.
Dat is een existentiële essentie van het geloof.
Niets meer en niets minder.
Levensveranderend.
Wij zijn er deel van.
Hij leeft in ons.
Want Hij is, ook, in ons opgestaan.
Nog onbevattelijker.
Nog groter mysterie.
Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer Hij komt, zij die hem toebehoren. En dan komt het einde en draagt Hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat Hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. Want Hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood ... (1 Kor. 15 : 20-26)
We zijn door de doop in zijn dood met Hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. Als wij delen in Zijn dood, zullen wij ook delen in Zijn opstanding. Immers, we weten dat ons oude bestaan met Hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met Hem zullen leven, omdat we weten dat Hij, die uit de dood is opgewekt, niet meer sterft. De dood heeft geen macht meer over Hem. Hij is gestorven om een einde te maken aan de zonde, voor eens en altijd; en nu Hij leeft, leeft hij voor God. Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God. (Rom. 6 : 4-11)
Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. (Gal. 2 : 20)
Wauw en Amen!
BeantwoordenVerwijderenHeel mooi!
BeantwoordenVerwijderen