Soms lijkt het wel of je even verdwaald bent in de tijd.
Vanmiddag wilde ik nog een eindje gaan fietsen vanwege het
mooie weer, toen ik dichtbij huis alweer afstapte in het plaatselijke
'hondenbos', om daar te kijken hoe het met de 'veel te vroege' paddenstoelen
was gesteld.
Verrassend genoeg was
ik nog geen twee meter binnen het hek of de libellen en vlinders vlogen me
letterlijk om de oren. Normaal loop je kilometers en zie je af en toe wat
dartelen in het licht en kost het ook nog eens grote moeite om er een te vinden
die geduldig voor je wil poseren.
Maar nu kon ik gewoon blijven staan, zitten, knielen en kon
ik maar blijven knippen. De vlinders poseerden van dichtbij, speelden
krijgertje met elkaar. Zelfs de libellen kietelden elkaar met lente-kriebels en
dansten, al parend in de lucht van rietstengel naar rietstengel. In de luwte
van de tijd, uit de wind en in het licht, schreven zij vrolijk een zwijgend
gedicht, genoten met volle teugen en tintelende vleugelslagen van hun laatste
restje leven.
Het rook heel even naar het paradijs, geluiden kwamen alleen
van ver. Alleen de vallende bladeren herinnerden aan het seizoen, ze vielen
verbaasd als zuchten op een stamelend bed van soortgenoten, nestelden zich
gedwee om te wachten op hun komende kleurenkleed van herfstdauw en stamelende
tranen.
Het was een onverwacht aantrekkelijke en aandoenlijk
ontroerende nazomer-toegift van de vrede van betrekkelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten