Het is er al

Zeg.
Luister je?
Zoek je wel eens?
In hoeken en gaten.
In boeken en draadjes.
In weten en willen.
Rechtuit of langs vreemde wegen.

Jaag je er naar?
Maar weet je niet waar?
Weet je niet wat?
Verdwaal je wel eens?
Zie je het niet.
Niet zitten.
Niet staan.
Denk je dat het wellicht voorbij is gegaan?

Graaf je naar dieper?
Reik je naar hoger?
Zoek je naar meer?

Wees maar gerust.
Wees niet bang.
Het is niet te zien.
Het ligt niet voor de hand.
Niet voor het grijpen.
Of zomaar in het zicht.

Het fluistert geruisloos.
Onder de oppervlakte.
Niet aanraakbaar of zichtbaar.
Het is luchtig en vederlicht.
Je gaat er zomaar aan voorbij.
Onopgemerkt.


Maar.
Soms.
Voel je.
Er is iets.
Het is er.
Heel even.
Herkenning.

Zeg.
Weet je.
Geloof me.
Het is er al.

Zo maar.
Dichtbij.
Nader.
Overal.
Nabijer dan alles wat aanraakbaar is.
De andere kant.

Meer.
Verder.
Dieper.
Hoger.
Mooier.
Buiten de tijd.
Boven het leven.

Maar.
Als je het eenmaal weet.
Het eens hebt gevoeld.
Geproefd.
Geroken.
Ervaren.

Als je.
Er eenmaal.
Bewust van bent.
Geworden.
Gemaakt.

Als je bent aangeraakt.
Zachtjes en teder.
Door het onaanraakbare.
Als je voorzichtig begint te geloven.
Stapje voor stapje.

Dan.
Herken je.
Voel je.
Weet je het.
Heel voorzichtig.
Langzaam maar zeker.
En zoek je.
Naar nog eens.
Naar verder.
Naar meer.

Want.
Het is er al.

Het leven.
Is een geheim.
Onder de oppervlakte.
Van alles wat tastbaar is.
Maar tegelijk van tijdelijke aard.

Dieper dan diep.
Hoger dan hoog.
De andere kant.

Het mooie.
Het echte.
Het ware.
Het leven.
Gaat dieper.
Reikt verder.
Zoekt hoger.
Dan tijd.
Dan lichaam.
Dan aarde.

Het ritselt.
Het fluistert.
In stilte.
Het zucht.
Als de wind.
Het ademt.
Het vibreert.
Het klopt.
Het leeft.
Het is eeuwig.
Zonder einde.

Het is er al.
Verborgen.
Verscholen.
Verstopt.
Maar zeker.

Het is leven.
Het is eeuwig.
Het is geest.
Het is God.

Weet je het al?
Heb je het gezien?
Herkend?
Ervaren?

Geloof je het ook?
Leef je er uit?
Uit het leven?
Zacht, maar zeker.
Voorbij aan de tijd?
Zonder einde.
Zonder punt.

Ja.
Het is er al.
Het is zeker.
Het is eeuwig.
Het gaat voorbij alles wat we weten.
Het leeft.
Hij leeft.
Altijd.

Kom.
Laten we gaan.
Samen dwalen.
Naar de andere kant.
Het is er al.
O zo dichtbij.
Zeker weten.

Voor wie het gelooft.
Want dan zie je pas meer.
Over alle grenzen heen.
Verder dan je kunt bedenken.
Dieper dan altijd.