als wij
begraven
wat wij zien
en raken
kunnen
is
onze vorm
dan bepalend
voor
ons leven
ons leven
o
nee
maar
zij is wel
het huis
waar
de liefde
de liefde
in wil wonen
vorm
van voorbij
van voorbij
zaaigoed
voor later
belofte
van nieuw
en beter
en altijd
Er is een idee waar ik mee worstel.
Al maanden lang.
Het broeit en bruist in mijn hoofd, in mijn hart, in mijn leven.
Het fluistert en soezelt, het deint en dreint maar door, onder de oppervlakte van mijn bestaan.
Het wil er uit, ik wil het delen, maar ik weet niet goed hoe.
Ik zoek naar woorden om het idee vorm te geven.
Maar dat is tegelijk het dilemma.
Want het is zo groot, zo allesomvattend, zo bepalend voor ons leven.
En tegelijk zo vaak veronachtzaamd.
We leven er te veel langs heen.
Denk ik.
***
Het gaat om het geheel van vorm en inhoud, in de breedste zin van het woord.
Het gevecht tussen idee en materie, lichaam en geest, ideaal en werkelijkheid, tijd en eeuwigheid. Maar ook om de connectie, de verbinding tussen die twee.
De interactie.
De verwevenheid.
Noem het maar de communicatie.
Het is met woorden dat ik ook wil trachten mijn gedachten vorm te geven.
Om dat idee waar ik mee worstel, vast te leggen in overdraagbaarheid.
Ik zoek dus eigenlijk een vorm, om die vormen in het algemeen ter discussie te kunnen stellen.
Twee keer ben ik al begonnen, maar ook weer gestrand en verzand.
De ene keer te beschouwend, een essay met te veel afstand.
De andere keer te poëtisch, te beeldend, maar daar is het onderwerp juist te veelomvattend en te veelzijdig voor.
Het is niet te vangen in kortstondigheid.
Daarom nu maar open en eerlijk, direct en ongedwongen.
Recht uit mijn hart.
Onbeholpen.
Stamelend.
Ontdaan van franje.
***
Goed.
Dus.
Over de ene kant, de materie, rituelen, buitenkanten, muren.
De vormen.
Niet dat zij geen waarde zouden hebben.
Maar om te laten zien dat het niet, en zeker niet alleen, om die vormen gaat.
Want er is ook een andere kant.
De inhoud, de vrijheid, de idealen, de liefde, de ziel van het leven.
Meestal verborgen, onder de oppervlakte.
Die wij bewust moeten zoeken, ontdekken en erkennen.
Waar we in mogen geloven.
Die we kunnen delen, maar niet uitdelen, want waarden zijn niet zo maar overdraagbaar.
Die we daarom zullen moeten koesteren.
Want het zijn kostbare, maar daarom ook zachte en kwetsbare waarden.
***
Een vorm, een ritueel, een symbool, het is altijd een beperking
Het wil vasthouden, benoemen, bewijzen, beetpakken.
Maar het is juist een vergelijking, een heen wijzen naar iets anders, iets hogers, iets diepers.
Het roept iets op van verder weg, voorbij de horizon.
Je kunt uitgroeien boven die beperking, maar alleen als je die vorm los durft leren laten.
***
En toch heb je vormen ook weer nodig.
Woorden om je hart te luchten.
Een verhaal om een idee over te dragen.
Een beeld om iets vast te leggen van sfeer of emotie.
Muziek om de stiltes te dragen in een verband.
De verwondering mag benoemd worden.
Een gebed om je angst onder woorden te brengen, je zegeningen te benoemen, je relatie met de Onzienlijke te beoefenen.
Daarmee, met het gieten in welke vorm dan ook, scheppen we iets.
We vangen het licht.
We laten het los, als we durven.
Iets ongehoords, iets onzichtbaars, we laten het ongeziene onder andere ogen komen.
We geven het bloot aan de werkelijkheid.
***
Een kleine, hulpeloze baby, wordt na de onnavolgbare start, die een onontwarbare mix is van lichamelijke liefde en goddelijk ingrijpen, niet door wetenschappelijke ogen of instrumenten te ontwarren, middels een maandenlange, slow-motion-groeifase, warm en beschermd deinend binnen de 'moeder-vorm', opeens wreed en pijnlijk, op deze kille aarde geboren.
De onthulling van ons naakte leven is uitermate traumatisch te noemen.
Maar na deze pijnlijke ervaring wordt het met veel liefde gevoed en gekoesterd.
Die lijkt lichamelijk, en zo uit zich die ook, maar ze komt diep van binnenuit.
Twee hartenkloppen resoneren zonder weerga, maar anders dan daarvoor.
Maar na deze open en ontvangende fase, zal er, soms snel en intens, soms bij stukjes en beetjes, iets binnen komen van de hardheid van het leven.
En het zal zich wapenen, ter bescherming, met muurtjes en een dikkere huid gaan vormen.
Worden het traumatische ervaringen, dan zal er een wegkruip-mechanisme actief worden.
Ter bescherming, ter verdediging, maar toch.
Want de liefde is kwetsbaar.
En het leven komt en gaat door, steeds opnieuw.
Met vallen en opstaan, met groeistuipen en kruip-pijnen.
***
Neem nou, als contrastbeeld met dat kind, onze hedendaagse maatschappij.
Waarbij alles al decennia lang lijkt te draaien om huizen, goederen, bezittingen, materiële welvaart.
De wedloop van de economie van nooit-genoeg.
Reclame schreeuwt om aandacht.
Nog meer geld, grotere huizen, verre vakanties.
Steeds groter. Meer groei. Meer uitgaven. Meer bezit.
Alsof er geen plafond zit aan groei, alsof productiemiddelen onuitputtelijk zijn.
Alsof er elders op deze aarde geen schrijnende armoede is.
En inmiddels vertonen onze luchtkastelen ook al de nodige barsten.
Wordt er steeds harder geroepen over een crisis.
Vervluchtigt de gebakken lucht, zakken alle koersen, was de rente nog nooit zo laag.
Crisis? Wat crisis? De groei vlakt af, eindelijk ...
En neem nou het menselijk lichaam.
Er heerst een ware cultus rondom het lichamelijke.
Alles lijkt te draaien om schoonheid en maakbaarheid.
Ideale lijnen, maten, gezichten, beauty's, modellen.
En ondertussen worden de meeste meisjes te onzeker, doen sommige jongens veel te stoer, meten velen zich aan een ideaalbeeld, dat helemaal niet realistisch is.
We zijn namelijk allemaal anders.
Unieke exemplaren.
Inclusief afwijkingen, sproeten, mogelijkheden en bijzondere kenmerken.
Ter onderscheiding dus.
Niks eenheidsworst.
Want het leven is niet altijd gladjes.
Het is geen effen weg.
Het komt met ups en downs.
Schoonheid leeft bij de gratie van diversiteit en afwijkingen, die is er ook, het is er altijd, overal, met evenveel recht van bestaan.
En zelfs schoonheid vergaat.
Daar helpt geen verf, plamuur of botox tegen.
En dan nog, wie bepaalt wat mooi is?
Ook dat is aan mening en mode onderhevig, dus veranderlijk en grillig van karakter.
Vormen omhullen de inhoud, maar kunnen haar ook verhullen, verbergen.
We kunnen er zomaar langs lopen.
Onopgemerkt. Genegeerd. Vertrapt. Veracht.
We verdwalen in de woestijn van los zand, maar hebben het niet in de gaten.
Stappen juist over de gaten heen.
Alsof er geen ik bestaat, verborgen, ten diepste onzichtbaar voor de anderen, als zaad gestrooid, met liefde gevoed, gegroeid, gevormd, met een uniek karakter.
Alsof er geen liefde is, niet meetbaar of wetenschappelijk te doorgronden, diepste kenmerk van de menselijke relaties.
Hoe gebroken ook, hoe vaak het ook mis kan gaan, het blijft een wonder, dat niet in vorm is te gieten, of door de al te stellige nadruk op seksualiteit, af te vlakken.
Er heerst een ware cultus rondom het lichamelijke.
Alles lijkt te draaien om schoonheid en maakbaarheid.
Ideale lijnen, maten, gezichten, beauty's, modellen.
En ondertussen worden de meeste meisjes te onzeker, doen sommige jongens veel te stoer, meten velen zich aan een ideaalbeeld, dat helemaal niet realistisch is.
We zijn namelijk allemaal anders.
Unieke exemplaren.
Inclusief afwijkingen, sproeten, mogelijkheden en bijzondere kenmerken.
Ter onderscheiding dus.
Niks eenheidsworst.
Want het leven is niet altijd gladjes.
Het is geen effen weg.
Het komt met ups en downs.
Schoonheid leeft bij de gratie van diversiteit en afwijkingen, die is er ook, het is er altijd, overal, met evenveel recht van bestaan.
En zelfs schoonheid vergaat.
Daar helpt geen verf, plamuur of botox tegen.
En dan nog, wie bepaalt wat mooi is?
Ook dat is aan mening en mode onderhevig, dus veranderlijk en grillig van karakter.
***
En zo laten we onszelf, of onze tere vermoedens, toch telkens weer ondersneeuwen door de vorm, manipuleren door daden, aan het twijfelen brengen door geschreeuw, overstelpen door tegenbewijzen, afleiden door overbodigheid.
Terwijl alle signalen er langzamerhand op duiden dat de materie, de groei, het meer, de vorm, zoals we die nastreven, eerder of later in duigen zal vallen.
Elke buitenkant zal verschrompelen en verstrooid worden met de wind, onvindbaar na vele dagen.
Maar wat blijft er dan nog over?
Materie is ten diepste armoede, want van voorbijgaande aard.
Terwijl alle signalen er langzamerhand op duiden dat de materie, de groei, het meer, de vorm, zoals we die nastreven, eerder of later in duigen zal vallen.
Elke buitenkant zal verschrompelen en verstrooid worden met de wind, onvindbaar na vele dagen.
Maar wat blijft er dan nog over?
Materie is ten diepste armoede, want van voorbijgaande aard.
Het zal altijd tekort schieten, het vult wel, maar tijdelijk.
Het zal nooit vervullen. Voltooien. Vol maken. Volmaken.
Het zal nooit vervullen. Voltooien. Vol maken. Volmaken.
Vormen omhullen de inhoud, maar kunnen haar ook verhullen, verbergen.
We kunnen er zomaar langs lopen.
Onopgemerkt. Genegeerd. Vertrapt. Veracht.
We verdwalen in de woestijn van los zand, maar hebben het niet in de gaten.
Stappen juist over de gaten heen.
***
Alsof er geen ik bestaat, verborgen, ten diepste onzichtbaar voor de anderen, als zaad gestrooid, met liefde gevoed, gegroeid, gevormd, met een uniek karakter.
Alsof er geen liefde is, niet meetbaar of wetenschappelijk te doorgronden, diepste kenmerk van de menselijke relaties.
Hoe gebroken ook, hoe vaak het ook mis kan gaan, het blijft een wonder, dat niet in vorm is te gieten, of door de al te stellige nadruk op seksualiteit, af te vlakken.
Wat niet zichtbaar is, blijkt dus ook van waarde te zijn.
Een andere werkelijkheid.
Verborgen voor het eerste gezicht.
Inhoud in plaats van vorm.
Intentie in plaats van extensie en exterieur.
***
De ziel.
Het zuiverste ik.
Het in de tijd ontstane, spontane, unieke zelf.
Hakend naar het leven.
Het einde ontwijkend.
Altijd gericht op eeuwigheid.
En toch niet het centrum van het universum.
Want immers altijd in relatie.
Overlap.
***
Zo komen we voorzichtig bij geloven uit.
Want wat we niet zien, wat we niet weten of meten kunnen, daar hebben we wel van gelezen. Ervaringsverhalen.
We hebben de wind horen fluisteren, we hebben de wolken waargenomen.
Maar te grijpen of te claimen is het niet ... noch te gieten in maakbare vormen, of te boetseren naar onze wil in een beeld zonder warmte.
Alles in de zichtbare, tastbare wereld verbergt, herbergt aanwijzingen, verwijzingen naar een andere wereld, werkelijkheid, realiteit.
Fantasie roept verlangen wakker.
Dromen lijken soms echter dan de realiteit.
Het huivert in alle hoeken en gaten, maar het blijft ten diepste ongrijpbaar en onbewijsbaar.
Er gaan vermoedens schuil.
Er is onzichtbaar zaad gestrooid, en het rijpt, ondergronds, tegendraads, verborgen.
Tegen beter weten in.
Tegen de klippen op.
We zingen naar de hemel, we roepen hoop wakker, we geloven het ongelooflijke.
De oase van later, elders, dieper, hoger, anders, beter, mooier ...
Voorbij onze horizon.
***
God.
Onze Oorsprong.
De Bedenker.
De Ontwerper.
De Designer.
De Kunstenaar.
Het ontoegankelijk Licht.
De Bron.
De Liefde.
De Oneindige.
De Eeuwige.
De Grenzeloze.
Het Begin en het Einde van alles.
Die God.
Die incarneerde in de vorm van een mens, en nam bewust een lichaamsvorm aan.
Beperkte zich vrijwillig.
Hij droeg daarin ook alle beperkingen met zich mee.
Tot in de uiterste consequentie, de dood.
Maar de dood kon Hem, het Leven, nooit vasthouden.
Daarom overweldigde Hij alle grenzen.
Omdat Hij wilde delen.
Vanuit Zijn rijkdom.
***
Maar ja.
De mens.
Die wil God vangen in beelden, in woorden, in dogma's en belijdenissen.
Die wil Hem vast-tabernakelen aan de aarde.
Die bouwt Hem tempels.
Dwingt Hem binnen de muren.
Die loopt te hoop in zijn zorgvuldig gebouwde huis van god.
Die legt Hem vast in zijn eigen straatje begrijpelijkheid.
Die wettigt zijn eigen wetten en legt die anderen op.
Aandoenlijk, maar hemeltergend.
IJzelige eisen.
Akelige omwegen, doodlopende gebaande paden.
Maar Hij is nooit te claimen, noch te beperken.
Niet te vangen of te concretiseren.
Hij is geen Vorm.
Nooit.
Hij is vluchtig.
Flexibel.
Buigzaam.
Hij is.
Hij is Geest, die waaien wil.
Hij is Zichzelf.
En Hij is altijd overal.
En Anders.
Hij is.
Maar.
Hij is ook gekomen.
Hij openbaart.
Hij laat Zich kennen.
Hij heeft lief.
Hij reikt naar ons.
Hij neigt.
Hij nadert.
Hij benadert.
Hij overkomt onze grenzen.
Nooit helemaal.
We zouden het niet kunnen verdragen.
Maar met mate.
Onze maat.
Hij treedt binnen.
Als de wind.
Hij fladdert.
Hij fluistert.
Hij wenkt.
Hij zwijgt veelbetekenend.
Hij knipoogt in onze materie.
Hij neemt vormen aan.
Om ons te lokken.
Hij raakt ons hart aan.
In overdrachtelijke zin.
Hij beroert onze ziel.
Hij wil verlossen.
Van al het aardse.
Voorbij de materie.
Hij belooft leven.
Hij.
Heeft.
Lief.
Hij zoekt een relatie.
Onmogelijk.
Maar waar.
En heel, heel diep.
Ondoorgrondelijk.
Ongelooflijk.
En dat.
Dat is mijn punt.
Waar ik naar toe wilde werken.
Langs deze immense omweg.
Maar het hoort er allemaal bij.
Denk ik.
Want.
Hij ontmoet ons.
In zeker zin.
In de tempel van het leven.
Ons leven.
Het leven is heilig.
Apart gezet.
Een plaats om te aanbidden.
Hij treedt ons tegemoet in de materie.
Maar wel ongezien.
Niet aanraakbaar.
Als het ware in het voorbijgaan.
Hij vraagt een luisterhouding.
Hij wil aandacht.
Hij zoekt ons zoeken.
Hij heeft lief om liefgehad te worden.
Hij laat overal briefjes achter, sporen in het loof, liederen in de stilte.
Hij ontlokt ons geloof.
Hij stuwt een vuurtje van aanbidding op.
Hij speelt met licht.
De natuur is vol van Hem, maar wel gesluierd.
Versleuteld.
De wolken getuigen van Hem.
De zeeën zijn vol van Zijn wijsheid.
Maar Hij bevindt Zich ook onder het tapijt van oppervlakkigheid.
En wij?
Als we zijn aangeraakt.
Ondersteboven van Hem.
Dan wordt ons lichaam een tempel.
Een heilige plaats.
Niet omdat ons lichaam heilig is.
Maar omdat Zijn Geest er wil wonen.
Zonder muren, onbeperkt.
Zonder torens, die naar de hemel wijzen.
Zonder wetten, dan alleen die van de liefde.
Zonder regels, dan alleen die van dankbaarheid.
Ja.
Het lichaam is een tempel.
Een plekje van aanbidding.
Een hang naar het hogere.
Een hunkering naar diepte.
Een vuurtje van vrijheid.
Een echo van een eeuwige ziel.
Een gewijde ruimte, met een plein van stilte.
Waar hemel en aarde elkaar soms zo maar kunnen raken.
Ja.
Die tempel van je lichaam, zeker, het blijft materie.
Een continu gevecht wordt er geleverd tussen het licht en de schaduw.
Een mengelmoes, een strijdtoneel, een doolhof, een schizofrene worsteling tussen verlangen en gebrokenheid
Een struikelblok tussen zoveel zien, zoveel willen en toch niet alles kunnen.
Een altaar van overgave.
Een knielkasteel.
Een schemerzone.
Een open ruimte, die zich telkens weer van boven en van buiten vullen laat, maar die ook weer naar buiten wil treden, door alle hoeken en gaten sijpelt.
Want liefde wil vrij zijn, los gelaten worden, zoeken.
Vermenigvuldigen.
Groeien.
Reiken.
Liefde werkt aanstekelijk en is besmettelijk.
Liefde is een vreugdevuur.
En de tempel is een metafoor van het leven.
In zoveel opzichten.
Niet uit te leggen.
Alleen maar te ervaren.
Door te geloven.
Zo wonderlijk nabij.
Die wil God vangen in beelden, in woorden, in dogma's en belijdenissen.
Die wil Hem vast-tabernakelen aan de aarde.
Die bouwt Hem tempels.
Dwingt Hem binnen de muren.
Die loopt te hoop in zijn zorgvuldig gebouwde huis van god.
Die legt Hem vast in zijn eigen straatje begrijpelijkheid.
Die wettigt zijn eigen wetten en legt die anderen op.
Aandoenlijk, maar hemeltergend.
IJzelige eisen.
Akelige omwegen, doodlopende gebaande paden.
***
Maar Hij is nooit te claimen, noch te beperken.
Niet te vangen of te concretiseren.
Hij is geen Vorm.
Nooit.
Hij is vluchtig.
Flexibel.
Buigzaam.
Hij is.
Hij is Geest, die waaien wil.
Hij is Zichzelf.
En Hij is altijd overal.
En Anders.
Hij is.
***
Maar.
Hij is ook gekomen.
Hij openbaart.
Hij laat Zich kennen.
Hij heeft lief.
Hij reikt naar ons.
Hij neigt.
Hij nadert.
Hij benadert.
Hij overkomt onze grenzen.
Nooit helemaal.
We zouden het niet kunnen verdragen.
Maar met mate.
Onze maat.
Hij treedt binnen.
Als de wind.
Hij fladdert.
Hij fluistert.
Hij wenkt.
Hij zwijgt veelbetekenend.
Hij knipoogt in onze materie.
Hij neemt vormen aan.
Om ons te lokken.
Hij raakt ons hart aan.
In overdrachtelijke zin.
Hij beroert onze ziel.
Hij wil verlossen.
Van al het aardse.
Voorbij de materie.
Hij belooft leven.
Hij.
Heeft.
Lief.
Hij zoekt een relatie.
Onmogelijk.
Maar waar.
En heel, heel diep.
Ondoorgrondelijk.
Ongelooflijk.
***
Dat is mijn punt.
Waar ik naar toe wilde werken.
Langs deze immense omweg.
Maar het hoort er allemaal bij.
Denk ik.
Want.
Hij ontmoet ons.
In zeker zin.
In de tempel van het leven.
Ons leven.
Het leven is heilig.
Apart gezet.
Een plaats om te aanbidden.
Hij treedt ons tegemoet in de materie.
Maar wel ongezien.
Niet aanraakbaar.
Als het ware in het voorbijgaan.
Hij vraagt een luisterhouding.
Hij wil aandacht.
Hij zoekt ons zoeken.
Hij heeft lief om liefgehad te worden.
Hij laat overal briefjes achter, sporen in het loof, liederen in de stilte.
Hij ontlokt ons geloof.
Hij stuwt een vuurtje van aanbidding op.
Hij speelt met licht.
De natuur is vol van Hem, maar wel gesluierd.
Versleuteld.
De wolken getuigen van Hem.
De zeeën zijn vol van Zijn wijsheid.
Maar Hij bevindt Zich ook onder het tapijt van oppervlakkigheid.
***
En wij?
Als we zijn aangeraakt.
Ondersteboven van Hem.
Dan wordt ons lichaam een tempel.
Een heilige plaats.
Niet omdat ons lichaam heilig is.
Maar omdat Zijn Geest er wil wonen.
Zonder muren, onbeperkt.
Zonder torens, die naar de hemel wijzen.
Zonder wetten, dan alleen die van de liefde.
Zonder regels, dan alleen die van dankbaarheid.
Ja.
Het lichaam is een tempel.
Een plekje van aanbidding.
Een hang naar het hogere.
Een hunkering naar diepte.
Een vuurtje van vrijheid.
Een echo van een eeuwige ziel.
Een gewijde ruimte, met een plein van stilte.
Waar hemel en aarde elkaar soms zo maar kunnen raken.
Ja.
Die tempel van je lichaam, zeker, het blijft materie.
Een continu gevecht wordt er geleverd tussen het licht en de schaduw.
Een mengelmoes, een strijdtoneel, een doolhof, een schizofrene worsteling tussen verlangen en gebrokenheid
Een struikelblok tussen zoveel zien, zoveel willen en toch niet alles kunnen.
Een altaar van overgave.
Een knielkasteel.
Een schemerzone.
Een open ruimte, die zich telkens weer van boven en van buiten vullen laat, maar die ook weer naar buiten wil treden, door alle hoeken en gaten sijpelt.
Want liefde wil vrij zijn, los gelaten worden, zoeken.
Vermenigvuldigen.
Groeien.
Reiken.
Liefde werkt aanstekelijk en is besmettelijk.
Liefde is een vreugdevuur.
En de tempel is een metafoor van het leven.
In zoveel opzichten.
Niet uit te leggen.
Alleen maar te ervaren.
Door te geloven.
Zo wonderlijk nabij.
'Je hebt mijn werkelijkheid, van de dingen die ik zie, die ik ervaar, die ik meemaak, en die is heel reëel. Die moet je niet negeren, die moet je heel serieus nemen. Maar daarboven en daarachter en daar omheen is de werkelijkheid van God, van wie Hij is en wat Hij heeft gedaan.
Ik ben ontzettend geneigd om mijn gevoel, mijn denken, mijn zijn, te laten bestempelen door wat ik zie, door deze werkelijkheid. Terwijl geloof in Bijbelse zin, als ik het goed begrepen heb, is, rekenen met Gods feiten en met Gods werkelijkheid, wat ik ook in mijn werkelijkheid zie en merk. En als ik dat doe, dan merk ik in deze werkelijkheid dat het echt verschil gaat maken en zie ik hier de dingen veranderen.
Als dit (leven) mijn vertrekpunt wordt en dit (leven) mijn uitgangspunt is, dan verlies ik die werkelijkheid van God uit het oog en raak ik de weg kwijt en word ik verward.'
(Theo Visser, in 'Andries'; uitzending van 17 juli 2014)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten