Sow for yourself righteousness, reap the fruit of steadfast love; break up your fallow ground, for it is the time to seek the Lord, that He may come and rain salvation upon you (Hosea 10:12).

vrijdag 20 april 2018

Woorden die waren

Er.
Waren.
Eens.
Wat letters.
Losse tekens.
Streepjes.
Rondjes.
Klanken.
Kort.
Onaf.

Er.
Werden.
Ooit.
Eens.
Wat woorden.
Gevormd.
Uit letters.

Klanken.
Kregen betekenis.

Zomaar.
Losse, vrije woorden.
Zachte, eenzame woorden
Zinnige, diepgaande woorden.

Nonchalant.
Dwalend.
Zoekend.
Naar zin.
Naar diepere betekenis.
Naar warmte.
Naar verband.

Taal.
Is een wonder.
Dat iedereen kent.
Een noodzaak.
Die langzaam.
Groeit.
En toch altijd.
Ook weer.
Went.


Er.
Was.
Eens.
Een denker.
Een dromer.
Vaak alleen.

Stil.
Verlegen.
In zichzelf gekeerd.

Hij
Leerde.
Lezen.
Langzaam.
Letter voor letter.
Leerde spellen.
Woord voor woord.

Hij werd.
Een lezer.
Ontdekte woorden.
Samenhang.
Verbanden.
Zin.

Hij leerde spelen.
Voelde het resoneren.
Diep van binnen.
Deelde mee in verhalen.
Leefde mee.
Zag wat hij las.
Gebeuren.
Leefde mee.
Meegenomen.
Van een afstand.
Veilig.

Allengs.
Werd hij.
Een woordenverslinder.
Een dorstige luisteraar.
Een herkauwer.
Een klankbord.
Een graver.

Hij werd een zoeker.
Naar meer.
Naar diepgang.
Naar hoogte.
Naar verte.
Naar betekenis.
Naar bredere verbanden.

Hij werd een horizonjager.
Een woordenwikker en -weger.
Een betekenisvorser.
Een worstelaar.
Een graver naar dubbele bodems.
Een jager naar vergezichten en onvoorstelbare oorden.

Hij leerde heel langzaam.
Te luisteren naar zijn ziel.
In de ruimte van zijn hart.
In de leegheid van de tijd.
In de stilte van het vacuum tussen hemel en aarde.

Hij leerde.
Langzaam.
Verder kijken.
Zijn horizon verbreden.
Zijn inzicht verdiepen.
Zijn kennis vermeerderen.
Hij leerde relativeren.

Hij sprokkelde en jutte.
Langs de oevers van het leven.
Zocht de verten op.
Verlegde zijn horizon.
Verdiepte zijn aandacht.
Verloor zich in vergezichten.
Verbreedde zijn kijk.

Hij droomde eens wat.
Hij bedacht eens wat.
Hij krabbelde eens wat.
Hier en daar.
Af en toe.
Knoeide, schrapte.
Zocht naar synoniemen.

Hij luisterde naar de wind.
Zocht de stilte.
De ruimte van het landschap.
Ving hier en daar een woord.
Een gedachte.
Van binnen, van buiten, van elders.
Hij ontdekte inspiratie.
Ondervond het wonder.
Niet het wonder van toeval.
Maar van toevallen.

Al was het vluchtig.
Het ging om opmerkzaamheid.
Uitluisteren.
Alert zijn.
Altijd open.
En op tijd vangen.
Inademen.
Bewaren.
Koesteren.

En zo.
Woord.
Voor woord.
Zin na zin.
Lijntje na lijntje.
Ademde hij de inspiratie.
Door de poort van zijn ziel.
Om tot betekenis.
Gaf hij zijn gedachtenwereld vorm in tastbaarheid.
Maakte zichzelf leesbaar in kwetsbaarheid.
Bloeide open tot aanraakbaarheid.
Voor wie er van weten wilde.
Voor wie er in delen wilde.

Hij vormde bouwsels van woorden om zijn ideeën.
Hij verwerkte inspiratie in zinnige verhalen.
Hij zocht voorzichtig naar samenhang.
Hij onderzocht en groef dieper dan hij zelf kon bedenken.
Hij stookte kleine vuurtjes op van warme gevoelens.
Hij zuiverde zijn ziel van donkerheden.
Bracht zijn hunkeringen in het licht van aandacht.

Hij was een denker.
Geworden.
Gegroeid.
Geopend.
Ontdekt.
Ontworsteld.

Hij was een woordenverzamelaar.
Hij werd een schrijver.
Ook, een beetje.
Een diepdromer.
Een ver-kijker.
Een verderzoeker.
Een gedichtengatendichter.
Een zinnenverzinner.
Een verhalenraper.

Een wachter op inspiratie.
Een woordensprokkelaar.
Een denkende dromer.
Een zinnige ziener.
Een verlegen profeet.
Een wikkende weger.
Een voorzichtige bouwer.

Met verwoorden gaf hij zijn verbeeldingen vorm.
Zijn ideeën tastbaarheid.
Zijn graverijen lucht.

Maar.
Al dwalende en rapende.
Jaagde een onbenoembare onrust hem voort.
Want alle vergezichten bepaalden hem ook bij grenzen.
Zijn eigen, breekbare, tastbare grenzen.

Want de tijd tikte voort.
En er naderde nachtelijk duister.
Hij voelde het aan, maar kon het niet plaatsen.

Het dreef hem voort.
Jaagde hem verder.
Vuurde hem aan.
Ontlokte hem steeds opnieuw woorden.
Nieuwe ideeën.
Meer inspiratie.

Maar.
Matte hem ook af.
Zette hem stil.
Deed hem zwijgen.
Eerst af en toe.
Maar steeds meer en meer.

Wat opwelde.
Was pure gedrevenheid.
Nog steeds authentiek.
Bewogen of vol vuur.
Maar de tussenpozen werden steeds een beetje langer.

Tot het lichaam haperde.
En de woorden minderden.
En de verhalen zwegen.
En de gedichten open bleven.
En muren om de vergezichten werden opgetrokken.
Steeds een beetje hoger.

Tot de zegen zweeg.
En de regen opdroogde.
En de rimpelingen in het water verstilden.
En het licht verschraalde.

Ja, hij raapte nog wel woorden.
Koesterde dromen.
Geloofde in het leven.
En het licht boeide hem bovenmate.
Hij geloofde in de visioenen die hem eerder inspireerden.
Nog steeds.
Vol geestdrift en gedrevenheid.

Maar elk nieuw idee bleef bij dartelen.
Kreeg geen vorm.
De gedichten dwarrelden.
In zijn hoofd.
Maar niet op papier.

Het knetterde in zijn hoofd.
Het bruiste in zijn hart.
Het zoemde door zijn ziel.
De fontein welde nog steeds op.
Vanuit zijn tenen, via zijn hart, naar zijn hoofd.
Maar daar bleven de woorden warrig wentelen.
Regen zich niet aaneen.
Kregen geen lopende lijn.
Vonden geen doel.
Ontvingen geen vorm.

Het bleef bij vaag.
Onafgemaakt.
Halfslachtig.
Het haperde.
Vertraagde.
Verstilde.
Zweeg.

Weg.
Bleven.
Vergezichten.
Doorkijkjes.
Dubbele bodems.
Betekenissen.
Bekentenissen.
Vage vermoedens.
Verbeelde dromen.
Tussen-de-regels-door-lees-lesjes.

Wat bleef.
Was de heilige onrust.
Maar het kwam niet verder.
Dan losse draadjes.
Woordenwirwar.
Trage gedachten.
Vage ideeën.

Zijn bezielde ziel.
Zijn bevlogen geest.
Was verdwaald.
Diep begraven.
Verborgen.
Ontdaan.
Hardnekkig wachtend.
Op oprispingen.
Losse flodders.

Woorden.
Die waren.
Maar niet meer.
Werden.

Leeg.
Naakt.
Opgeslokt.
Door de stilte.

Maar.
In die stilte.
Van zijn hart.
Van de verre hemel.
In het woordeloze licht.
Van het leven.
Van elke dag.

Zocht hij.
Hardnekkig zin.
Zocht hij beelden.
Zocht hij tastbaarheid.
Zocht hij vorm.
Zocht hij tekens.
Van het grenzeloze.
Van het oneindige.
Want in de tastbare werkelijkheid.
Van het natuurlijke.
Aanwezige.
Ademende.
Het wonder.
Het leven.

Zocht hij.
Lagen.
Betekenis.
Doel.
Verwijzing.
Verbeelding.
Van een andere werkelijkheid.
Bleef hij zoeken.
Naar het niet te verwoorden.
Niet te beschrijven.
Niet te kennen.
Maar wel te vermoeden.
Het te geloven.
Het deel van het leven.
Waar je zo makkelijk aan voorbij kon gaan.
Omdat je het niet zien kon.

De gedachte.
Het idee.
Het gevoel.
Het geloof.
Het wezenlijke.
Het onaanraakbare.
Het eeuwige.
Het leven.

Achter de schermen van het tastbare.
Voorbij de grenzen van de tijd.

Ja.
Als een schilder.
Zocht hij beelden.
Om het leven.
Te verbeelden.
Voorbij het wonder.
Van de werkelijkheid.
Want ook licht wees heen.
Ook leven had een doel.
Ook kleuren hadden hun oorsprong.
Ook het wonder van de tastbaarheid.
Wees heen naar het eeuwige.
Het blijvende.
Maar onzichtbare.
Waar hij ooit naar verwezen had.
In woorden die altijd weer tekort bleven schieten.

Nu dichtte hij gaatjes.
Geen woorden meer.
Nu ving hij schoonheid.
Geen verhalen meer.
Nu verbreedde hij de dagelijkse horizon.
Verbeelde betekenis.
Vatte het licht in tastbaarheid.
Schilderde rust.
Zuiverde stilte.
Maakte de hemel tastbaar.
Vatte de eeuwigheid in het kader van de tijd.
Aan de oevers van het haalbare.
En zichtbare.
En besefte tegelijk het onpeilbare.
Het onmogelijke.
Van dat streven.

Zo.
Hoopte hij maar.
Zacht en ingetogen.
Maar zeer gedreven.
Op de kracht.
Van beelden.
Die niet verwoorden konden.
Wat de ziel niet vatten kan.
Van hen die nooit goed lezen kunnen.
Maar die wel voelen.
Met hun hart.
Hun ziel.
Wat niet te vatten is.

Wie vatten kan, die vatte het.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten