Haar slotconclusie, vragenderwijs gesteld, is:
Misschien komt inzicht in wat van waarde is alleen door er van af te zien.En het eindigt met de mooie, maar ook diepzinnige regel:
Dat wij alleen leven, door over te geven.Kijk, dat zijn woorden om even bij stil te staan, even over na te denken, voor je weer verder gaat, de mallemolen van het alledaagse leven in. Om over te mediteren.
Ben ik ook zo? Een avonturier? Een jager? Wil ik iets bewijzen? Of ben ik wellicht een vluchter?
Ja, natuurlijk, ik ben een man. En zeker, vanaf het moment dat ik heb leren lezen heb ik de avonturen van anderen verslonden, maar dan wel in boeken. Op papier. Van een afstandje gekeken. Bewonderd wellicht. Me geïdentificeerd met de hoofdpersoon. En later, bij de verplichte literatuurlessen was ik geboeid door de reisverhalen van Aart den Doolaard (pseudoniem voor 'zwerver') en Arthur van Schendel. Dat ging ook om reizigers en avonturiers, maar daar zat ook een diepere laag in. Soms een vluchtmotief, weg van zekerheden, knellende banden, opgelegde regels, verwachtingen van mensen. Of juist een verlangen naar vrijheid, nieuwe dingen, ontdekkingen doen, wonderlijke werelden. Een jacht naar het paradijs op aarde. Een droom van een betere wereld najagen.
Maar nee, ik had zelf niet zo'n lef, zo'n drang, zo'n neiging tot onderzoeken, ondergaan, doorleven van het 'andere' dan het 'bekende'. Ik was ook niet zo lichamelijk, zo'n sporter of beweger. Ik bleef liever thuis. Dacht veel na. Leefde van binnen. Schreef in dagboeken. Boetseerde gedichten. Maakte of luisterde muziek. Dacht nog meer na. Ging andere boeken lezen. Mijn boekenkast nu is er nog een weerspiegeling van. Het was meer een innerlijke zoektocht. Gewoon thuis.
Goed, het is niet de bedoeling om mijn persoonlijke zoektocht hier bloot te leggen. Wellicht een andere keer ...
Waar ik naar toe wil, is dat ik een jaar of tien geleden een soort omgekeerde beweging doormaakte. De aanleiding was het idee om samen met een vriend een paar dagen te gaan lopen in België. Dan moet je natuurlijk wel even oefenen van te voren. En daarmee begon een periode van lopen, wandelen en ook meer fietsen, wat in het begin nogal wat pijnlijke momenten opleverde in de vorm van blaren en spierpijn.
Maar ik ontdekte ook dat ik kon genieten van die lange wandelingen, dat monotone ritme van stap voor stap, je hoofd leegmaken, de frisse buitenlucht of de zon op je hoofd, de prachtige omgeving ontdekken, waar je je zo vaak onbewust van bent, gedachteloos aan voorbij leeft.
Ik ontdekte mijn lichamelijkheid. Ik ontdekte buiten. En het deed mijn lichaam goed. En ook mijn geest, wonderlijk genoeg.
En omdat je gaat lopen, wil je ook wel eens in een andere omgeving komen. Je gaat meer ontdekken. Als je met vakantie gaat probeer je de bergen op te zoeken, of de heuvels, meer spieren trainen, stijgen en dalen, andere vergezichten zien. Zodat je ook weer foto's kunt maken, een andere hobby kunt uitoefenen.
Het is niet echt het grote avontuur, maar het is wel een beweging van binnen naar buiten. Van je hoofd naar je lijf. Van de geestelijke wereld naar de alledaagse werkelijkheid. Van abstracte ideeën naar de wind, de regen en de zon. Van je denkwereld naar je zintuigen. Hoe ouder ik werd, hoe lichamelijker.
En daarbij hoef je het ene niet los te laten om het andere te kunnen vastgrijpen. Het gaat om de samenhang, de terugkoppeling, de verbinding, de wederzijdse beïnvloeding. Lichaam en geest in harmonie.
Zo is het in feite ook, maar was ik mij daar niet eerder bewust van, met het fietsen naar en van mijn werk. De hele dag op kantoor zitten en met cijfertjes, telefoontjes, papieren en computers bezig zijn. Eerst helemaal goed wakker worden op de fiets voor je begint. En als je terugrijdt ontspannen door inspannen, alle drukte uit je hoofd leegmaken, uitademen, ventileren. En meteen je dagelijkse portie bewegingsminuten meepakken.
Maar, in al die lichamelijkheid, dat mini-avonturen-gedoe, is er ook een andere beweging, en ik denk dat je die ook kunt toepassen en herkennen in die grotere avonturendrang van mannen, waar ik in de eerste alinea naar verwees. Er is namelijk ook steeds weer dat moment van terugkeer naar huis. Als je een rondwandeling doet, en de pijntjes beginnen op te spelen, dan wordt dat verlangen steeds sterker, en in alle gevallen denk ik dat je weer blij bent als je thuis komt. Je even kunt gaan zitten, uitblazen, knellende kledingstukken losmaken, de schade bekijken, je voeten wrijven, je rugzak af. De dorst lessen, iets eten. Je familie begroeten. Kortom, je bent thuis en dat voelt gewoon goed. Rust. At home.
En ook bij meerdaagse tochten, dan wordt dat verlangen steeds sterker en groter, als je je familie langere tijd moet missen. En de gemakken van een eigen bed, je vertrouwde kussen. Of een simpele WC ...
En zo is het volgens mij ook bij die grote avonturiers, het blijft trekken, een uitdaging, maar er komt een moment dat je weer terug gaat verlangen naar huis. En als dat verlangen groot genoeg is, dan ga je meer en meer beseffen wat je mist. Wat er nu niet is. Maar thuis wel. Het zet de avonturendrang in een ander licht. Het relativeert alles. En dan komt er een omgekeerde beweging op gang. Je gaat meer en meer de nadelen en tegenslagen zijn, de moeilijkheden die je eerst als een uitdaging ziet, lijken groter te worden. Het verlangen naar thuis wordt sterker, tot je niet meer te houden bent. Bijna gaat rennen. Bij wijze van spreken.
Bij de echte avonturiers volgt daar dan onherroepelijk weer die andere beweging op, zodra ze thuis zijn gaan ze weer verlangen en dromen.
Zo zie je een patroon, van beweging, misschien wel onrust als het een extreme vorm is. Maar ik denk ook dat het iets goeds is. Als je je bewust bent van de uitdaging en de beperking. Als je beseft dat je een huis nodig hebt, een veilige haven, een warme plek, dan weet je dat je daar altijd weer naar terug kunt keren, hoe groot of hoe klein je tocht ook is. Door het af en toe te missen ga je het meer en meer waarderen.
Maar thuis is altijd een basis, de startplaats voor avonturen, of dat nou werk, wandelen of vakantie is. Het is niet de bedoeling dat je altijd thuis blijft zitten. Dat je in je hoofd leeft. Je moet onder de mensen komen. Je moet iets te doen hebben. Je moet geld op de plank krijgen. Je moet iets leren. Je moet boodschappen doen. Er zijn ontdekkingen te doen. En door thuis te verlaten, leer je weer los te laten, niet te vast te zitten aan structuren en regels, materie en bekende en veilig lijkende zekerheden.
Het is mooi dat een schip een haven heeft, maar het is altijd een vertrekpunt. Het is bedoeld om uit te varen, vrachten te vervoeren, een doel te bereiken. En dan weer terug naar de thuishaven, het veilige honk.
En als iedereen thuis was gebleven, waren er niet zoveel landen ontdekt, zoveel apparaten uitgevonden, zoveel ziekten genezen, zoveel woorden geschreven, zoveel daden verricht. Een mens leert van elke ontmoeting met andere mensen. We bouwen elkaar op. We stimuleren elkaar. We kunnen ons aan elkaar warmen. We leren van elkaars verhalen.
Thuis is goed, maar is ook niet alles.
Zo, de lijn nog verder door trekkend, kun je wellicht ook zeggen, dat God ons mensen gemaakt heeft om een avontuur te beginnen. Hij zet ons in een veilige omgeving aan land, om langzaam te wennen, van lieverlee op te groeien, steeds meer te leren. Maar er komt een moment dat we gaan verlangen, gaan dromen. Gaan ontdekken en loslaten tegelijkertijd. Er komt een dag dat we concluderen dat er meer moet zijn dan we zien kunnen. Er komen steeds meer momenten dat we bevestigd worden in het ingeschapen verlangen naar meer en dieper en hoger.
Het avontuur is God ontdekken. Verlangen naar Zijn onzichtbare koninkrijk, de toekomst die Hij beloofd heeft. De droom die Hij heeft, werkelijkheid te zien worden.
Dat is geloven. Weten, voelen, ervaren dat er een Thuis ergens wacht, door Hem voorbereid. Dat Thuis van straks geeft soms heimwee, weemoed, in het hier en nu. Onrust, onzekerheid. Die God, die maakt een verlangen in je wakker om op reis te gaan, je tent op te breken, je rugzak om te doen. Die God opent je ogen voor je medereizigers, soms in dezelfde richting trekkend, soms met een tegengestelde beweging, maar met een behoefte aan een helpende hand, een schouder om op uit te huilen. Die God is een verborgen Tom-Tom, die niet alles voorkauwt. Een wonderlijke, avontuurlijke Reisgezel.
Ga je mee op avontuur? Durf je los te laten? Durf je te verdwalen? Durf je te vertrouwen? Verlang je ook naar Huis?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten