Waar is het licht gebleven?
De dag is een namaaknacht geworden.
Waarom zijn de kleuren verdwenen?
Het sombert grijsheid in wolken van voorbij.
Heeft de wind wellicht een stokje gestoken?
Of is de zomer gestruikeld?
Het miezert melancholie.
Onze voeten worstelen in de modder van gebrokenheid.
De blozende bomen bedekken met hun uitgevlogen gedichten de wegen van regen.
Het knerpt in het bos en de schimmels slaan genadeloos toe.
Kaalheid is de nieuwe ouderdom.
Het is tijd.
Om in je schulp te kruipen.
Knus en warm.
In een ei.
Van ik.
Alleen.
In de winter van het leven.
In de waan van elke dag.
Of?
Is het juist tijd?
Om op te staan?
Verder te gaan?
Ogen te zien?
Tranen te tellen?
Lichtjes te zoeken?
Sprankjes te vergaren?
Schouders te bieden?
Hoop te zaaien?
Samen te bidden om de zomer van ver achter de horizon?
Kom.
Laten we gaan.
Levertraan.
Regenpak aan.
Paraplu op.
Winterjas bij de hand.
Zingen in de nacht.
Wachten op de morgen.
Rakel het vuur op.
Van de hoop.
Loop je eigen leven.
Maar open je ogen.
Kijk om je heen.
Voel je ziel.
Herken.
Stel je open.
Warm je handen aan het hart van de ander.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten