Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

vrijdag 8 augustus 2014

Is ons hart een vuilnisvat?

All we have is our soul (Tracy Chapman)

De wereld staat in brand.
Brandhaarden alom.
Dood en verderf, onderlinge haat en bloedige oorlogen.
Mensen sterven bij duizenden.
Niet door natuurgeweld, niet door honger.
Maar door mensen aangedaan.
Medemensen.

Gruwelijke beelden gaan de wereld over.
Executies van onschuldigen.
Zelfmoordaanslagen.
Doorsnijden van kelen.
Afgehakte hoofden.
Tienduizenden op de vlucht.
We zien het, gruwen er van, maar staan machteloos.

Is het dan toch waar?
Dat de mens een puur egoïstisch wezen is, een beest, een monster, een duivel?
Of, uitgedrukt in het jargon waarmee ik ben opgegroeid, om niet te zeggen gebombardeerd, als een uitgekauwd refrein, een eeuwig mantra: 'door en door zondig, tot niets goeds in staat'?
Het begint er op te lijken.
Al is er dan niets nieuws onder de zon, want zo gaat het al sinds mensenheugenis.
Bij vlagen vlamt het op, de geschiedenisboeken staan er vol mee.
Maar nu, met de moderne media, het is à la minute beschikbaar, in geur en kleur, vers van de pers.

En toegegeven, ook je eigen hart is soms een vuilnisvat, een welfontein van troebel water.
Een vonk, een onvertogen woord en de vlam slaat in de pan.
Wie eerlijk is, durft in de spiegel kijken en zal erkennen wat niet te verhullen is of op te poetsen.
Het is maar net hoe je leven loopt, of je al dan niet in de misdaad terecht komt, zo lijkt het.

Jazeker, er zit rottigheid in ons systeem.
Vroeg of laat moeten we het erkennen.
Deze wereld herbergt veel smerigheid.
Er heerst gebrokenheid alom.
Elk huis heeft zijn kruis.
We schieten nameloos tekort.
Wat we willen, we kunnen er zelf niet aan voldoen.
Nooit genoeg.

En toch ...

Het is niet alléén rottigheid wat er huist in ons.
De mensheid is niet simpel in te delen in de goeden en de kwaden.
En de wereld waarin wij leven herbergt ook nog overal wonderen en schoonheid, die ons ontroeren kunnen.
En die ontroering alleen al getuigt van iets anders in ons.

Gevoel, lef, leven, liefde, een drang naar meer dan oppervlakkigheid.
Ons hart, ons leven, onze ziel, zij voeren een strijd, een dagelijkse worsteling.
Wat voeden wij, wat laten wij toe, wat spreken we aan, wat is ons bijgebracht, wat heeft ons geraakt?
Hoe zijn wij geworden wie wij zijn?

Het schijnt.
En het schrijnt.
Er is licht en liefde.
En er is ook duisternis.
Om ons heen.
En diep in ons.
Leven en dood.
Een gevecht.
Een worsteling.
Vaak sluimert het.
Af en toe ontvlamt het.
Richt het schade aan.
Hoe dan ook.
En soms escaleert het.
Tot ongekende proporties.
Huiveren we van onszelf.
Kijken in de afgrond.

Zonde.
Gebrokenheid.
Liefde.
Het leven getekend.
Onvolmaakt.
Dubbel.
Schizofreen.

Maar telkens weer lijken we in de valkuil te trappen, om de wereld simplistisch in te delen in de goeden en de kwaden.
Wij en zij.
Makkelijk om te wijzen.
Oordeel altijd klaar.
Dan hoef je niet na te denken.
Slaap je rustig verder.

Ik zeg nee.
Het kwaad huist in ons.
We zijn gevallen.
Verdreven uit het paradijs.
Jazeker.

Maar niet alleen dat.
Er is ook een andere kant.
Want, hoe dan ook, we zijn ook geschapen naar het beeld van God.
In staat om lief te hebben.
Om het goede te doen.
Om te scheppen, te creëren, te ontdekken, te vernieuwen.
Of we nu geloven of niet.
We weten, bevroeden, vermoeden.
Het roept, het fluistert, het sluimert.
Het is latent.
Het wacht.

Er is een goddelijke vonk in ons.
Diep verborgen.
Een gat in ons hart.
Een verlangen.
Een lied, waarvan we ons hele leven de woorden zoeken.
Een heimwee naar het goede.

Dat wat er was, het is kapot gegaan.
De deur naar het paradijs is dicht.
Er heerst gebrokenheid alom.
De dood is gekomen.
Maar God liet ons niet los.
Hij trekt nog steeds onze aandacht.
Verborgen en zacht, liefdevol en teder.
Niet van de daken, niet onder dwang.
Hij fluistert, door het mooie heen.
Hij wuift, door de zee, langs de wolken, door de kleuren heen.

Maar op één of andere manier, werkt Hij zelfs ook nog door die gebrokenheid heen.
Is Hij bij ons als we alleen en eenzaam zijn.
Soms spreekt Hij ons geweten aan.
Niet hardop, niet opvallend.
Maar zacht en lokkend.
We zien soms Zijn gezicht in de levens van andere mensen.
Wij herkennen.

Hij laat in ons Zijn liefde groeien.
Roept gevoelens wakker, zonder drang of dwang, zonder herrie of bombarie.
Juist in de stilte spreekt Hij ons aan.
Een mooi lied raakt ons.
Een woord brengt ons van ons stuk.
Een boek roert ons tot tranen.

De vraag is of we het zien.
Of we het willen zien.
Of we oprecht en transparant durven zijn.
Voor Hem en voor elkaar.
Eerlijk tegenover onszelf.

Dat betekent dat we onze duisternis in Zijn licht zullen moeten brengen.
Dat we onze eigen wil zullen los moeten laten.
Dat we ons eigen ik, ons schizofrene ik, over moeten durven geven.
Eigenhandig overhandigen.
En in moeten pluggen op het kanaal van Zijn liefde.
Gevoed met het brood van elke dag.
Wadend in het levende water.
Leren vliegen naar het licht.

Met vallen en opstaan, dat wel.
Want de vleugels zijn beschadigd.
Zij wachten nog op later.
En ondertussen.
Leven we verder in gebrokenheid.
Als mensen onder elkaar.
Hebben we allemaal wonden.
Hebben we liefde nodig en aandacht.
Struikelen we.
Vallen we.
Ongenadig hard.
De zichtbare werkelijkheid.

Maar er is ook die onzichtbare werkelijkheid.
Die vrijheid biedt.
Die vergeving schenkt.
Die genade schenkt.
Die liefde doet bloeien.
Verlossende kramp.
"Our love is real"
Het lijkt hinkelen op twee gedachten.
Het lijkt op dromen, met je hoofd in de wolken.
Of, zoals wel wordt gezegd, met je kop in het zand.
Terwijl de wereld doordraait.
Doorgedraaid is.

Maar het is meer ploeteren, met je poten in de modder.
Struikelen en strompelen.
Vallen en weer opstaan.
En geloven, tegen beter weten in, je hart in de hemel.
Hopen met de deur dicht.
Wachten in het duister.
Schreeuwen naar de hemel.

Want die liefde, die lijkt soft, die lijkt bijna decadent te midden van alle berichten over oorlogen en slachtoffers, maar zij is realistischer dan wat ook in deze wereld, die voorbij gaat.
Zij is wat blijft.
Tot in eeuwigheid.
Ik ben ervan overtuigd.
Want Hij heeft het gezegd.
En spreekt nog steeds, door Zijn volgelingen heen.
En dat is de hoop.
Voor ons.
Voor de wereld.
Van vandaag.
Ondanks alles.
Echt alles.
Dear friends, let us love one another, for love comes from God. Everyone who loves has been born of God and knows God. Whoever does not love does not know God, because God is love. This is how God showed his love among us: He sent his one and only Son into the world that we might live through him. This is love: not that we loved God, but that he loved us and sent his Son as an atoning sacrifice for our sins. Dear friends, since God so loved us, we also ought to love one another. No one has ever seen God; but if we love one another, God lives in us and his love is made complete in us. (1 John 4 : 7-12)
Die liefde komt uit Hem.
Daarom.
Stekker in het stopcontact.
Surrender.
Stay tuned in.
Hang on in the night.
Jaag maar naar het licht.
Breek het duister open.
Alle hoeken en gaten in je hart.
Je gebrokenheid openbaar.
Liefde zal vloeien.
Genade zal zich delen.
Binnenskamers.
Vlieg maar in volle vrijheid.
De Geest zal in je zijn.

En alle vragen?
Alle worstelingen?
Alle berichten?
Alle ellende?
Is dat over?
Hebben we dan ineens overal een antwoord op?

Nee, zeker niet.
Het blijft worstelen.
Het blijft zwemmen, tegen de stroom op.
Tegen de verdrukking in.

Laten we maar bidden.
Laten we meer bidden.
Veel meer.
Veel meer samen.
Veel vaker.
Want het spant erom.
Het wordt alleen maar erger.

Niet als dooddoener.
Apathisch.
Radeloos.
Maar omdat er maar één oplossing is.
Liefde.
Die houdt stand.
Eeuwig.

Omdat Hij weet.
Omdat Hij geeft.
Omdat Hij deelt.
Omdat Hij is.
Ik ben.
Yahweh.

Hij heeft pas een hart.
Ongedeeld.
Overvloedig.
Boordevol liefde.
Sterker nog.
Hij is liefde.
En Hij maakt eens alle dingen nieuw.
Ooit.
Echt waar.
Geloof het maar gerust.
God is love (1 John 4 : 8)
Your love is better than life (Psalm 63:3) 

1 opmerking:

  1. In één adem het helemaal gelezen Anton. Vooral die woorden 'Maar God liet ons niet los' galmen na. Het grootste wonder van alles! Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen