Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

zaterdag 29 oktober 2011

Sjechiena

Alles wat verborgen is, moet openbaar worden gemaakt, en alles wat in het geheim is ontstaan, moet aan het licht komen. (Mark. 4 : 22)
Een mooi woord is dat. Sjechiena. Klinkt een beetje mysterieus. Mooie betekenis ook. In het Oude Testament van de Bijbel komen we het tegen als een uitdrukking voor de Aanwezigheid van God. Het wordt zelfs als één van de namen van God genoemd.

Met name als het volk vanuit het land Egypte, het slavenhuis dat ze net achter zich hebben gelaten, onderweg gaat. Gaat reizen. Op weg naar het beloofde land, Kanaän, waar ooit, eeuwen eerder, Jakob en zijn zonen vandaan kwamen om in Egypte eten te kopen, en daar liep het uiteindelijk op uit, Jozef, de verloren gewaande zoon, weer in de armen te sluiten.

Dat schrijf je even snel op, maar dat is wel de kern van de geschiedenis van het Joodse volk. De uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee. De exodus. Op weg gaan. Naar het land, vloeiend van melk en honing. Maar het betekende uiteindelijk wel veertig jaar lang door de woestijn. Dat was zeker geen luxe vakantiereis. Veel ellende, veel zand en stof. Dorst. Geen eten. Gemopper. Opstand. Doden. Heel veel doden ...

Toch gebeurden er ook wonderlijke dingen. Echte wonderen. God die met Mozes sprak. En andersom. Water uit de rots. Manna uit de hemel. Kwakkels als verrassend vlees.

Eigenlijk is de woestijnreis van het volk Israël een beeld van het leven zelf. Van ons leven. Als gelovigen. Verlost van ons oude zijn. Op weg naar het Beloofde Land. Maar daartussen wel een lange tocht, vol moeilijkheden en tegenslagen. Maar ook, als je het maar zien wilt, hier en daar een Oase, een pleisterplaats, water uit de Rots, wonderlijke verlossingen, voedsel voor de ziel. Een middelaar Mozes is niet nodig, de Redder was Jezus, en Zijn Offer was eenmalig. We hebben nu directe toegang tot de Vader door het gebed.

Maar dan nu, over de Sjechiena.  Eerst even de tekst uit de Bijbel.
De HEER ging voor hen uit om hun de weg te wijzen, overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een lichtende vuurzuil. Zo konden ze dag en nacht verder trekken. Overdag ging de wolkkolom het volk voortdurend voor, en ’s nachts de vuurzuil. (Exodus 13 : 21-22)
Wat je hier leest is dat God zich hult in een soort wolk, die gedurende de dag ook nog van structuur verandert. Overdag als een beschermingsfactor 100 tegen het felle licht van de brandende zon, 's nachts juist meer een warmtedeken met ingebouwde schijnwerpers, om de weg te wijzen. Wonderlijk natuurverschijnsel moet dat geweest zijn. Uniek in de mensengeschiedenis. Maar afgezien van het bijkomende effect voor het volk, gaat het mij nu even om het gebeuren dat God Zich op een bepaalde manier laat zien. En toch ook weer niet. Hij is niet waarneembaar als Persoon, niet aanraakbaar. Maar Hij is meer  te ervaren als anders. Hij laat Zich gelden, daalt af, stelt zich verdekt op, zodat we de rechtstreekse gevolgen in ieder geval wel kunnen waarnemen.

Zo lees je dat vaker in de Bijbel. God de Onzichtbare, Alomtegenwoordige, Aanwezige, neemt een vorm aan. De Onzichtbare gebruikt beelden om tot ons niveau af te dalen. Zodat we iets kunnen vermoeden, verwachten, aanschouwen, zonder er direct dood bij neer te vallen. Want God zelf is in ons beperkte zijn niet waar te nemen, aan te raken, daar is Hij te groot en zijn wij te kwetsbaar voor.

Daarom spreekt hij door middel van profeten, geeft boodschappen in een droom of visioen, neemt Hij de gedaante van een mens aan bij Abraham, of zelfs van een engel. Laat Zich bijna zien in de brandende braambos bij Mozes. Bij Elia laat Hij zich juist ervaren door het suizen van een zachte stilte.

Kortom, het is God en Hij is het tegelijk ook niet. Niet echt, niet compleet, niet totaal. Maar wel een glimp, een flits, een ervaring, een bijzonder bewustzijnsmoment, die nogal een impact op mensen heeft. Ze zijn compleet overdonderd, 'flabbergasted'. Het is toch een 'Godservaring', een wonderlijke ontmoeting, die je even helemaal stilzet.

Die Israëlieten verkeerden dus, die hele lange reis, veertig jaar lang, in de bijzondere aanwezigheid van God. Waarneembaar aan de hemel, dag en nacht. Ervaarbaar door de koelte overdag en de verwarming 's nachts en het lichtverschijnsel erbij. Verderop, in Exodus 33, lees je dat als de tent van de samenkomst wordt opgericht, de tabernakel, de wolkkolom ook neerdaalt bij de ingang ervan. Zodra Mozes naar binnen gaat, daalt God ook af, en spreekt met Mozes. Mozes was in die zin heel bijzonder en ook bevoorrecht, want niemand anders kon zo op die manier rechtstreeks tot God spreken.

Wat God doet is als het ware een filter tussen twee werelden plaatsen. Waardoor we als mensen niet rechtstreeks in het goddelijk licht, in de hemelse werkelijkheid, in de vierde dimensie kunnen kijken. We zouden het niet kunnen. Niet aankunnen. Hij neemt ons dus in bescherming, maar wil wel iets duidelijk maken. Hij zoekt contact, maar tilt maar een heel klein tipje van de sluier op. Hij komt dichterbij, maar blijft op, voor ons, veilige afstand.

***

Je zou het ook kunnen omdraaien en kunnen zeggen dat God Zich voor ons verstopt. Ik heb daar al eerder over geschreven. God hides in plain sight. Het gaat er maar om of we het willen en kunnen opmerken. Het lijkt er op af God ons echt zo gemaakt heeft om op afstand te blijven. Wellicht is het een vorm van straf, als gevolg van de zondeval in het paradijs. We kunnen Hem zoeken, tastend en speurend, maar echt vinden, echt beetgrijpen, begrijpen, zien en annexeren, nee dat gaat niet. Dat is een brug te ver.

Soms zou je het wel willen. Zou je iets meer willen zien. Dingen willen weten. Willen begrijpen. Je verlangt er gewoon naar dat Hij meer in zou grijpen, mensen in de kraag zou vatten, de loop  van de geschiedenis zou veranderen. Soms verlang je meer naar antwoorden op moeilijke vragen. Vaker zou je willen dat je gewoon bij Hem kon zijn. Nu al. Vertrouwelijke omgang met Hem kon hebben, zoals Mozes eens.

Maar het is, ook in ons geval, wellicht ter bescherming van onszelf, dat Hij dat niet allemaal doet. We kunnen het niet aan. We zijn te broos, te zwak, te kwetsbaar. Te lichamelijk.

Ik denk, al het bovenstaande samenvattend, dat er wel sprake is van de Aanwezigheid van God, de Sjechiena, maar dat het een verborgen aanwezigheid is. Het klinkt dubbel, het lijkt een paradox, maar het is de beste en kortste samenvatting ervan.

In meerdere plaatsen in de Bijbel vinden we er iets van terug, hoe het letterlijk van God gezegd wordt, dat Hij zich terugtrekt, zich vestopt, zich schuilhoudt.
Hoe lang nog, HEER? Bent U voor altijd verborgen, blijft het vuur van Uw woede branden? (Psalm 89 : 47)
Als ze dan tot de HEER om hulp roepen, zal Hij hun niet antwoorden. Hij zal zijn gelaat voor hen verbergen vanwege het kwaad dat ze begaan. (Micha 3 : 4)
Toch worden we ook op meerdere plaatsen als mens juist nadrukkelijk opgeroepen Hem te zoeken, telkens weer wordt gezegd, verteld, geprofeteerd, dat Hij zich wel degelijk ook laat vinden, al is dat dan tastend en aarzelend, en al is het beeld dat wij van Hem opvangen nooit compleet.
Maar ten slotte zult u de HEER, uw God, weer zoeken, en hem ook vinden, als u hem tenminste met hart en ziel zoekt. (Deut. 4 : 9)
En jij, Salomo, mijn zoon, wees ontvankelijk voor de God van je vader en dien Hem met volle overgave. Want de HEER onderzoekt alle harten en kent alle verlangens en gedachten. Als je Hem zoekt, zul je Hem vinden; als je Hem verlaat, zal Hij je voor eeuwig verstoten. (1 Kron. 28 : 19)
Paulus zegt, als hij op de Areopagus in Athene het evangelie van de ene God uitlegt aan de Griekse wijsgeren met zoveel woorden, dat wij Hem al zoekend en tastend kunnen vinden, omdat Hij niet ver weg is. Dichtbij is dus. Niet dichtbij, dat wij Hem zouden kunnen aanraken, maar dichtbij, in de zin dat Hij ons wel ziet, onderzoekt, kent. Nabij, maar wel in de andere wereld, de ander dimensie, de hogere werkelijkheid. Wij kunnen Hem niet zien, maar Hij is er wel degelijk. En ademtocht, een handbreed, een nagel ver weg.
Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. (Hand 17 : 27,28)
En in Romeinen 1 meldt diezelfde Paulus het volgende.
Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. (Rom 1 : 19,20)
We zijn dus niet te verontschuldigen als we Hem niet als God willen erkennen. Hij is waarneembaar, Zijn voetsporen laten afdrukken na, die we kunnen traceren. Zijn handen hebben de aarde gemaakt, de hemel geschapen, de sterren zijn door de adem van Zijn mond gevormd. Veel knipoogjes en speldeprikjes geeft Hij, de hele dag door. We kunnen Hem zelfs in de mensen om ons heen ontmoeten.

Hij is er, altijd, overal.

Nadrukkelijk, maar niet altijd duidelijk. 
Absoluut, maar niet zichtbaar. 
Alomvattend, maar niet logisch te verklaren. 
Fluisterend, maar niet hoorbaar.
Aanwezig, maar verborgen.
Regerend, maar altijd ongedwongen.
Aandachtig, maar zonder heldere antwoorden.
Almachtig, maar geduldig en liefdevol wachtend.
Prikkelend, zonder je zeer te doen.
Genadig, maar niet dwingend.

Mooi woord is dat. Sjechiena. Als omschrijving voor de Verborgen Aanwezige. Daar wordt je stil van. Daar ga je over nadenken. Over mijmeren. Over dromen. Naar verlangen. Daar ga je van zingen.

Soms is het slikken. Vaak moet je wachten, heel lang. Regelmatig is het donker, kronkelt de weg naar onduidelijke richtingen. Maar af en toe vang je een glimp op, krijg je een doorkijkje. Als je heel stil bent, vol verwachting, leeg van gedachten, je ziel één in gebed met de Allerhoogste, dan kan het zomaar gebeuren. Dat je het zeker weet, dat je vervuld bent van liefde, dat je de horizon ziet, dat de zon zomaar doorbreekt, dat het lente wordt in je leven, dat je hart opspringt, dat je voeten gaan dansen, dat je gaat verlangen naar het eind. Niet het eind van doodgaan, de winter in na de herfst, maar het eind van het nieuwe begin. Zodat je van aangezicht tot aangezicht zult zien. En alles geopenbaard zal worden. Dat we alles in allen zullen zijn. Dat we één zullen zijn, echt één, zoals het bedoeld was, zoals het beloofd is.
‘Zo waar de Schepper van de hemel en alles wat daarin is, en van de aarde met alles wat daarop is, en de zee met alles wat daarin is, tot in eeuwigheid leeft: het is de hoogste tijd! Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals Hij zijn dienaren, de profeten, heeft beloofd.’ (Openb. 10 : 6,7)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten