Gisterenmiddag.
Aan het eind van een mooie, maar warme wandeling.
Op de fiets terug naar huis.
Ontvouwde zich dit lichtspel.
Boven mijn hoofd.
Ik heb het vastgelegd.
Al fietsend.
Want het fascineerde mij.
Altijd.
Steeds weer opnieuw.
Het licht.
We lopen er in.
Maar merken het vaak niet op.
Het zat alles in het licht rondom ons.
De natuur, de bomen, de dingen.
Maar als er niets verandert.
Ervaren we het al snel als gewoon.
En lopen er achteloos aan voorbij.
Pas aan de randen.
Als de wolken het licht filteren.
Boven onze hoofden.
Als er een gat in de hemel trekt.
Valt het weer op.
Zoals ook aan de randen van de nacht.
Bij zonsopgang en zonsondergang.
Als het kleuren regent.
Gaan onze ogen even open.
Staan we even stil.
Als het schemert.
Als het donkert.
Dan steken we ons kunstlicht aan.
Energiemest.
Levertraan.
Of we doen onze ogen dicht.
Sluiten ons af voor de werkelijkheid.
Nemen onze noodzakelijke rust.
Maar.
O.
Wat zijn die rafelrandjes mooi.
Die vleugjes.
Die vluchtige stralen.
In het bos van alledag.
Die gedichten van licht.
Die stille, vederlichte psalmen.
Die mijmerschilderijen aan de hemel.
Die knipoogjes van boven.
Het meanderende vormenparadijs.
Die gaten in de hemel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten