Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).
zondag 23 juli 2017
Het gordijn van de tijd
In de stilte van de nacht wordt zijn naam geroepen.
Die echot nog lang na.
IJlt verder en voort in gedragen decrescendo.
Verdwijnt tenslotte.
In het duister.
In het niets.
Het leven gaat door.
De tijd raast verder.
En de drukte wordt al nuttelozer.
Het duistert in het dal.
De wolken dreigen.
Het lichaam hapert.
De geest is moe.
De ziel lijkt verdwaald.
Het leven is als gruis in een niet aangeharkte tuin.
Hij ademt diep.
Verse lucht.
Hij zucht.
Het tintelt zacht van binnen.
Door elke vezel, door elke ader, door heel zijn lichaam.
Het leeft.
Hij leeft.
Hij zit.
Hij zoekt.
Hij raadt.
Hij graaft.
Hij jaagt.
Hij reikt.
Hij grijpt.
Waar is de tijd?
De essentie?
De kern?
Het doel?
Waar is hijzelf?
Wie is hij, als alles wegvalt?
Ja, hij leeft.
Maar.
Er is meer.
Dat boven leven uitgaat.
Maar hoe?
Maar wat?
Maar waar?
Maar waarom?
Het voelt als los zand.
Het ritselt als afgevallen bladeren.
Het mijmert als een nutteloos gedicht.
Het sluimert als een lege droom.
Het lekt, het sijpelt, het fladdert weg.
Luchtig, leeg, ongebonden.
Zacht.
Er zijn geen woorden aan te geven.
Het valt niet hard te maken.
Het is geen logica.
Geen systeem.
Geen wet.
Geen weg.
Maar.
Is het leven dan ijdelheid?
Is zoeken zinloos?
Is al het jagen vruchteloos?
Is er meer?
Is er anders?
Is er mooi?
Is er dieper?
Is er echt?
Achter het gordijn van de tijd?
Achter de silhouetten van het licht?
Achter de tastbaarheid van het leven?
Achter de rulle aarde van het graf?
Achter de grenzen van de ruimte?
Achter de schoonheid van vergankelijkheid?
Achter het wonder van een lichaam?
Achter de bevroren foto's van de dag van vandaag?
Ja.
Hij weet het.
Hij voelt het.
Hij hoort het.
Suizend in de stilte.
Hij gelooft het.
Hij ziet het.
Tussen de regels door.
Hints.
Glimpjes.
Wuivingen.
Wenkingen.
Aanwijzingen.
Fluisteringen.
Vermoedens.
Toespelingen.
Dubbele bodems.
Vergezichten.
En tegelijk is er de afstand.
Het tekort.
De kloof.
Het geheim.
Het tegenover.
Het anders.
Een gesloten deur.
De paradox.
Maar.
Hoe meer het hapert.
Hoe meer hij struikelt.
Hoe meer hij vergeet.
Hoe meer hij dwaalt langs onbekende wegen.
Des te verder wil hij reiken.
Des te dieper wil hij zoeken.
Achter de tijd.
Voorbij de horizon.
Onder het leven van alledag.
Boven het denken uit.
Verder dan alles wat adem heeft.
Hoger dan de liefde zelf.
Is er diepte in het dal?
Is er uitzicht op de berg?
Is er kleur aan de hemel?
Is er leven?
Is er hoop?
Zijn hart klopt ongedurig.
Van drang en van verlangen.
Hij wil nog zo veel dromen.
Hij graaft koortsachtig naar de kern.
Hij zoekt naar woorden.
Zijn ogen willen nog van alles zien.
Hij is op jacht naar waarde.
Naar visioenen.
Vergezichten.
Leven.
Licht.
Achter de jas van materie en vorm.
Onder het kleed van lichamelijkheid.
Voorbij het filter van zichtbaarheid.
Verborgen onder het stof van vergankelijkheid.
Ontdaan van alle waan.
Drukdoenerij.
En tastbaarheid.
Tijdelijkheid.
Materie.
Vorm.
Er is een drang.
Er is een drive.
Er is een hang naar waarheid, niet te weten.
Inhoud, niet te bevatten.
Ruimte, niet te beperken.
Tijd, niet op te raken.
Liefde, eindeloos.
Leven.
Daarom.
Zoekt hij het strijdgebied.
Tussen licht en duister.
De randen van de nacht.
Als de kleuren spatten in een duizendvoudig feest.
Het gevecht van dag en nacht.
Het contrast.
Daarom.
Droomt hij hardnekkig van een land achter de horizon.
Voorbij de deining van de zee.
Verder dan de vaste grond.
Daarom.
Dwaalt hij in de stilte.
Schrijft hij het verlangen van zich af.
Bidt hij zonder woorden.
Wacht op de fluisteringen.
Herinneringen.
Ritselingen.
Flarden van wat komen gaat.
Beelden van wat al is.
Ongezien, maar werkelijk.
Verborgen, maar bewaard.
In de kelder van het wachten.
Tot de openbaring.
Tot het moment.
Voorbij de tijd.
De waarheid.
De tot dan verborgen werkelijkheid.
Hij zoekt.
Hij wacht.
Hij leeft.
Hij geeft zich gewonnen.
Tegen al het weten in.
Aan de vrijheid.
Aan het onbekende.
Aan dat wat vast en zeker is.
Ongezien.
Maar waar.
Eeuwig.
Maar nog altijd, even onbereikbaar.
Zijn twijfels zijn geen ongeloof.
Maar twijfels aan de tijdelijkheid.
Meer juist een weifelend weten voorbij het kennen.
Vertrouwen voorbij het ongewisse.
Vasthouden aan wat is beloofd.
Geloven in wat al is, maar nog niet zichtbaar.
Voorbij de menselijke geest.
Over alle grenzen heen.
Meedrijven wil hij, op het levende water van de bron.
Zich gedragen weten.
Vol vertrouwen in de oorsprong.
Zelfs op weg naar die bron.
Al struikelend.
Al stamelend.
Naar later, naar open, naar echt, naar overal.
Alle coulissen open.
Alle gordijnen weg.
Alle sluiers opgelicht.
Alles in het licht gebracht.
Alles samen.
Alles één.
Rust.
Hij glimlacht.
Hij kijkt.
Hij zwijgt.
Zo.
Zoals het licht.
Zoals een wolk die voorbij drijft.
Staat hij weer op.
Gaat heen.
Gaat voort.
Gaat verder.
Dag na dag.
Stap na stap.
Langs het ritselend gordijn van de tijd.
Gedragen.
Door een open woord.
Gelouterd.
Door het duister.
Geraakt.
Door verwondering.
Luisterend.
Naar de stilte.
Verlangend.
Naar volheid.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten