Ja, bomen zijn mooi. Altijd. Mooi, indrukwekkend, stoer, ruig of fijnbesnaard. Maar sommige bomen, die zijn bijzonder. Die hebben een streepje voor. Dat is voor mij de treurwilg. Vier stonden er aan de Tiendweg in ons dorp. Eén is er vorig jaar gerooid door de polderslopers, die wat al te voortvarend al het groen deden sneuvelen in de wijk. Drie zijn er nog over. Omgeven door gebouwen en bouwers en hun grove materialen.
Imposant in hun grootheid, delicaat fris in hun eerste lentegroen, typisch met die hangende takken, met slierten van bladeren en lange propjes, elegant in hun spiegeling.
Maar meer nog. Beeld, vergelijking, metafoor van het leven zelf, zoals elke boom. Tergend traag gegroeid, gericht op het licht, geworteld in de aarde, dragers van knoppen, bladeren, bloesem, vruchten. Veelkleurig, veelvormig, elastisch en standvastig, gepokt en gemazeld door weer en wind, tegen stormen bestand.
Maar de treurwilg heeft dan nog iets extra, iets aparts. Treurnis die ons aan kan tasten, die onze schouders laat zakken. Maar dan toch de takken die omhoog blijven groeien, op de hemel gericht, zelfs als de zomer voorbij is een vingerwijzing voor hen die ons passeren. Het oog trekt ernaartoe. Het hart voelt mee.
Want, die treurwilg, die staat nooit simpel en single midden in het kale landschap. Maar altijd aan het water en meestal aan de weg. Gevoed door levend water. Zichtbaar voor iedereen. Het leven gaat voorbij. Zeker. Altijd.
Maar proef. Proef de lente. Hef je hoofd op. Koester de kleur van lentefris tegen het blauw van de hemel en het wit van de wolken. Want de liefde zal alle treurnis overwoekeren. Ook altijd weer. Reken er maar op.
'Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.' (Matth. 5:4)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten