Na een fietstochtje van ruim vijftig kilometer, aan het einde van de zaterdagmiddag nog even afgestapt in het Alblasserbos en wat foto's geschoten van o.a. libellen en vlinders. Tijdens het fotograferen van de vlinders ontdekte ik iets opvallends in het gras. Twee vlinders, koolwitjes, waren blijkbaar ineengeschoven aan het paren, maar toen ik net iets te dichtbij kwam met de camera, maakten ze zich langzaam los.
Het grootste exemplaar vloog daarbij bijna direct weg, maar de kleinere versie leek niet te kunnen vliegen en beklom al spartelend en fladderend een paar grassprieten. Hij was of nog maar net ontpopt, of er was iets met zijn/haar vleugels aan de hand.
Later, bij de bestudering van de foto's, bleek inderdaad dat de rechtervleugel er nogal verfomfaaid uitzag. Half opgekruld, als het ware. Toen mijn aandacht even later werd getrokken door een libelle, kon ik de vlinder echter niet meer vinden. Of te goed verstopt, of toch wellicht uitgevlogen? Een onbeantwoorde vraag.
In ieder geval bood het mij wel even de gelegenheid om van zeer dichtbij foto's te kunnen maken van de klauterpartij. Tot op enkele centimeters zelfs. En zo dichtbij kun je normaal gesproken meestal niet komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten