Eén dezer dagen kreeg ik mijn fototoestel weer terug, na een reparatie onder garantie.
Gelukkig maar, want ik heb hem erg gemist deze weken.
Hij ging altijd mee, was altijd bij de hand, in de jas- of broekzak, schietklaar voor snapshots.
En ja, natuurlijk, ik heb nog andere fototoestellen, maar die zijn groter, onhandiger, onpraktischer, trager.
Ik heb dus heel anders gekeken de laatste weken naar de werkelijkheid om me heen.
Moest de mooie momenten laten schieten.
De wezel die vlak voor me de weg overstak.
De zwarte stern die honderd meter naast me bleef vliegen, bijna aanraakbaar.
De bruine kiekendief die al loerend van heel dichtbij mijn pad kruiste.
Want, een ander toestel, dat had ik wel bij me, maar zat in mijn tas.
Afstappen zou het moment niet kunnen achterhalen.
Ik zag dus wat ik miste, al kijkend, zo maar aan me voorbijgaan.
De werkelijkheid om me heen was er dus wel, maar ik zag het anders dan anders.
Op afstand.
Minder betrokken.
Afwachtend.
Secundair.
Nou ben ik van nature een introverte persoon.
Ik ken dat principe dus.
De wereld observeren, er over nadenken, maar niet meteen reageren, zeker niet snel je mening ventileren.
Want er zitten meerdere kanten aan een zaak en je ziet niet altijd alles wat er is.
Ik ga dus niet mee met alle hypes en neem het meeste nieuws met een korreltje zout.
Er is niet zo veel nieuws onder de zon en de soep wordt nooit zo heet gegeten als hij wordt opgediend.
Ik heb geleerd om te relativeren.
Alles is relatief, betrekkelijk.
Alles heeft ook een achterkant, of een fundament, of een ijsberg onder water.
Of een bedekt motief, een achterliggende gedachte, een diepere laag, een tegenover.
Maar niet alles is objectief.
Je kunt niet overal afstand van houden.
Veilig en wel ...
Relatief heeft ook te maken met relaties.
Verbindingen.
En de meeste van deze is de liefde ...
Uiterst subjectief en niet los verkrijgbaar.
Als het goed is, wordt je al geboren in een warm nest van betrokkenheid.
Dat is een gegeven en je kunt het niet beredeneren, dan zeker nog niet.
Je mag het ondergaan.
Accepteren.
Pas veel later ga je terug geven.
Antwoorden.
Reageren.
Er groeit iets moois.
Een band, een relatie, een betrokkenheid.
Je deelt elkaars leven en leert van elkaar, ook door de dingen die wel eens mis kunnen gaan.
Vreemd genoeg accepteren we het allemaal als min of meer vanzelfsprekend.
Het hoort zo.
Het is altijd zo geweest.
We weten niet beter.
Totdat het echt mis gaat.
Het leven opeens anders gaat lopen.
De relatie stuk dreigt te gaan.
Er spanningen komen.
Ja, in het ergste geval, tot de dood een gat slaat ...
Een onherstelbare breuk.
Voorbij.
Gedaan.
Over.
Een fontein van verschillende emoties opent zich.
Herinneringen borrelen op, van jaren her.
Je wandelt als het ware het levenspad terug uit, deelt met elkaar hoogte- en dieptepunten uit iemands leven.
Het raakt je hard, want de liefde zit dieper dan je ooit gedacht had.
Misschien niet veel, of niet vaak genoeg, uitgesproken naar elkaar, maar onmiskenbaar.
En de liefde, dat is toch de zin van het leven ...
Zo'n afscheid is nooit secundair, het scheurt je los van elkaar, je raakt ontworteld.
Het leven wordt nooit meer hetzelfde.
En toch moet je het een plaatsje geven, probeer je troost te vinden bij elkaar, zoek je er, wat onbeholpen, woorden bij.
Maar herinneringen zijn niet primair, ze zijn slechts afgeleid, momentopnamen.
Het voorwerp van de liefde ontbreekt.
En zo is het ook een beetje, maar in veel mindere mate, met het maken van foto's.
Je laat momenten van de werkelijkheid zien, zoals jij ze nu ziet, in het hier en nu, maar later, als je terug kijkt, dan is het moment al lang voorbij.
Het is secundair, een klein afscheid, een losse herinnering van het leven van toen.
Mooie herinneringen, mooie plaatjes, een terugblik van meer of minder waarde, maar het leeft niet meer als toen.
Maar dieper dan dat, zo kun je je afvragen, is het misschien ook wel met het leven zelf.
Onze aarde, onze bezigheden, onze drukdoenerij, onze zorgen, we hebben het er allemaal maar druk mee.
We worden geleefd, van dag tot dag.
We putten ons uit.
We razen maar door.
We laten ons leven.
En het gaat zomaar voorbij.
Zachtjes aan, maar gestaag.
En wordt alles anders, je haar kleurt als de seizoenen, je kinderen worden groot, je krijgt lichamelijke gebreken.
Voor je het weet moet je zelf afscheid nemen, los laten, laten gaan.
Maar is dat alles?
Leven wij niet te secundair?
Is er geen diepere laag dan dit?
Is er geen ander universum?
Is alle materie niet te oppervlakkig?
Denken we niet te banaal?
Doen we niet te veel?
Vergeten we niet te zijn?
Nemen we wellicht al afscheid van het leven, zoals het bedoeld is, door te gemakkelijk met de stroom van alledag mee te dobberen?
De beperking van tijd en ruimte, waar we ons in bevinden, is misschien wel een afschaduwing van een andere werkelijkheid.
Is er geen verlangen naar meer, dat in de mens broeit, altijd weer?
Niet een meer van materie, maar een meer van liefde ...
Want waar een stroom is, moet toch ook een bron zijn?
Waar het lichaam door de geest wordt gestuurd, moet onze geest toch ook een oorsprong hebben?
Als je een boek leest, is er toch altijd een schrijver geweest?
Wat zit er achter onze oppervlakkige tastbaarheid?
Welke dubbele bodem bevindt zich buiten ons visuele bereik?
Hoger nog dan de liefde?
Dieper nog dan betekenis?
Weidser nog dan de tijd?
Ja, ik ben van nature secundair, afwachtend, objectief.
Maar ik ben ook een graver, een denker, een zoeker.
Ik wil het naadje van de kous weten.
Ik heb gekeken, gelezen, geluisterd, de stilte geproefd, het leven geleefd.
Ja, ik ben al grijs en kaal, en inmiddels ouder geworden.
Elk jaar krijg ik een pensioenbrief en die leeftijd komt dichterbij.
En mijn lichaam wil niet meer wat ik wil.
Mijn kinderen groeien groter.
Het afscheid nemen is begonnen.
Los laten van alle overbodigheid.
Schouders ophalen over veel drukdoenerij.
Maar er is een waarheid die mij met verbazing heeft vervuld.
Een werkelijkheid die zich openbaart, als je er goed naar zoekt.
Het bevindt zich zo dichtbij ons, dat we er zomaar aan voorbij kunnen leven.
Ik zie de schoonheid van het leven en als het kan maak ik er foto's van.
Tastbare herinneringen van wonderen uit het alledaagse om ons heen.
Het kleurt ons leven, het ruikt naar de hemel, het ruist en fluistert overal.
Het is breekbaar en iel, het gaat zo maar voorbij.
Maar het is een boodschap zonder woorden.
Het is rijk gevulde stilte.
Het is een lied dat blijft hangen.
Ja, ik zie ook de gebrokenheid van het leven.
De scherven om me heen.
De dwarse pijn, door alles heen.
Ik praat er niet omheen.
Ik weet er alles van.
Ik draag de littekens.
Maar, er is iets dat daar bovenuit gaat.
Tegen beter weten in.
Boven de pijn uit.
Als je maar kunt geloven.
Als je maar los durft laten.
Als je maar afscheid kunt nemen van al het tastbare.
Het secundaire alles.
Als je maar leert om met andere ogen te kijken.
De ogen van je hart.
De taal van de liefde zal resoneren en zich hechten aan je leven.
Je zult herkennen en huiveren, omdat je het niet eerder zag.
En het zo dichtbij was.
Bijna voor het grijpen.
Zaadjes, zaadjes van de eeuwigheid.
Zaadjes met kiemkracht.
Boordevol wonderen.
Een andere werkelijkheid.
Een ander leven.
Een dieper verstaan.
Een waarheid die je bij de keel grijpt.
Maar die je ook dragen wil, dwars door het leven heen.
Dwars door de dood.
Dan wordt het afscheid een doorgang.
Een nieuw begin.
Een altijd zijn.
Een primair leven.
Weet je ervan?
Durf je het aan?
Geloof je het ook?
Zie je de tekenen?
Herken je de beelden?
Raakt het je hart?
*** Dit blogbericht is geschreven als bijdrage aan de #BlogHop van @Christelijke Webloggers***
Mooi lest best...
BeantwoordenVerwijderen