Het loopt naar de climax.
Veertig dagen een aanloop genomen.
De laatste dagen voor het 'moment suprême' houden wij de adem in.
We kennen de woorden.
We hebben de feiten al tientallen keren gehoord, gelezen, ondergaan.
Van een afstand vernomen, bekeken, ervaren.
We weten wat er gaat komen.
We mogen weer even stil staan bij wat er is gebeurd.
Lang geleden.
Geschiedenis van de mensheid.
God, die geschiedenis werd.
Maar.
Weten we wel?
Begrijpen we ook?
Ervaren we het aan den lijve?
Kunnen we meelopen?
Voelen we aan, waar het om draait?
Doortrekt het ons leven?
Warmt het ons hart?
Houden wij de adem in?
Overvalt ons het requiem van de tijd?
Ten diepste is het een onbegrepen weg.
De Via Dolorosa, de lijdensweg, de laatste gang.
Van Jezus, de Zoon van God.
Van een Mens.
Beeld van God.
Ja, van God Zelf.
Alle menselijke logica is weggevallen, de rechtsgang wordt belemmerd, de liefde niet betracht.
De mensheid getekend in haar neiging tot mislukken en het verkwanselen van haar mooiste idealen.
De vloek van het paradijs toont zich in volle anti-glorie, ontdaan van alle waan en schone schijn.
De norm van de wet bleek krom en te verdraaien.
Het volk van God heeft Hem niet herkend, maar uitgekotst en weggezet.
Godsdienst bleek religie, een menselijk houvast, dat geen stand bleek te kunnen houden.
Te hoog gegrepen.
Te onbegrepen voor logica, verstand, gevoel en opbouwend vermogen.
Verstrikt in ons begrip.
Het Leven heeft de dood gevonden, in volle bewustzijn gekozen, tot het uiterste gedwee gegaan.
De Opstanding gaf Zich gewonnen en riep het uit, totaal verlaten en gans alleen.
Eenzaam, afgestript van alle glans, ontdaan van degelijkheid.
De Heilige ontheiligd.
Het Licht van de wereld ging de inktzwarte nacht in.
Hij ging niet de makkelijkste weg, die van de minste weerstand.
Hij werd niet boos, maar verdrietig.
Hij doorzag, maar zweeg.
Hij zag het aan, maar onderging gewillig.
Hij had het allemaal, maar cijferde het weg.
Hij kon ze allemaal aan, maar droeg het zwijgend, helemaal in stilte.
Vrijwillig.
Het onontdekte wonder.
Het ongeziene ideaal.
Het toppunt van tegendraadsheid.
Hij had ervan verteld, subtiel, herhaald, voorspeld, gewezen, uitgelegd.
Ze hebben het niet begrepen.
Ze konden er niet bij.
Het is ook niet te vatten.
Wij zullen er immers ook nooit bij kunnen.
Te hoog, te diep.
Te ver, te onbegrepen.
Te banaal voor woorden.
Te bizar voor een verhaal.
En toch, werkelijkheid.
Want de eeuwigheid legde een knoop in de tijd.
Boog de toekomst om naar boven, naar binnen, naar verder.
Het draaide niet om macht, om kracht, zelfs niet om wijsheid of waarheid.
Het is niet te ontdekken of te onthullen.
Het valt niet te vatten in een systeem of redenering, filosofie of theologie.
Het is de weg van de zwakte, die Hij verkoos, om te gaan tot het bittere einde.
Bedoeld, maar niet begrepen.
Diep, maar onnavolgbaar.
De weg van alles loslaten, alles geven, alles ondergaan.
Hij, die de storm kon stillen, zocht de oorlog op om de vrede te zoeken.
Onbegrepen.
Onbegrijpelijk.
Ondoorgrondelijk.
Onmogelijk.
Ontoegankelijk.
Mensonterend ook.
Wat was het wat Hem dreef?
Liefde.
Diepe, intense, zichzelf wegcijferende liefde.
Niet zoetsappig.
Niet goedkoop.
Niet lichamelijk.
Maar basaal, als fundament van leven.
Als pijler van bestaan.
Als oorsprong van de wereld.
Als doel, waarvoor wij zijn gemaakt.
Hij maakte ons, om lief te hebben.
Als Zijn beeld, Zijn schaduw, Zijn resonantie.
Relationeel.
Maar wij wilden niet.
Wij dwaalden af.
Wij wilden weg.
Onze eigen, vrijwillige, moedwillige, doodlopende weg.
Daarom.
Alleen daarom.
Om die liefde.
Kwam Hij.
Ging Hij.
Gaf Hij.
Deed Hij.
Hij gaf, wat wij niet konden ontvangen, laat staan geven.
Hij bracht een nieuwe weg.
Hij baande verse paden.
Hij bouwde een eeuwige brug.
Hij zong het lied van de toekomst ons voor.
Hij gaf adem.
Hij blies lucht.
Hij hechtte woorden.
Hij plaveide een vergezicht.
Hij strooide zaad.
Van een nieuw koninkrijk.
Bestand tegen de winter.
Bedekt onder lichamelijkheid.
Subtiel verstopt.
Als vonk in ons leven gelegd.
Als kiem voor de toekomst.
Bedoeld om te broeden.
Om als bloesem te ontplooien en tot volle openbaring te komen.
Om lente te doen ontkiemen in rijke veelkleurigheid en weelderige verscheidenheid.
Teer en kwetsbaar, breekbaar en fragiel.
Tijdelijk en beperkt.
Relatief.
Zeker.
Maar ook kostbaar.
Vol van beloften.
Onbeperkt houdbaar.
Oneindig potentieel.
Zeker.
Want verzekerd.
In Hem.
Verborgen.
Geborgen.
Wie is er, die het heeft begrepen?
Wie is er, die het kan verstaan?
Wie is er, die er ooit bij zal kunnen?
We kunnen Hem niet naderen.
We kunnen Zijn doel niet benaderen.
We kunnen slechts stamelen.
We kunnen alleen maar zwijgen.
Bedremmeld en overdonderd stil zijn, het wonder aanschouwen.
Van verre.
Van gepaste afstand.
Met eerbied.
In dankbaarheid.
Ons hoofd buigen.
Knielen in het stof.
Ons hart verheffen.
Bidden tot Hem.
Jezus.
Hij kwam.
Hij wilde.
Hij deed.
Hij gaf.
Hij deelde.
Hij stierf.
Maar.
Hij overwon de dood.
Hij leeft.
Nog steeds.
Hij trekt.
Hij wil.
Hij heeft lief.
Hij deelt uit.
Hij benadert ons.
Hij roept.
Hij fluistert.
Hij luistert.
Hij geeft.
Geloof je het ook?
Ook al begrijp je het niet?
Hij is het waard.
En ook.
Jij bent het waard.
Zeker.
Dat is pas waarheid.
Zelfs in zijn onbevattelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten