Er is een geduldig visje, dat zich verwonderd drijven laat in de eigen wereldvijver vol gedachten, vredig voortkabbelend in het water van de tijd, gevoed door binnengehaalde ideeën en gedeelde ontdekkingen. Het kijkt eens hier en hapt eens daar, zoekt spiedend in de diepzinnige duisterdiepte of wentelt en koestert zich in de reflecterende impulsen van gevangen hemellicht, glinsterend aan de oppervlakte. Het blaast de ganse dag ontspannen bellen van luchtig plezier.
Er is een klein, grijs muisje dat soms schielijk zijn warme holletje verlaat en op een holletje de dolle wereld verkent, al dolende en licht verscholen, op zoek naar een rijk kleurenpalet van adembenemende vertoningen van diversiteit. En dan weer terugkeert op het warme nest van overdenking en ontplooiing. Een fervent verzamelaar van indrukwekkende indrukken dus. Ruikend, registrerend, fluisterend, onderzoekend, vragend, herkauwend en ontledend. Zijn hol is een formidabele trofeeënkast vol weelderige kunst geworden.
Er is een vrolijke vlinder, die dartelen wil, in de vrijheid van het luchtledige, op de adem van de wind, voortdurend verder gedreven door flinterdunne en ragfijne vleugels van geduldige liefde, nieuwe werelden ontsluitend en ontdekkend, zich lavend aan ervaringen van groei en bloei en mededeelzaamheid. Zijn teerheid is genade en zijn kwetsbaarheid een kostbare gave.
Er is een merel, die geïnspireerd door lucht en licht, vanuit een duister, donker verenkleed zijn felgekleurde snavel opentrekken wil, niet bedacht op of gehinderd door mogelijke aandacht, maar vanuit de puntjes van zijn gekromde tenen, zich gedrongen voelt een weldadig en overvloedig loflied te zingen, in vele toonaarden, de aarde rond, de hemel in, reikend naar de verste verten. Onherleidbaar muzikaal verlangen naar vrijheid, uit zijn diepste binnenste opwellend en gedwongen te ontladen naar het buitenste duister van het sombere bos van leefbaarheid. Zichzelf verbluft verheffend. Zijn territorium een podium, zijn mond een instrument, zijn boodschap hoorbaar voor wie het horen wil.
Er is een spiedende roofvogel, majestueus zwevend door het lappendekenlandschap, afstandelijk en vanuit de verte al het gewriemel observerend, altijd maar afwachtend en introvert, een eenzame alleenling pur sang. Zijn prooi: het omvormen van diepzinnige gedachten tot hapklare brokken herkenbaarheid.
Er is een bedeesde bloem, rijk geschakeerd in kleur en veelvuldig getalenteerd in oprechte zucht naar en zoektocht van uiterlijke schoonheid en diepzinnige, onderhuidse waarheid. Dorstend naar levend water, reikend naar integer licht, ontplooiend als gevoed, verbazend als geuit.
Er is een vreemd en verlegen soort mens, bedachtzaam en introvert, niet eenduidig, maar ongedeeld meervoudig, dat soms wel eens vergeet te leven, of deel te nemen aan al te veel frivools van voorbijgaande aard. Een individu dat de massa ontloopt en met een korreltje zout neemt, rammelt aan hekjes traditie en goedkope vrolijkheid, maar soms ook wel eens teveel afstand kan nemen. En tegelijkertijd voortdurend op zoek naar erkenning, herkenning en gemeenschap en zich akelig bewust van de intense noodzaak van de liefde, als motor van de menselijkheid, als ingeschapen restjes deelbaar hemels manna, als prille zaadjes toekomstmuziek.
En soms, soms ontmoeten die allen elkaar in hun verscheidenheid en verbazen zich in de uitwisseling en herkenning van elkaars diepste drijfveren.
Of lachen zich juist een dubbeltje in het vierkant over hun onbeholpenheid.
Soms spelen ze krijgertje, jagen elkaar na tot het donker wordt.
Soms zitten ze zwijgend bij elkaar en luisteren in het laatste licht van de dag naar elkaars hartslag, volgen elkaars diepste ademhaling.
Ze kennen elkaar en weten veel meer dan ze zouden willen toegeven.
Eigenlijk geloven ze best wel in elkaar.
Een beetje wel.
Zeker.
Het wonder van een vreemde chemie en een onvoorstelbare synergie.
Dit is mooi!
BeantwoordenVerwijderen